Uit onderzoek naar het smartphonegebruik in het hoger onderwijs blijkt dat studenten vrijwel allemaal een smartphone mee naar de les hebben (Sumuer, 2021) en dat zij negatieve gevoelens ervaren als zij hun smartphone niet binnen bereik hebben (Wood et al., 2018). Hoewel je smartphones kunt gebruiken om studiedoelen te bereiken, blijkt ook dat studenten worden afgeleid door berichten via social-media e.d. of nieuwsberichten (Chen & Yan, 2016). Het roept de vraag op wat we weten van smartphonegebruik in het hoger onderwijs en of daar in navolging van het primair en voortgezet onderwijs ook een smartphoneverbod moet komen? In deze publicatie van het Lectoraat Teaching Learning & Technology| Hogeschool Inholland, ben je in 7 minuten 'bijgepraat' over het toestaan of verbieden van Smartphone-gebruik in het hoger onderwijs.
DOCUMENT
Docenten van Fontys Hogeschool Bedrijfsmanagement, Educatie en Techniek (BEnT) hebben geëxperimenteerd (Gorissen, 2014) met Flipping the Classroom in relatie tot de taxonomie van Bloom. Bij dit concept worden lage kennisniveaus uit deze taxonomie voor de les aangesproken en in de les worden hogere kennisniveaus aangesproken. Bij het herontwerp van hun lessen zijn docenten ondersteund door workshops, gegeven door Fontys Educatief Centrum (FEC). Het onderzoek geeft inzicht in de ervaringen van docenten als ze Flipping the Classroom toepassen en dient als input voor FEC zodat toekomstige workshops nog beter aansluiten bij behoeften van docenten. De hoofdvraag is: Wat zijn ervaringen van docenten en studenten van een HBO-instelling met het toepassen van de taxonomie van Bloom in relatie tot Flipping the Classroom? Hiervoor zijn drie deelonderzoeken uitgevoerd, te weten een kwalitatieve analyse van de lesvoorbereidingen en individuele interviews met docenten en een kwantitatief onderzoek onder studenten over de door hun gevolgde lessen via dit concept. Resultaten laten zien dat docenten het concept correct toepassen en ze hiervoor activerende werkvormen en ICT tools inzetten. Docenten zijn enthousiast over de toepassing ondanks dat herontwerp tijdrovend is. Studenten kenden het concept vooraf niet maar hérkenden het wel, zowel voorafgaand als in de les. Vanwege de lage respons onder studenten kan alleen een voorzichtige conclusie getrokken worden dat het concept bijdraagt aan betere verwerking van de leerstof en dat het vaker toegepast mag worden. De belangrijkste aanbevelingen zijn gericht op kennisdeling tussen docenten die dit concept (willen gaan) toepassen in het onderwijs en nader onderzoek naar de invloed op de leerprestaties van de studenten.
DOCUMENT
Dit onderzoek richt zich op de mate waarin docenten van de opleiding Leisure & Events Management (LEM) van NHL Stenden hogeschool buitenonderwijs toepassen en welke barrières en motiverende factoren zij hierbij ervaren. Buitenonderwijs wordt steeds vaker gezien als een manier om de leerprestaties te verbeteren, stress te verminderen en sociale cohesie te bevorderen. Dit onderzoek speelt in op de vraag hoe buitenonderwijs kan bijdragen aan deze doelen en wat docenten belemmert of motiveert bij het implementeren ervan. De hypothese was dat minder dan de helft van de docenten ervaring zou hebben met buitenonderwijs en dat docenten met ervaring minder barrières en sterkere motivatiefactoren zouden ervaren dan hun onervaren collega's. De conclusie is dat hoewel de meeste docenten al ervaring hebben met buitenonderwijs, de implementatie ervan beperkt blijft door verschillende barrières, met name de fysieke en organisatorische aspecten. Desondanks blijven de motiverende factoren, zoals het verbeteren van de gezondheid en betrokkenheid van studenten, een sterke drijfveer voor docenten om buitenonderwijs te blijven gebruiken. De verschillen tussen ervaren en onervaren docenten zijn niet significant.
DOCUMENT
Kinderen gaan natuurlijk (ook) naar school om te leren rekenen, lezen, schrijven enzovoorts. Op het eerste gezicht lijken deze cognitieve leerdoelstellingen meer aandacht voor bewegen in de weg te staan. Maar is dat wel zo? Daarom is het belangrijk te weten welke meerwaarde het bewegingsonderwijs heeft voor kinderen en welke plek het bewegingsonderwijs inneemt binnen de context van de school. In dit artikel wordt het onderzoek dat wordt gedaan naar de invloed van bewegen op de leerprestatie uitgelegd.
DOCUMENT
De Onderwijsraad (2014) geeft aanbevelingen om meer innovatieve professionals op te leiden. Dit advies past bij het beeld van de hoger opgeleide professional met een onderzoekend vermogen, die goede beroepsproducten maakt (Andriessen, 2014). Katholieke Pabo Zwolle (KPZ) heeft, anticiperend op deze aanbevelingen en mede gezien de regionaal te verwachten tekorten van het aantal leraren basisonderwijs op de arbeidsmarkt vanaf 2018, de Stichting Vierslagleren opgericht. Een startende en een ervaren leraar van dezelfde school volgen samen de master Leren en Innoveren en verrichten beiden als teacher leader in een professionele leergemeenschap een collectief praktijkonderzoek ten behoeve van onderwijsontwikkeling. Het onderzoek beschrijft de beoordeling van de bijdrage van Vierslagleren aan het basisonderwijs en het onderwijs op KPZ en op het effect van het duoleren. Op basis van twee bestaande internationale vragenlijsten (Olivier & Hipp, 2010; Teacher Leadership Exploratory Consortium, 2011) zijn twee Nederlandstalige lijsten geconstrueerd en gevalideerd. De vragenlijsten zijn aangevuld met stimulated-recall interviews met startende en ervaren leraren, schoolleiders, besturen en docenten en tutoren van KPZ. Actoren geven aan dat het onderzoekend vermogen van zowel de professional als van de context waarin hij werkt, vergroot is. Persoonlijke ontwikkeling en schoolontwikkeling gaan hand in hand. Duoleren wordt ervaren als praktische oplossing en als krachtig middel in een veranderingsproces. De docenten en tutoren geven aan dat het onderwijs op KPZ profiteert van de kennis van externen (wetenschappers, collega-docenten van andere instituten en adviseurs) en dat ze profiteren van de kennis uit het werkveld. Vierslagleren heeft niet alleen het onderzoekend vermogen van de professional, maar ook van de organisatie vergroot.
DOCUMENT
Het bedrijfsleven hecht waarde aan de attitude van de individuele werknemer ten opzichte van kwaliteit. Met name klantgerichtheid, voortdurende procesverbetering en team-work-capaciteiten staan daarbij hoog in het vaandel. Echter de belangrijkste doelstellingen worden in het hoger onderwijs niet of onvoldoende nagestreefd, blijkt uit het onderzoek van Evans. Een tweede onderzoek in de VS van Weinstein, Petrick en Saunders ondersteunt in feite deze conclusie. De auteurs doen verslag van hun onderzoek in het kader van Leonardo, waaruit blijkt dat de situatie in Europa niet anders is. Meer bewustzijn van de door het bedrijfsleven gesubsidieerde opleidingen en verbeterde cursussen voor het bedrijfsleven zou nagestreefd moeten worden.
DOCUMENT
Onderzoek naar het effect van gestructureerde en niet gestructureerde leerstof uit het vak Natuurkunde op leerprestatie en geheugenstruc-turen van leerlingen. ATI onderzoek met als opvallend resultaat dat ongestructureerde leerstof betere prestaties opleverde bij leerlingen met een gestructureerde leerstijl, gestructureerde leerstof betere prestaties opleverde bij leerlingen met een niet gestructureerde leer-stijl. Gestructureede leerstof leverde slechtere prestaties op bij leerlingen die een gestructureerde leerstijl hebben.( zie ook: Leerstofsekwenties: van conceptueel netwerk naarcognitieve structuur; J.C.G.L. Lodewijks,proefschrift
DOCUMENT
In de laatste jaren is er in Nederland toenemende aandacht voor de condities waarin leerlingen les krijgen. Randvoorwaarden zoals temperatuur, akoestiek, luchtkwaliteit, lichtkwaliteit en beschikbare ruimte vormen met elkaar de basisomstandigheden waarin leerlingen en leerkrachten functioneren. Er is betrekkelijk weinig aandacht voor de invloed die akoestiek en luisteromstandigheden hebben op het leerproces van de leerlingen, terwijl het evident is dat deze enkele van de belangrijkste randvoorwaarden vormen voor het kunnen volgen van het onderwijs in de klas. De verwerving van taal èn het leerproces op school vinden immers voor een groot deel plaats via luisteren en talige interactie. Om meer inzicht te krijgen in de invloed die luisteromstandigheden in de klas hebben op leerlingen, is een onderzoek uitgevoerd met klassenversterkingsapparatuur, ook wel Soundfield apparatuur genaamd. Het onderzoek vond plaats op vijf Friese basisscholen in tien verschillende klassen en duurde vier weken. De Soundfield apparatuur bestaat uit een leerkrachtmicrofoon met zender en een luidsprekersysteem met versterker en ontvanger. Met de apparatuur ontstaat er een gelijkmatig „geluidsveld‟ in de klas, waardoor de leerkracht overal even goed hoorbaar is. Er werd gebruik gemaakt van apparatuur met infrarood technologie (Redcat: Infrared Classroom Amplification Technology van Lightspeed Technology).
DOCUMENT
De leidraad ondersteunt mbo-instellingen om zich tot lerende organisaties te ontwikkelen. In een mbo-school als lerende organisatie verbeteren docenten, opleidingsteams en schoolleiders hun onderwijs op een onderbouwde en duurzame manier. Door zich te verdiepen in bestaande kennis, ervaringen te delen, van elkaar te leren en samen te werken. Het doel van deze leidraad is om docenten, opleidingsteams en schoolleiders kennis en handvatten te bieden om zich tot een lerende organisatie te ontwikkelen. We verbinden kennis uit onderzoek aan kennis en ervaringen van docenten. Ook bieden we handvatten om de manier van duurzaam werken aan kwaliteitsverbetering te kunnen verankeren in de cultuur van de mbo-instelling. Aan de hand van de zes aanbevelingen in deze leidraad, werk je toe naar een lerende organisatie. In aanbeveling 1 en 2 focus je op het onderzoeksmatig en cyclisch werken aan onderwijsverbetering en in aanbeveling 3 t/m 6 werk je aan het creëren van een onderzoekscultuur: Kom tot een onderbouwd en gedragen verbeterplan Zorg voor een proces van uitvoeren, monitoren, bijstellen en borgen Stimuleer een onderzoekende houding Stimuleer samen leren in het team Benut kennis en expertise Creëer een schoolklimaat waarin leiderschap wordt gespreid
MULTIFILE
Het is bekend dat de houding en opvattingen van de leraar een essentiële rol spelen in hoe zij diversiteit waarderen en ernaar handelen. Bijvoorbeeld de opvatting over de functie van het onderwijs: gaat het vooral om de ontwikkeling van kennis en vaardigheden, of meer om de ontwikkeling tot een verantwoordelijke, sociale burger? Verschillende opvattingen leiden tot verschillend handelen. Ook de verwachtingen die leraren hebben van hun leerlingen spelen een essentiële rol. Uit eerder onderzoek door Van den Bergh en collega’s blijkt bijvoorbeeld dat een negatievere houding van leraren ten opzichte van mensen met een migratieachtergrond samenhangt met lagere verwachtingen van leerlingen met een migratieachtergrond in hun klas. In de klassen van deze leraren was het verschil in cijfers voor schrijfopdrachten en Cito-toetsen van leerlingen met en zonder een migratieachtergrond ook beduidend groter dan in klassen van leraren zonder negatieve houding. Dit komt doordat leerlingen het merken als een leraar lage verwachtingen heeft, met name aan het non-verbale gedrag. Dit heeft invloed op de motivatie en het zelfbeeld van de leerling en daardoor ook op diens prestaties. Professionele ontwikkeling op dit gebied vraagt met name om bewustwording van de eigen houding, opvattingen en verwachtingen. Het is belangrijk dat leraren reflecteren op hun opvattingen, de wijze waarop zij hun verwachtingen over leerlingen vormen en hun handelen naar verschillende leerlingen. Dit vraagt om een open en reflectief onderzoekende houding.
DOCUMENT