This thesis provides an examination of judgement autonomy of Dutch commercial real estate valuers in relation to client orientation. The valuation of commercial real estate such as offices or retail properties requires in-depth analysis due to its uniqueness by location, building type and usage details. Essentially, a register-valuer is qualified and instructed to assess a property value to one’s best cognitive effort and inform others of this outcome by means of a valuation report. In the Netherlands, concerns over independence risks and client-related judgement risks of valuers have been raised by regulative authorities as the Dutch Central Bank (DNB) and the Dutch Authority for the Financial Markets (AFM). A significant part of these concerns followed the 2008 financial crisis, which appeared to be at least partially driven by unreliable and incomparable valuations of Dutch commercial real estate (AFM, 2014; DNB, 2012; 2015). Among other things, these concerns led to the instigation of the Nederlands Register Vastgoed Taxateurs (NRVT) in 2015. NRVT is a new Dutch central register of valuation practitioners set up in order to improve self-regulation, quality control and compliance of valuation practitioners. Currently, the chamber for commercial real estate valuation holds about 2,000 commercial valuation registrations (NRVT, 2020). The introduction of NRVT, and other measures taken, reflect an instrumental view towards enhancing professionalism of Dutch valuers. This view is based on a systematic orientation to professional conduct in which good practice is primarily objectively determined (Van Ewijk, 2019). However, Wassink and Bakker (2016) point out that individuals make personal choices in order to deal with work complexity. Insight into and reflection on individual choices is part of what is referred to as normative aspects of professionalisation: what norms prevail in individual judgement and decision-making and why (Van Ewijk, 2019). In this regard, insight into judgement reasoning of valuation practitioners may contribute to normative levels of professional development of valuers. The need for such is expressed through community concerns over how individual judgement autonomy may become subdued due to instrumental-driven developments taking place in the sector. The combination of authoritative concerns over professional quality in the Netherlands and lack of (scientific) insight on how client influence affects judgement in valuation practice poses a problem: How may practitioners address client-related judgement bias risks and improve valuation accuracy from this viewpoint, if little is known on how such risks may occur in daily practice? The seemingly scarce scientific insights available in this regard in the Netherlands may also prevent educational programs to adequately address valuer independence and objectivity risks in relevant training programs. In order to address this knowledge gap, the present PhD research examines the following research problem: 169 Summary “How does client orientation affect professional judgement autonomy of commercial real estate valuers in the Netherlands?” The term ‘client orientation’ should be broadly interpreted and may refer to valuers’ perception, understanding and meaning given to alleged, actual or anticipated client-related aspects. Information on such client aspects is not required for the performance of valuation instructions. It should also be noted that this research examines the context of how client orientation may affect valuer judgement reasoning patterns during work practice, yet not its effect in terms of decision on final value opinion.
MULTIFILE
We zijn boos over wat de zorg kost, over wat de zorg presteert en over het bestuur van de zorg. De boosheid hierover gaan we te lijf met meer regels en meer toezicht — een garantie op nog meer ergernis. Om de agressie jegens cliënten, verzorgers, managers, toezichthouders en overheid te laten verdwijnen, moeten we de ouderdom weer gaan zien als een voortzetting van het leven met andere middelen. Han Noten: ‘De scheiding in ons denken tussen “zelf leven” en “verzorgd worden” moet veel minder strikt worden dan zij nu is.’
De HvA zou moeten inzetten op krimp van studentenaantallen, maar andere gebieden dan een groei moeten streven, vindt August Hans den Boef. De auteur beschrijft hoe hij in de jaren 70 de hogeschool heeft zien veranderen, de gebouwen verhuisden naar de periferie van de stad. Studenten werden klanten. Door groei in kwaliteit en aantal studenten moesten de hogescholen aan kwaliteit inboeten. De auteur beschrijft vervolgens waar de hogeschool zich wel op zou moeten richten.
In de KIA Gezondheid en Zorg 2020-2023 staat dat de zorg steeds meer in de eigen leefomgeving moet worden georganiseerd. Een aanzienlijk deel van uitvoering van deze zorg wordt door de gemeenten geregeld. Het feit dat er grote bedragen omgaan in de zorg, maakt de zorgsector en daarmee ook de gemeenten, aantrekkelijker voor fraudeurs en misdaadondernemers. Het tegengaan van misbruik van zorggelden past naadloos bij KIA Veiligheid, waarin het inzichtelijk maken van de geldstromen, het minder lonend maken van georganiseerde misdaad en het vergroten van de pakkans centraal staan. Deze aanvraag vloeit voort uit een recent onderzoek dat Saxion in opdracht van gemeente Enschede heeft uitgevoerd. Hier is onderzocht welke handvatten helpen bij het vroegtijdig ontdekken en voorkomen van misbruik van zorggelden aan de hand van dossieronderzoek en kennis van experts uit de publieke sector. Echter, er is ook veel kennis aanwezig binnen de zorgsector zelf, maar dan met name bij de bonafide aanbieders. Samen met drie bonafide zorgaanbieders, een zorgverzekeraar en de gemeente Enschede willen we een verkennend onderzoek doen naar de wijze waarop de aanwezige kennis binnen de zorgsector zelf kan bijdragen aan het ontwikkelen van een integraal model voor proactief toezicht. Dit model komt tot stand door het inzichtelijk maken van de werkprocessen. Een voordeel van de betrokkenheid van bonafide zorgaanbieders en zorgverzekeraars is dat het ook het draagvlak voor de implementatie van de uitkomsten door de verschillende betrokkenen vergroot. Een vervolgstap zou een RAAK-publiekonderzoek kunnen zijn, waarin het ontwikkelde model kan worden gevalideerd binnen verschillende gemeenten. Om ook in de toekomst de zorg te kunnen bieden die nodig is, is het zaak malafide zorgaanbieders zoveel mogelijk buiten de sector te houden. Dit is een gedeeld belang van zowel de publieke als private betrokkenen die alleen wordt behartigd als beide kanten samen optrekken tegen misbruik van zorggelden.
Nieuwe digitale technieken, zoals big data en kunstmatige intelligentie, veroorzaken disruptie in diverse sectoren van de economie, bijvoorbeeld in de financiële sector. Omdat nieuwe toetreders zoals FinTechbedrijven een fundamenteel ander verdienmodel en bedrijfsvoering hanteren, vormt de disruptie ook een uitdaging voor hun toezichthouders en klanten. Enerzijds verwelkomen de toezichthouders en klanten de innovatie als de toetreders marktaandeel winnen van met name banken, anderzijds neemt het risico op marktincidenten in dat geval toe. Doorgaans krijgen de toetreders ruimte om te groeien. Toezichthouders lijken in een vroeg stadium van disruptie te vertrouwen op een vorm van zelfregulering, waarbij de toetreders zelf de hoofdrol krijgen in het voorkomen van marktincidenten door samen met hun toezichthouder en klanten standaarden te ontwikkelen die minimum kwaliteitseisen stellen aan een robuuste bedrijfsvoering (een belangrijk aandachtspunt van een centrale banken zoals de DNB) en toezien op een transparante en eerlijke klantbehandeling (belangrijk uitgangspunt voor toezichthouders als de AFM). In veel landen, waaronder ook in Nederland bevinden de FinTech-ondernemingen zich in het stadium van beginnende zelfregulering. De uitgangspunten van de toezichthouders zijn bekend; welke concrete veranderingen in de bedrijfsvoering van de FinTech bedrijven moeten doorvoeren om voldoende vertrouwen te verkrijgen van toezichthouders en klanten is echter nog niet duidelijk. Dit onderzoek richt op FinTech-ondernemingen die gespecialisserd zijn in het verschaffen van financiering aan het Nederlandse mkb. Uit gesprekken met deze toetreders, zelf mkb-bedrijven, blijkt dat zij worstelen met de wijze waarop zij standaarden moeten ontwikkelen. Wij richten ons derhalve op de volgende praktijkvraag: Wat moeten individuele non-bancaire mkb-financiers doen om samen met concullega’s standaarden te ontwikkelen om hun marktpositie te verbeteren? Deze standaarden zijn nodig zodat (potentiele) mkb-klanten een groter vertrouwen krijgen in de toetredende ondernemingen, een nieuwe deelsector die naast de banken ontstaat. Om de praktijkvraag te beantwoorden, ontwikkelen we kennis over de rol van mkb-ondernemingen en hun klanten in de ontwikkeling in regulering. Dit is vernieuwend.
Toepassingen gebaseerd op artificiële intelligentie (AI) worden steeds vaker ingezet voor het maken van keuzes en besluiten. Deze toepassingen worden echter ook steeds complexer. Het is in sommige gevallen niet of moeilijk na te gaan hoe een algoritme tot een besluit is gekomen. Wat de AI doet is als het ware ondoorzichtig. Dit geldt ook in de financiële sector, terwijl juist in deze sector vertrouwen een grote rol speelt.