Thermal comfort -the state of mind, which expresses satisfaction with the thermal environment- is an important aspect of the building design process as modern man spends most of the day indoors. This paper reviews the developments in indoor thermal comfort research and practice since the second half of the 1990s, and groups these developments around two main themes; (i) thermal comfort models and standards, and (ii) advances in computerization. Within the first theme, the PMV-model (Predicted Mean Vote), created by Fanger in the late 1960s is discussed in the light of the emergence of models of adaptive thermal comfort. The adaptive models are based on adaptive opportunities of occupants and are related to options of personal control of the indoor climate and psychology and performance. Both models have been considered in the latest round of thermal comfort standard revisions. The second theme focuses on the ever increasing role played by computerization in thermal comfort research and practice, including sophisticated multi-segmental modeling and building performance simulation, transient thermal conditions and interactions, thermal manikins.
DOCUMENT
Saxion heeft in opdracht van de gemeente Enschede de duurzaamheid berekend van:- Het oorspronkelijke warmtenet, met warmte die voornamelijk uit de met aardgas gestookte - WKK afkomstig is, in combinatie met beperkte inzet van warmte uit AVI Twence (jaar 2011).- Het huidige situatie warmtenet, met een beperkte hoeveelheid warmte afkomstig uit de met aardgas gestookte WKC Enschede en een ten opzichte van 2011 uitgebreide inzet van warmte uit de AVI Twence (jaar 2012);- Het warmtenet na de voorziene uitbreidingen - inclusief de verder vergrote inzet van warmte uit de AVI Twence (toekomst)
MULTIFILE
Door de proeftuin van EnTranCe loopt een bovengronds warmtenet wat onder andere het hoofdgebouw verwarmt. Als je op het experimenteerterrein een proef uitvoert die warmte opwekt kun je deze warmte ‘kwijt’ op het warmtenet. Op dit moment is een van de warmteleveranciers voor dit warmtenet het project Hydrogreenn Hoogeveen. Hier worden een drietal waterstof cv-ketels getest die dagelijks warmte leveren aan ons warmtenet.
LINK
Amersfoort heeft een aantal ruimtelijke knelpunten die vergelijkbaar zijn met die van veel andere steden, zoals gebrekkige ecologische en recreatieve verbindingen tussen stad en ommeland, onvoldoende buitenspeelruimte voor kinderen, het stedelijk warmte-eiland, een fragiel watersysteem en voortschrijdende verstening. Als antwoord op met name de eerste twee ruimtelijke opgaven ontwikkeldede lokale vereniging Duurzaam Soesterkwartier het concept het Groene Spoor. In het kort komt het Groene Spoor neer op het creëren van een groenrecreatieve verbinding tussen de stad en het ommeland.
DOCUMENT
Martien Visser is er klip en klaar over: transport, distributie en opslag van gas is vele malen goedkoper dan van elektriciteit of warmte.
LINK
Deze publicatie beschrijft de aanpak en de tools die ontwikkeld zijn in het RiRa: Amstel III project, dat de totstandkoming van een open warmte en koudenet in Amstel III onderzocht.
MULTIFILE
Thermo-elektrische materialen zijn al sinds de 19e eeuw bekend. In 1834 ontdekte de Franse natuurkundige Jean Peltier dat er warmte wordt getransporteerd van de overgang tussen twee metalen wanneer er een elektrische stroom vloeit door het grensvlak. Het grote voordeel van Peltier elementen is dat er geen bewegende delen of vloeistoffen in zitten, waardoor het onderhoudsarm en stil is. Nadeel is het lage rendement (<10%) van deze materialen. Grootste uitdaging is het vinden van het juiste materiaal: goede elektrische geleiding in combinatie met slechte warmtegeleiding. Slechte warmtegeleiding is noodzakelijk om het temperatuurverschil tussen beide kanten te handhaven. Probleem is dat de meeste materialen die goed elektriciteit geleiden, eveneens goed warmte geleiden. Warmte wordt onder andere doorgegeven door elektronen, elektriciteit ook, dus daar valt niets te winnen. Warmte wordt ook doorgegeven door trillingen (fononen). Deze trillingen probeert men op nanoschaal te dempen. Ontwikkelingen in de nanotechnologie hebben aangetoond dat het mogelijk is om de efficiency van de thermo-elektrische materialen te verbeteren. Hierdoor kan meer elektriciteit worden opgewekt dan voorheen en wordt het Seebeck effect (energy harvesting) interessant. Dit document beschrijft de eigenschappen en toepassingsmogelijkheden van thermo-elektrische materialen. Het document is opgeleverd in het project Innovatief Materialen Platform Twente (IMPT). In dit project heeft het IMPT 75 innovatieve materialen in kaart gebracht. Met een tiental materialen is toegepast onderzoek gedaan, zodat ondernemers en ontwerpers weten of en hoe zij deze kunnen toepassen.
MULTIFILE
This chapter reports on the findings of a research project aimed at investigating the actual thermal environment of the housing of older occupants (aged 65 or over) in South Australia. The study documented their thermal preferences and behaviours during hot and cold weather and relationships to their well-being and health. Information was collected in three phases, a telephone survey, focus group discussions and detailed house environmental monitoring that employed an innovative data acquisition system to measure indoor conditions and record occupant perceptions and behaviours. The research covered three climate zones and extended over a nine-month period. The detailed monitoring involved a total of 71 participants in 57 houses. More than 10,000 comfort/well-being questionnaire responses were collected with more than 1,000,000 records of indoor environmental conditions. Analysis of the data shows the relationships between thermal sensation and self-reported well-being/health and the various adaptive strategies the occupants employ to maintain their preferred conditions. Findings from the research were used to develop targeted recommendations and design guidelines intended for older people with specific thermal comfort requirements and more broadly advice for architects, building designers and policymakers. Original publication at: Routledge Handbook of Resilient Thermal Comfort Chapter 7: https://doi.org/10.4324/9781003244929-10
MULTIFILE
Het verbinden van ongelijksoortige metalen door middel van lassen is over het algemeen geen eenvoudige zaak en vereist op een aantal gebieden specialistische kennis. Kennis is nodig op het gebied van de lastechniek en met name ten aanzien van de mogelijkheden die de verschillende lasprocessen bieden. Dit is echter niet voldoende, ook kennis met betrekking tot de metallurgische eigenschappen van de te lassen metalen is een essentiële voorwaarde om met succes een lasverbinding in ongelijksoortige metalen tot stand te brengen. En zelfs al is deze kennis voorhanden, dan nog is succes niet altijd verzekerd, omdat onverwachte problemen ervoor kunnen zorgen dat de lasverbinding niet de vereiste kwaliteit heeft. Bij het lassen van ongelijksoortige metalen spelen zeer veel factoren een rol. Belangrijk zijn de fysische eigenschappen van het metaal, waaronder de chemische samenstelling, het smeltpunt, de warmte- en elektrische geleidbaarheid en de uitzettingscoëfficiënt. Metallurgische eigenschappen als structuur, textuur, opmenging, oplosbaarheid, enz. spelen eveneens een essentiële rol bij het vervaardigen van lasverbindingen in ongelijksoortige metalen.
DOCUMENT