Waar moet ik op letten bij het begeleiden van vrouwelijke statushouders naar werk? Met deze vraag vanuit het werkveld zijn onderzoekers van een aantal hogescholen, samen met professionals en vrouwelijke statushouders, twee jaar aan de slag gegaan.
LINK
Weinig vrouwelijke statushouders doen betaald werk. Een snelle oplossing, zoals het kabinet wil, is onmogelijk. Laat gemeenteambtenaren hen langdurig ondersteunen, betogen onderzoekers Simone Boogaarts en Floor ten Holder.
LINK
Gemengde woonprojecten zijn woonvormen waarin verschillende groepen mensen doelbewust samenwonen, contact onderhouden en gezamenlijk activiteiten ondernemen. Deze vorm van huisvesting is de laatste jaren populair geworden vanwege het tekort aan sociale huurwoningen voor starters en de vraag naar woningen voor allerlei groepen met (tijdelijke en) urgente woonbehoeften, zoals erkende vluchtelingen (statushouders). Naast het vervullen van een woonbehoefte spelen bij gemengd-wonen projecten met statushouders vaak ook andere maatschappelijke doelen een rol, zoals participatie en integratie. Woningcorporatie Stadgenoot is sinds 2018 gestart met drie gemengd wonen projecten (Stek-projecten). Mede geïnspireerd door andere gemengd-wonen projecten in Amsterdam, is voor de Stek-projecten ingezet op het opbouwen van een community en het bevorderen van ‘een goede buur zijn’. Daarnaast is het contact met Stadgenoot en ondersteunende organisaties laagdrempelig georganiseerd. Op verzoek van Stadgenoot hebben Verwey-Jonker Instituut en Hogeschool Utrecht, Kenniscentrum Sociale Innovatie, onderzoek gedaan naar de ervaringen van bewoners en beroepskrachten betrokken bij de Stek-projecten. Doel van deze tussentijdse evaluatie was om op basis van deze ervaringen vast te stellen welke lessen getrokken kunnen worden over de opzet, het proces van totstandkoming en de werking van de sociale infrastructuur van de woonprojecten. Dit met het oog op eventuele verbetering van de Stek-projecten en op mogelijke toekomstige gemengd-wonen projecten van Stadgenoot. In het bijzonder is in het onderzoek gekeken naar het bereiken van de (sociale en integratie) doelen achter de projecten en of en in hoeverre de Stek-projecten hieraan bijdragen.
DOCUMENT
In de afgelopen periode heeft een groot aantal mensen een veilig heenkomen gezocht in Nederland, waaronder veel vluchtelingen uit Syrië. Verschillende organisaties zetten zich in om deze vluchtelingen te helpen om een passende werkplek te vinden. Er is echter nog weinig bekend over wat daarbij effectief is. Het project ´Syrische vluchtelingen aan het werk´ heeft als doel om hierover kennis op te bouwen en breed toegankelijk te maken. Doel van het project is het ontwikkelen van kennis en instrumenten voor werkgevers die Syrische vluchtelingen aan de slag willen helpen. Om dit te kunnen doen gaan we op zoek naar werkzame elementen en factoren die helpen en hinderen bij het begeleiden van Syrische vluchtelingen naar werk en het duurzaam aan het werk houden van deze vluchtelingen. Deze rapportage bevat de verantwoording van het onderzoek. Tevens is een literatuurverkenning opgenomen.
DOCUMENT
Er verschijnen doorgaans minder vrouwen dan mannen voor de rechter en het overgrote deel van de justitiële en forensisch psychiatrische instellingen wordt bevolkt door mannen. In de literatuur naar voorspellers van crimineel gedrag komt ‘man zijn’ steevast naar voren als één van de sterkste voorspellers. Hoewel vrouwen en meisjes een duidelijke minderheid vormen binnen justitiële en forensische psychiatrische instellingen (tussen de 6 en 10%), lijkt hun aandeel in de criminaliteit de laatste 20 jaar toe te nemen. Wereldwijd wordt gezien dat er meer vrouwen worden veroordeeld en gedetineerd of opgenomen in de forensische zorg (zie de Vogel & Nicholls, 2016; Walmsley, 2015). De laatste jaren is er dan ook beduidend meer aandacht gekomen voor de vrouw als dader.1 Het meeste onderzoek naar criminologische en forensisch psychologische vraagstukken is echter nog altijd verricht binnen mannelijke populaties. De vraag is dan ook of de huidige theoretische en empirische kennis over mannelijke daders wel voldoende van toepassing is op vrouwelijke daders en wat mogelijke verschillen betekenen voor de sanctietoepassing.
DOCUMENT
In deze handreiking bieden wij richtlijnen voor het behandelen van vrouwen in de (gemengde) klinische forensische zorg. Deze zijn gebaseerd op literatuuronderzoek, een enquête (ingevuld door 295 professionals), interviews met 22 professionals en 11 patiënten (acht vrouwelijke, drie mannelijke), twee expertmeetings met professionals en een expertmeeting met vrouwelijke patiënten en een pilot onderzoek in drie forensische instellingen. In het eindrapport Behandelen van vrouwen: Een vak apart? Ontwikkeling van een handreiking voor het behandelen van vrouwen in de klinische forensische zorg1 wordt de onderbouwing van deze richtlijnen vanuit de literatuur en het door ons uitgevoerde onderzoeksproject uitgebreid besproken. We vinden het belangrijk te benadrukken dat meerdere van de richtlijnen in deze handreiking evenzogoed voor mannen in de klinische forensische zorg waardevol kunnen zijn. Gender-responsief werken betekent rekening houden met genderverschillen, maar ook zo goed mogelijk afgestemd op het individu, of dit nu een vrouw, man of andere genderidentiteit is. Toch vonden we het nodig om specifieke richtlijnen te formuleren voor vrouwen, aangezien tot nu toe de meeste aandacht binnen de forensische zorg, zowel vanuit de wetenschap als de praktijk, uit is gegaan naar mannen. Onderzoek is nog beperkt, maar laat wel zien dat de meeste (risicotaxatie)instrumenten en forensische behandelmethoden minder bruikbaar zijn voor vrouwen en dat aanpassingen of aanvullingen gewenst zijn. Daarnaast denken we dat extra aandacht voor vrouwen van belang is gezien hun duidelijke minderheidspositie in forensische instellingen. We willen graag alle patiënten en professionals die hebben meegewerkt aan het onderzoeksproject (enquête, interviews, expertmeetings en pilot onderzoek) hartelijk bedanken. Hun input was bijzonder waardevol. Ook danken we de leden van de begeleidingscommissie Marije Keulen-de Vos, Marike Lancel, Jeroen Kampkes, Tiemenna Oosterhof, Anne-Marie Slotboom, en Jeantine Stam voor hun constructieve meedenken en Juul Depla en Els Russchenberg, die in het kader van hun onderzoeksstage veel werk hebben verzet. We hopen dat deze handreiking kan bijdragen aan een zo effectief mogelijke behandeling van vrouwen in de klinische forensische zorg in het belang van deze vrouwen, hun directe omgeving (met name eventuele kinderen), de professionals die met hen werken en de maatschappij.
DOCUMENT
Samenwerking tussen sociale ondernemingen en reguliere werkgevers kan meer mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt duurzaam aan het werk helpen. Onderzoekers Linda Bakker en Leendert de Bell over innovatie op de arbeidsmarkt.
LINK
De arbeidsparticipatie van vrouwelijke statushouders in Nederland is laag. Dit maakt deze vrouwen sociaal en economisch kwetsbaar en bemoeilijkt integratie in de Nederlandse samenleving. Het hebben van passend werk draagt niet alleen bij aan economische zelfstandigheid, maar ook aan persoonlijke ontwikkeling, sociale verbindingen, gezondheid en welzijn. Dit is van belang voor individu én samenleving. Centrale vraag in dit onderzoek is hoe publieke professionals op passende wijze vrouwelijke statushouders kunnen begeleiden naar duurzaam werk. Publieke professionals die vanuit de Wet inburgering en de Participatiewet vrouwelijke statushouders ondersteunen, zoals klantmanagers en trajectcoaches, geven aan dat het hen nog onvoldoende lukt om de drijfveren, mogelijkheden en belemmeringen die vrouwelijke statushouders ervaren ten aanzien van toeleiding naar werk in beeld te krijgen. Ook signaleren zij dat nieuwe werkwijzen noodzakelijk zijn om beter aan te sluiten bij wat deze vrouwen nodig hebben. Dit vraagt om meer en betere samenwerking met andere belanghebbenden, zoals werkgevers, onderwijsinstellingen en maatschappelijke organisaties. In dit onderzoeksproject gaan we samen met professionals en andere stakeholders (1) bestaande inzichten en werkwijzen over het begeleiden van vrouwelijke statushouders in kaart brengen, (2) passende(re) werkwijzen ontwikkelen en uitproberen in de praktijk, (3) formuleren wat toeleiding naar duurzaam werk vraagt aan inhoudelijke elementen, professionele competenties en organisatorische randvoorwaarden. Het onderzoek vindt plaats in lerende netwerken, waarin onderzoekers en publieke professionals samenwerken met vrouwelijke statushouders met ervaringskennis, werkgevers en praktijkprofessionals uit aanpalende domeinen. Door het werken in lerende netwerken wordt zowel het lerend vermogen als het netwerk van de professionals vergroot. Opbrengsten uit dit onderzoek worden tevens doorvertaald naar het hbo-onderwijs. Dit onderzoek beoogt de handelingsperspectieven van publieke professionals te vergroten en (aankomend) professionals beter toe te rusten op de praktijk door middel van innovatie in het onderwijs curriculum, met het uiteindelijke doel om betere kansen op duurzaam passend werk te creëren voor vrouwelijke statushouders.
In deze rede wordt besproken hoe het lectoraat de beroepsbeoefenaars in het verpleegkundig domein wil ondersteunen en wil bijdragen aan het vormgeven van verpleegkundig leiderschap en ieders professionele eigenheid. De titel van de rede ‘Notes on Nursing 2.0’ wil vooral de noodzaak tot deze veranderingen in het verpleegkundig domein benadrukken. Niet door te veronderstellen dat er niets is veranderd in zorg en verpleegkunde sinds de tijd van Nightingale. Dat is er wel. Opgeleid worden tot een professie in het beroepsdomein is niet alleen een vanzelfsprekendheid maar een eis. Het kennisdomein van de zorg en verpleegkunde heeft zich in verpleegkundige diagnostiek en standaarden verregaand ontwikkeld. Verplegingswetenschappelijk onderzoek, waar Nightingale ooit als eerste vrouwelijke statisticus in het Brits Koninkrijk mee startte, heeft zich een vaste plek in onderwijs en praktijk verworven. Van betekenis willen zijn voor anderen vanuit compassie is nog steeds de beroepsmotivatie, maar van een onderdanige dienstbaarheid is geen sprake meer (Cingel van der, 2012). Tegelijkertijd is in de dagelijkse praktijk volmondig leiderschap nog geen vanzelfsprekend en hapert een optimale beroepsuitoefening door een te lang vastgehouden gelijkheidsprincipe van verschillend opgeleide verzorgenden en verpleegkundigen. Dat is de noodzaak tot verandering waaraan deze 2.0 versie ‘Aantekeningen over het Verplegen’ en het lectoraat de komende jaren wil bijdragen. In hoofdstuk 1 wordt via de metaforen in het verhaal 'De kat die naar de koning keek' de visie op emancipatoir actieonderzoek en de veranderkundige principes beschreven die het lectoraat zal inzetten. Hoofdstuk 2 bevat de aanleiding, missie en onderzoekslijnen die met elkaar samenhangen binnen het lectoraat. In hoofdstuk 3 en 4 wordt ingegaan op de thema's identiteit en leiderschap, waarbij de onderlinge samenhang met de professionele beroepsuitoefening en het ontwikkelen van een onderzoekscultuur wordt besproken. Daarnaast worden specifieke aspecten behandeld die de praktijk en werkcultuur van vandaag beïnvloeden, en wordt beschreven hoe het lectoraat concreet bijdraagt aan de ontwikkeling van verpleegkundig leiderschap en de vorming van de beroepsidentiteit in het betreffende domein. Hoofdstuk 5 bevat een samenvatting van de principes waarop het onderzoeksprogramma is gebaseerd, evenals informatie over lopende en toekomstige projecten. In hoofdstuk 6 vindt u achtergrondinformatie over de lector en de leden van de kenniskring.
MULTIFILE