Steunend Relationeel Handelen (SRH) is een methodiek waarmee je mensen met een bepaalde kwetsbaarheid ondersteunt bij de door hen gewenste kwaliteit van leven. In dit boekje gaat het over mensen met een verstandelijke beperking.
Dit artikel is eerder gepubliceerd in Profiel, 2013, nr. 2 Het ontbreekt het vmbo en mbo aan cruciale informatie over leerlingen, zoals het opleidingsniveauvan de ouders. Dat staat eengoede risico-inschatting van vsv voor de eigen schoolpopulatie al in de weg. Preventie ervan is vooral een kwestie van tijdig anticiperen. Vanuit het levensloopmodel gedacht moet dat door de hele keten; van voorschoolse en vroegtijdige educatieve tot en met mbo.
MULTIFILE
Ontwikkelrecht Een belangrijk zorgvraagstuk in Noord-Nederland is dat een groep van ongeveer 500 leerlingen door uiteenlopende oorzaken niet naar school gaat. In Nederland gaat het in totaal om 4.000 á 5.000 kinderen van 7 tot 20 jaar. Doordat er weinig regelruimte ervaren wordt door de betrokken partijen, duurt het soms lang voordat er een passende oplossing gevonden wordt, hetgeen de ontwikkeling van de kinderen in gevaar brengt. Het project Ontwikkelrecht brengt hier beweging door de betrokken partijen te verbinden en ze - voor het eerst - gezamenlijk nieuwe paden te laten co-creëren. Het consortium Ontwikkelrecht bestaat uit meer dan 15 betrokken partijen. In een voortraject van anderhalf jaar zijn 2 conferenties en 2 test-routes doorlopen. Op de conferenties hebben meer dan 200 personen van de betrokken partijen (zorg, onderwijs, overheid en ook ouders en studenten) samen nieuwe paden ontworpen. In de testroutes hebben studenten samengewerkt met de thuiszittende jongeren. Uit deze activiteiten is de onderzoeksvraag ontstaan. In het huidige project gaan we op gestructureerde wijze experimenten doen en deze onderzoeken. Dit doen we op twee niveaus: Op systeemniveau brengen we de professionals van verschillende partijen op een aantal verschillende wijzen tot co-creatie. Op praktijkniveau experimenteren we met een aantal manieren om thuiszittende jongeren in beweging en in hun kracht te zetten. Op beide niveaus worden uit de experimenten ontwerpprincipes gedestilleerd waarmee prototypes gemaakt worden. De prototypes worden getest en uiteindelijk beschreven en beschikbaar gesteld voor gebruik in het werkveld.
In Nederland zijn ongeveer 15.000 leerlingen tussen zeven en twintig jaar die om uiteenlopende redenen niet naar school gaan. In de drie noordelijke provincies zijn dat ongeveer 4000 jongeren. Oorzaken liggen vaak in psychosociale problemen, zoals depressie, autisme en hoogbegaafdheid. Om dichter bij een oplossing te komen, werken wij sinds november 2021 in het KIEM-onderzoek Ontwikkelrecht samen met zorg-, onderwijs-, en cultuurinstellingen. In het project stimuleren we de thuiszittende jongeren door middel van kunstlessen van kunststudenten tot het zetten van de stap terug richting school. In Ontwikkelrecht II gaan we een belangrijke kennislacune onderzoeken die uit Ontwikkelrecht naar voren kwam. Onbekend is namelijk hoe de gevonden werkende principes en expertise duurzaam toegankelijk gemaakt kunnen worden binnen het netwerk van samenwerkende partijen. Het netwerk streeft naar het doorontwikkelen van de ingezette veranderingen, maar herkent tevens dat er nog geen sprake is van een gezamenlijk visie of stabiele samenwerkingsstructuur. Dat leidt tot de volgende onderzoeksvraag, die we in Ontwikkelrecht II gaan onderzoeken: Hoe kunnen we de werkende elementen van de kunstinterventies en de praktijkexpertise van de zorginstellingen toegankelijk maken voor de samenwerkende partners in het consortium? Deze hoofdvraag valt uiteen in de volgende deelvragen: 1. Welke werkende principes uit de kunstroute zijn overdraagbaar naar andersoortige interventies, door bijvoorbeeld de PABO-Zorgopleiding? 2. Welke plek kan de praktijkexpertise van zorgmedewerkers krijgen in het curriculum van educatieve opleidingen van de Hanzehogeschool? 3. Welke nieuwe manieren zijn er voor Mkb’ers uit de cultuursector om inclusiever samen te werken door het duurzaam betrekken van nieuwe doelgroepen? 4. Wat zijn de ingrediënten van een toekomstvisie voor een ontwikkelingsgerichte transdisciplinaire samenwerking binnen het consortium?
Groningen is een dynamische studentenstad, die tegelijk met grote uitdagingen kampt zoals armoede en eenzaamheid. WIJS (Wijkinzet door Jongeren en Studenten) is een samenwerkingsverband in Groningen waarbij gemeente, kennisinstellingen (mbo, hbo, wo) en sociale teams de talenten van studenten benutten bij het beantwoorden van maatschappelijke vraagstukken (zie H3 en H5). Dat gebeurt op fysieke locaties in de stad met behulp van de WIJS-methode. Mede dankzij de vorige CDKM-impulsregelingen is de WIJS infrastructuur verder uitgebreid. WIJS (zowel als idee als methode) wordt door alle betrokken partijen bestuurlijk gedragen en staat daarom sterk. Bij het opschalen van WIJS vertrekken de Hanzehogeschool Groningen (Hanze, penvoerder) en de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) vanuit het standpunt dat maatschappelijke impact creëren een wederkerig proces is: Er moet zowel aandacht zijn voor het aanbod (de studenten) als voor de vraag (bewoners en organisaties). Opschaling betekent in onze ogen: méér vragen ophalen, méér studenten betrekken op méér locaties (in stad en regio) via multilevel en multidisciplinaire onderWIJSprogramma’s, binnen méér faculteiten, opleidingen en expertisecentra, met de behoeften van de samenleving als uitgangspunt. Het borgen van opschaling achten wij realistisch, omdat zowel Hanze als RUG in hun strategisch plannen de meerwaarde onderstrepen van maatschappelijke impact van onderzoek en het betrekken van studenten bij maatschappelijke uitdagingen via het onderwijs (zie H4). Concreet willen we met de regeling bij de Hanze WIJS laten aansluiten op meer Hanzebrede minoren en op “innovatieruimte” in curricula. Bij de RUG willen we de WIJS-methode inbedden in carrière-georiënteerde en universiteitsbrede minoren, interdisciplinaire onderwijsprogramma’s waar employability en maatschappelijke impact centraal staan (zie H6).