© 2025 SURF
De missie van mijn vakgebied is dat data analytics wordt toegepast om organisaties beter te maken. Ons onderzoek richt zich op de verbanden tussen het effectiever maken van organisaties, het verbeteren van individueel welzijn en maatschappelijke waarde. Onze faculteit wil duurzaam waarde realiseren voor organisaties, individu en maatschappij en de drie uitkomsten moeten in balans zijn. Daar staan we voor.
MULTIFILE
Marketeers, communicatie adviseurs en CX-professionals hebben in hun werk te maken met een paradoxen die hun werk soms lastig maar vooral ook uitdagend maken. Deze schijnbare tegenstellingen lijken te worden versterkt door de verdergaande digitalisering van de samenleving.
LINK
De diversiteit en pluriformiteit binnen schoolteams is over het algemeen klein. En dan heb ik het niet zozeer over culturele of sexe verschillen, maar over pluriformiteit in taken, rollen en expertises, over het erkennen van die pluriformiteit als verrijking van een school, en over het benutten daarvan.Dat het niet vanzelfsprekend is, kom niet omdat leraren en schoolleiders dat niet willen, maar omdat structuren en mentale modellen rond het beroep van leraren ze vaak in de weg zitten. Als scholen, schoolleiders en leraren echt het stimuleren van ontwikkeling en het erkennen van verschillen ook willen toepassen op het niveau van leraren, dan is daar heel bewust aandacht voor nodig, want dat gaat niet vanzelf.In dit hoofdstuk wil ik eerst stilstaan bij de culturen en mentale modellen die ons in de weg zitten om vervolgens te schetsen welke mogelijkheden er eigenlijk zijn voor ontwikkeling van leraren en voor het erkennen van verschillen tussen leraren. Tenslotte ga ik in op wat dat vraagt van leraren en schoolleiders en -bestuurders.
In operatiekamers heeft de luchtkwaliteit vanzelfsprekend de meeste aandacht in verband met het risico op postoperatieve wondinfecties bij de patiënt. Echter het belang van thermisch comfort moet niet onderschat worden. In dit onderzoek wordt subjectief (perceptie) en objectief (metingen) de situatie onderzocht in operatiekamers met verschillende ventilatiesystemen. Uitgangspunt is een vergelijk met de theorie.
In het werving- en selectieproces proberen organisaties in eerste instantie zoveel mogelijk geschikte kandidaten te laten solliciteren (een marketing/ branding probleem) om daaruit dan de meest geschikte kandidaat te kiezen (een selectieprobleem).Het is wettelijk verboden om bij het selecteren van kandidaten te discrimineren op kenmerken die niet relevant zijn voor de selectie (zoals huidskleur, geloof of leeftijd). Maar een eerlijk en rechtvaardig proces moet verder gaan dan de wet. Een ethische aanpak zorgt ervoor dat gelijk gesitueerde mensen gelijk behandeld worden, dat vooroordelen geen kans hebben, dat kandidaten met menswaardigheid en respect behandeld worden, dat de procedures en uitkomsten voor iedereen helder zijn, dat de kandidaat zinnige feedback krijg na het proces, en dat de voorspellingen over het toekomstige werksucces van een kandidaat daadwerkelijk kloppen.Voor elk van de fasen van werving- en selectie zijn er kunstmatige intelligentiesystemen op de markt die organisaties kunnen helpen bij het proces. Die technologieën hebben gevolgen voor wie er wel of niet worden geselecteerd en kunnen dus een impact hebben op de diversiteit van een organisatie.De diversiteit binnen een organisatie kan op drie manieren worden vergroot. Je kunt de bestaande bias uit het proces proberen te halen, je kunt barrières die ervoor zorgen dat alleen specifieke groepen kunnen of willen solliciteren wegnemen, en je kunt actief op zoek gaan naar kandidaten met een divers profiel.Technologie zou op drie manieren kunnen helpen bij het verminderen van bias binnen het proces. Irrelevante persoonskenmerken kunnen automatisch buiten beschouwing worden gelaten en je kunt een stuk makkelijker dan bij een menselijke recruiter meten op wat voor manier het systeem biased is. Ook zou technologie kunnen helpen bij het vindenvan nieuwe groepen kandidaten die eerder nog niet in beeld waren.De voordelen van het gebruik van kunstmatige intelligentie hebben daarnaast vooral te maken met efficiëntie. Delen van het proces kunnen worden geautomatiseerd, en de werkwijze kan meer uniform gemaakt. Het zijn daarom vooral organisaties die grote aantal kandidaten werven die op dit moment gebruik maken van kunstmatige intelligentie.Er kleven ook grote risico’s aan het gebruik van kunstmatige intelligentie binnen werving- en selectieprocessen. Omdat veel van de technologie uitgaat van de huidige (succesvolle) werknemers is er de kans dat je de (weinige diverse) status quo juist handhaaft. Het is nooit uit te sluiten dat er hele specifieke vormen van bias met betrekking tot bepaalde groepen in het systeem blijven zitten, en dit soort systemen kunnen sowieso slecht omgaan met individuen die op een of andere manier afwijken van de norm. Die bias die – ook na een zorgvuldige implementatie – overblijft is dan wel meteen systematisch en schaalt mee met de inzet van de technologie. Verder blijft het moeilijk om te valideren of de kunstmatige intelligentie die je inzet wel goed werkt. Tot slot hebben dit soort systemen veel data nodig. Dit kan op het gebied van privacy en de vereiste dataminimalisatie problemen opleveren.Je hoort vaak dat we ons geen zorgen hoeven te maken over de inzet van kunstmatige intelligentie binnen werving- en selectie. Het is immers voorlopig nog steeds de mens die de uiteindelijke beslissing neemt. Dit klopt (vooralsnog) misschien nog wel voor het aannemen van de kandidaat, maar is allang niet meer het geval voor de kandidaten die worden afgewezen. Daar is het vaak al de machine die kiest, zonder enige menselijke tussenkomst.Als je er toch voor kiest om kunstmatige intelligentiesystemen binnen werving- en selectieprocessen te implementeren, dan moet je dat op een heel intentionele manier doen. En met een scherpe blik op de achterliggende waarden. Dit onderzoek heeft gereedschap opgeleverd dat daarbij kan helpen. Met de AI in Recruitment (AIR) Discussietool kun je aan de hand van de volgende vijf vragen (en de bijbehorende deelvragen) komen tot een zo verantwoord mogelijke implementatie:1. Wat is voor jouw organisatie eerlijke en rechtvaardige werving en selectie?2. Hoe zit het met de benodigde data?3. Blijft de mens de baas over het proces?4. Is jouw organisatie en is de technologie onbevooroordeeld?5. Weet je zeker dat de technologie werkt en dat het blijft werken?
MULTIFILE
Het doel van het evaluatieonderzoek naar de lokale implementatie van de Brede impuls combinatiefuncties (Bic)1 was inzicht te krijgen in hoe gemeenten en hun lokale partners de Bic hebben geïmplementeerd, wat de lokale resultaten zijn van de inzet van buurtsportcoaches2 en welke factoren hierbij een rol spelen, teneinde de landelijke impact van de impuls in beeld te brengen. Voor het onderzoek zijn de volgende hoofdvragen leidend geweest: 1. Hoe hebben gemeenten en hun lokale partners de Brede impuls combinatiefuncties geïmplementeerd? (Mesoniveau) 2. Heeft de Brede impuls combinatiefuncties geleid tot een impuls voor (het ontwikkelen van) het lokale sportbeleid en tot lokaal maatwerk in het stimuleren van passend sport- en beweegaanbod? (Mesoniveau) 3. Kunnen we onderscheid maken naar typen buurtsportcoaches en zo ja, welke? (Microniveau) 4. Hanteren buurtsportcoaches specifieke al dan niet onderbouwde aanpakken of werkwijzen voor doelgroepen en wat zijn de lokale opbrengsten van hun inzet? (Microniveau) Met het beantwoorden van de vragen, krijgen we inzicht in de impact van de Bic. Met de impact is de optelsom bedoeld van de resultaten van het implementatieproces van de Bic (op meso- en microniveau) en van de ervaren resultaten van de Bic op het niveau van bereik (prestaties) en effectiviteit (effecten).
Met ingang van de Omgevingswet op 1 januari 2024 wordt de ruimtelijke ordening geregeld doormiddel van de omgevingsplannen. Gemeenten hebben tot 2032 om over te stappen op het Digitale Stelsel Omgevingswet (DSO) en om een definitief omgevingsplan op te stellen. Nu is Archeologie Deventer, net als andere gemeenten zoals Leiden en Amersfoort, bezig met het voorbereiden van alle data en kaartmateriaal met betrekking tot het culturele erfgoed. Deze zullen samen met de omgangsregels overgezet worden naar het definitieve omgevingsplan. Dit project betreft een data-analyse, van de benodigde data, en een onderzoek naar de Omgevingswet en de DSO met betrekking tot het gereedstellen van de data en wat de eisen hieraan zijn. Aan het hand van dit onderzoek kan er antwoord gegeven worden op de hoofdvraag “Wat is een efficiënte manier om het proces van database naar erfgoedkaart met FME in te richten binnen de kaders van de Omgevingswet?”. Aan de hand van deze resultaten is er een gegevensmodel opgesteld, in het programma FME, dat alle datatabellen automatisch kan inlezen en omzetten tot complete kaartlagen voor de erfgoedkaart waar alle kaarten worden voorbereid.
MULTIFILE
Introduction: Different models of frameworks for dietetic care are used in Europe. There is a substantial need for a consistent framework to compare research results and to cooperate on an international level. Therefore, one of the goals of the EU-funded project IMPECD was the development of a unified framework Dietetic Care Process (DCP) in order to foster a shared understanding of process-driven dietetic counselling. Materials and Methods:: Based on a literature review and in-depth analysis of different frameworks an iterative and incremental development process of finding solutions for decision-making within the consortium consisting of dietetic experts from 5 European HEI was passed. The developed DCP model was integrated in an online training course including 9 clinical cases (MOOC) to train students. The draft versions and the concluding final version DCP model were evaluated and re-evaluated by teachers and 25 students at two Intensive Study Programmes. Results:: The DCP model consists of five distinct, interrelated steps which the consortium agreed on: Dietetic Assessment, Dietetic Diagnosis, Planning Dietetic Intervention, Implementing Dietetic Intervention, Dietetic Outcome Evaluation. A standardized scheme was developed to define the process steps: dedication, central statement, aim and principles, and operationalization. Discussion:: Existing different process models were analyzed to create a new and consistent concept of a unified framework DCP. The variety within the European countries represented by the consortium proved to be both a challenge in decision-making and an opportunity to integrate multinational perspectives and intensify the scientific discourse. The development of a standardized scheme with precise definitions is a prerequisite for planning study designs in health services research. Besides, clarification is essential for establishing process-guided work in practice. The evaluated MOOC is now implemented in study programmes used by 5 European HEI in order to keep approaches and process-driven action comparable. The MOOC promotes the exchange of ideas between future professionals on an international level.