Tussen 1 maart 2021 en 30 april 2023 heeft een consortium (bestaande uit in Nederland: de Koninklijke Bibliotheek (KB), De Haagse Hogeschool, het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid te Hilversum; in België: Media & Learning Association te Leuven en Public Libraries 2030 te Brussel; en in Spanje: Fundación Platoniq te Barcelona) een door Erasmus+ gesubsidieerd onderzoeksproject uitgevoerd naar nieuwsmediawijsheid onder jongeren. Het ging om Nederlandse, Belgische en Spaanse jongeren in de leeftijd van 12-15 jaar. Voor de projecttitel is gekozen voor het acroniem SMILES, dat staat voor ‘innovative methodS for Media & Information Literacy Education involving schools and librarieS’. De belangrijkste doelen van het SMILES-project zijn: • Het vormen van duo’s tussen bibliothecarissen en docenten uit het voortgezet onderwijs in de drie Europese landen, die met behulp van train-the-trainer workshops in staat werden gesteld om middelbare scholieren les te geven over nieuwsmediawijsheid in relatie tot desinformatie; • De leerlingen helpen om digitale technologieën veiliger en verantwoorder te gebruiken met een focus op de herkenning van betrouwbare en authentieke informatie versus het weerbaarder worden tegen desinformatie; • Het ontwikkelen van vijf modules dienend als lesmateriaal voor de Nederlandse, Belgische en Spaanse leerlingen tussen de 12-15 jaar met als doel hen desinformatie te laten herkennen en hen hiertegen weerbaarder te maken; • Een wetenschappelijke evaluatie van de effectiviteit van de geïmplementeerde lessen door middel van een effectmeting met behulp van ‘kennistoetsen vooraf’ en ‘kennistoetsen achteraf’; • Een versterking van de bestaande samenwerkingen en het opzetten van nieuwe samenwerkingen tussen scholen en bibliotheken in de drie partnerlanden. Het SMILES-project is uitgevoerd aan de hand van drie werkpakketten. In het eerste werkpakket werden vijf zogenaamde ‘Baseline-onderzoeken’, oftewel literatuuronderzoeken, uitgevoerd. Centraal stond de vraag wat de verschillende onderwijsbenaderingen in Spanje, België en Nederland zijn met betrekking tot desinformatie en hoe deze benaderingen met elkaar zijn te verbinden. Op basis van deze onderzoeken werden in het tweede werkpakket de vijf modules ontwikkeld. Daarnaast werd aan de onderwijzende duo’s het door SMILES op maat ontwikkelde trainingsprogramma aangeboden via een ‘train-the-trainer-methodiek’ om veilig en verantwoord het gebruik van digitale mediatools in te kunnen zetten tijdens de lessen met de leerlingen. Ook werden op basis van de literatuur omtrent desinformatie de kennistoetsen ontworpen om een effectmeting van de train-the-trainer workshops en de lessen te kunnen uitvoeren onder respectievelijk de trainers (onderwijzende duo’s) en de leerlingen. Deze kennistoetsen bevatten stellingen over desinformatie die door respondenten juist of onjuist beantwoord werden. Het aantal juist beantwoorde stellingen voorafgaand aan de lessen werd vergeleken met het aantal juist beantwoorde stellingen na afloop van de lessen. Op deze manier werd getracht een positief leereffect van de ingezette lessen te bewijzen. In het derde werkpakket werden de resultaten uit de ‘kennistoetsen vooraf’ en de ‘kennistoetsen achteraf’ geanalyseerd. Naast deze kwantitatieve analyses, werd ook met behulp van kwalitatieve resultaten geanalyseerd en bekeken in hoeverre de trainingen aan de trainers (onderwijzende duo’s)en de lessen met de vijf modules voor de leerlingen doeltreffend zijn gebleken in het respectievelijk onderwijzen, herkennen van en weerbaarder worden tegen desinformatie. Daarmee reflecteren we ook op de vraag of de geteste methodologie in de drie landen effectief is geweest: wat zijn de ‘best practices’ en waar zien we verbeterpunten? Uit de analyse blijkt dat de stellingen uit de kennistoetsen onvoldoende aansluiten bij de modules om een significante leercurve te kunnen vaststellen. Wel blijkt uit de kennistoetsen dat leerlingen zélf zeggen na het volgen van de lessen het verschil te kunnen zien tussen desinformatie en betrouwbaar nieuws. Daarnaast geven de leerlingen aan nieuwe dingen te hebben geleerd en meer te willen weten over het onderwerp desinformatie. Het leereffect blijkt ook uit de analyse van de kwalitatieve data: de modules hebben duidelijk een toegevoegde waarde in het verzorgen van onderwijs over nieuwsmediawijsheid in relatie tot desinformatie en journalistiek. Ook uit de kennistoetsen die onder de trainers (de onderwijzende duo’s) zijn ingevuld, blijken geen significante verschillen tussen het aantal juist beantwoorde stellingen in de ‘kennistoets vooraf’ en ‘kennistoets achteraf’ en zijn er geen duidelijke onderlinge verschillen tussen de landen waarneembaar. Wel blijkt, ook hier weer op grond van de kwalitatieve data, dat een ruime meerderheid van de trainers na afloop van de train-the-trainer workshops het gevoel heeft zelf de lessen aan de leerlingen te kunnen verzorgen. Ook blijkt uit de verschillende kwalitatieve bronnen dat docenten erg positief zijn over de modules. Zij geven aan dat de modules goed in elkaar zitten en een toevoeging vormen op het bestaande lesmateriaal. Alle trainers geven dan ook aan door te gaan met het onderwijzen van de door SMILES ontwikkelde modules, al zullen ze dat in de nabije toekomst soms in aangepast vorm doen. Het onderhavige rapport sluit af met aanbevelingen voor docenten en bibliotheekprofessionals die aan de slag willen gaan met de door SMILES ontwikkelde en geteste modules.
In 2027 zal er weer een peiling voor burgerschap plaatsvinden voor het primair onderwijs, speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs. Het doel van de Peil.Burgerschap-studie betreft het in kaart brengen van burgerschapscompetenties van leerlingen in het po, so, vo en vso en de manieren waarop burgerschapsonderwijs in deze onderwijstypen vorm krijgt. Met deze voorstudie voor Peil.Burgerschap beschrijven wij wat kenmerkende aspecten van burgerschap zijn, wat veronderstelde effectieve elementen van burgerschapsonderwijs zijn en hoe beiden in kaart gebracht kunnen worden en wat beperkingen daarbij zijn. Deze voorstudie is als volgt opgebouwd. In het eerste hoofdstuk geven we een beschrijving van de betekenis van burgerschap en burgerschapsonderwijs, hoe dat in kaart gebracht wordt en wat daar uitdagingen bij zijn en wat resultaten van onderzoek daaromtrent zijn. In het tweede hoofdstuk 2, 3 en 4 volgen drie centrale kernconcepten van burgerschap: democratie, diversiteit en moreel oordeelsvorming. Deze drie kernconcepten vormen gezamenlijk een belangrijk deel van het concept burgerschap. Democratie en diversiteit zijn twee fundamenten van (het denken over) burgerschap, moreel oordeelsvorming geeft invulling aan (dat denken over) democratie en diversiteit. In deze hoofdstukken gaan we dieper in op manieren waarop competenties en onderwijsaanbod op dit gebied in kaart gebracht kan worden en welke uitdagingen daarbij bestaan. In het laatste hoofdstuk brengen we de centrale uitkomsten en vraagstukken uit de overzichtsstudie samen.
Bij ouderen die zelfstandig thuis wonen kunnen mogelijk medicatieproblemen ontstaan. In dit project staat een e-health toepassing (app) centraal waarmee signalen voor mogelijke medicatieproblemen kunnen worden opgevangen. Hiermee kunnen apotheker en huisarts beter selecteren voor welke doelgroep een jaarlijkse medicatiebeoordeling (MBO) zinvol en effectief kan zijn.
Bij ouderen die zelfstandig thuis wonen kunnen mogelijk medicatieproblemen ontstaan. In dit project staat een e-health toepassing (app) centraal waarmee signalen voor mogelijke medicatieproblemen kunnen worden opgevangen. Hiermee kunnen apotheker en huisarts beter selecteren voor welke doelgroep een jaarlijkse medicatiebeoordeling (MBO) zinvol en effectief kan zijn.Doel Met behulp van dit project kunnen we nagaan of het zinvol en uitvoerbaar is om oudere patiënten die mogelijk baat hebben bij een MBO te selecteren d.m.v. het opvangen van signalen met een app bij deze mensen thuis. Resultaten Het resultaat van dit project bestaat uit 3 onderdelen: Een app, aangepast vanuit bestaand e-Health platform MedGUIDE, waarmee bij ouderen thuis relevante signalen kunnen worden opgevangen Instructiemateriaal voor het inzetten van de app in de apotheek en bij ouderen thuis Informatie over de haalbaarheid en effectiviteit van het inzetten van de app in de praktijk. Looptijd 09 januari 2020 - 01 september 2022 Aanpak D.m.v. literatuuronderzoek, interviews en focusgroepen met de gebruikers van de app (oudere patiënten mantelzorgers en apothekers) in kaart brengen aan welke voorwaarden de app moet voldoen. Het ontwikkelen/aanpassen van de app en bijbehorend instructiemateriaal. Het pilot-testen van de app in twee apotheken. Vanuit de Multidisciplinaire Richtlijn Polyfarmacie bij Ouderen (2012) zijn criteria geformuleerd voor de selectie van patiënten die in aanmerking komen voor een MBO. In de praktijk blijkt het inzetten van deze criteria niet haalbaar en niet effectief. Er zijn echter ook geen concrete criteria bekend die dit wel zijn. Daarom wordt gevraagd aan huisartsen en apothekers om hier zelf een inschatting van te maken binnen de eigen patiëntenpopulatie. Een zelfrapportagemodule via een app bij ouderen thuis kan hierbij helpen. Het beleid van de overheid is gericht op het inzetten van o.a. meer e-Health oplossingen om de zorg betaalbaar te houden. Hier sluit project E-SOM goed bij aan.
Hoogbegaafde leerlingen hebben bijzondere talenten ten aanzien van 21-eeuwse vaardigheden als creatief en kritisch denken, zelfregulerend leren en probleemoplossend werken. Het wordt algemeen aangenomen dat hoogbegaafde leerlingen dan ook een bijdrage kunnen leveren aan onze (toekomstige) maatschappij, omdat zij – dankzij hun capaciteiten – kunnen voorzien in de toenemende vraag om flexibele, innovatieve werknemers met een brede blik en aanpassingsvermogen. Om dit ontwikkelpotentieel te benutten, moeten leerlingen echter wel worden uitgedaagd. Dit vraagt, naast cognitieve uitdaging, om aandacht voor de persoonsvorming zodat wordt voorkomen dat leerlingen (onbewust) gaan onderpresteren, faalangst of gedragsproblemen gaan ontwikkelen – omdat zij niet worden begrepen. In dit project worden twee innovatieve, digitale tools ontwikkeld om tegemoet te komen aan de behoeften van deze leerlingen en uitgezet onder startende, zittende en ervaren leerkrachten om zo de in potentie aanwezige 21-eeuwse vaardigheden te stimuleren. Het betreft: 1) een interactieve matrix die kan worden gebruikt om tegemoet te komen aan de onderwijsbehoeften van hoogbegaafde leerlingen ten aanzien van de persoonsvorming, en 2) een digitale QuickScan die middels een automatische zelfrapportage aangeeft waar de ontwikkelkansen van leerkrachten liggen. In de aanvraag staat het concretiseren en digitaal ontwikkelen van deze producten voorgesteld (maart 2018 – maart 2019), welke via drie rondes van meetups door olievlekwerving worden verspreid in het werkveld. Deze tools kunnen worden ingezet door leerkrachten om leeromgevingen zo in te richten binnen het basisonderwijs, zodat hoogbegaafde leerlingen de genoemde 21-eeuwse vaardigheden (verder) ontwikkelen.