Er is wereldwijd een groeiende groep milieuvluchtelingen waarvoor nog geen internationaal beschermingsregime bestaat. Het internationaal recht biedt geen adequaat antwoord. Dit artikel laat zien welke soorten milieuvluchtelingen bestaan, en zal betogen dat de bescherming van deze groep plaats kan vinden onder het VN-principe The Responsibility to Protect (R2P). Staten en de internationale gemeenschap hebben een zorgplicht voor milieuvluchtelingen. De basis hiervan ligt bij de Rechten van de Mens. De effectieve uitvoering van een aantal basisrechten wordt immers negatief beïnvloed door milieudegradatie. Tevens wordt staatssoevereiniteit steeds meer beschouwd als een verantwoordelijkheid. Via The Responsibility to Protect ontstaat er een integrale aanpak: 1) een staat is ten eerste zelf verantwoordelijk voor de bescherming van milieuvluchtelingen, 2) de internationale gemeenschap heeft een verantwoordelijkheid een staat hierbij te assisteren, en 3) indien een staat zijn milieuvluchtelingen niet wil of niet kan beschermen, verschuift de verantwoordelijkheid voor dit probleem naar de internationale gemeenschap, om collectief snel en beslissend te reageren. ABSTRACT The number of environmental refugees is growing, but an international legal protection regime is non-existent. This article shows eight different kinds of environmental refugees, and will argue that the protection of these groups can take place under the UN principle The Responsibility to Protect (R2P). States and the international community are obliged to help environmental refugees, based on the International Bill of Human Rights. The effective implementation of basic rights is influenced negatively by environmental degradation. Furthermore, changed notions regarding state sovereignty are also pointing at the responsibility of the state. The Responsibility to Protect (R2P) offers an integral approach: In first instance, the responsibility to take protective measures lies with the state itself. Secondly, the international community has a responsibility to assist. Lastly, when a state is not able or willing to protect its environmental refugees, the responsibility yields to the international community, to respond in a swift and decisive manner.
Naar aanleiding van wateroverlast in de Oosterpoortbuurt in de gemeente Groningen, 12 juli 2010, is een onderzoek opgesteld in samenwerking met de gemeente Groningen. In dit onderzoek staat de vraag, hoe om te gaan met extreme neerslag in stedelijk gebied, centraal. Uit de klimaat scenario’s, die door het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI) zijn opgesteld, blijkt dat de buien intensiever worden. Om hier in de toekomst beter mee om te gaan, is er onderzoek gedaan naar het aanpakken van extreme neerslag in bestaand stedelijk gebied. Dit is gedaan aan de hand van de overlastsituatie rond de Meeuwerderweg, een straat in de Oosterpoortbuurt. Dit onderzoek is opgedeeld in een gebiedsgericht en een algemeen deel. In dit onderzoek is het gebied de Oosterpoortbuurt in de gemeente Groningen. Een buurt die eind 19e eeuw ontstaan is aan de zuidkant van de stad. Tegenwoordig wonen er ongeveer 5000 mensen. Het is een levendige wijk waar veel jonge mensen wonen en waar het cultureel centrum de Oosterpoort staat. Verderkenmerkt het gebied zich door relatief grote hoogteverschillen, een hoge grondwaterstand en veel verhard oppervlak. Dit veroorzaakte grote wateroverlast in de lager gelegen delen toen op 12 juli 44 millimeter water in één kwartier viel. In dit onderzoek is er onderzocht wie er aansprakelijk is voor wateroverlast in bestaand stedelijk gebied en wat er aan te doen is.De aansprakelijkheid bij schade door wateroverlast is vastgelegd in de Waterwet. Gemeenten hebben sinds 2008 een zorgplicht voor hemelwater. Dit houdt in dat gemeenten risicogebieden in kaart moeten brengen en daar een aanpak op maat voor moeten opstellen. Uit een uitgevoerde enquête blijkt dat veel buurtbewoner materiële schade hebben door wateroverlast. Slecht een klein deel declareert dit bij hun verzekeraar en dit wordt in de meeste gevallen gehonoreerd. De kans datde gemeente Groningen aansprakelijk wordt gesteld is klein, maar een aanpak is wel gewenst.In dit rapport is een aanpak opgesteld om wateroverlast in bestaand stedelijk gebied aan te pakken.
266 woorden Op school kan de situatie zich voordoen dat de leerkracht onvoldoende tegemoet kan komen aan de extra ondersteuning die leerlingen met autisme nodig hebben. De klas kan te groot zijn, de leerkracht kan handelingsverlegen zijn, etc.. In dit projectplan wordt onderbouwd wat de relevantie is voor de dagelijkse praktijk van de leerkracht en de leerling met autisme en daaraan gerelateerde problemen. Tevens wordt onderbouwd waarom beeldende therapie theoretisch en empirisch kan bijdragen als creatieve oplossing voor kinderen met aan autisme gerelateerde problemen die in de klas extra aandacht vragen. Deze kinderen hebben een andere manier van informatie verwerken, kunnen zich vaak verbaal moeilijk uiten en hebben vaak sociale problemen. Deze kinderen lopen risico op verslavingsproblematiek (33%) en eenzaamheid, angst en depressie op volwassen leeftijd (80%). Kunstvormen in een leeromgeving bieden andere mogelijkheden voor kinderen om zich te uiten en om samen te werken. In dit projectplan wordt beschreven waarom het zinvol is te onderzoeken wat de effectiviteit is van beeldende therapie voor kinderen met autisme in primair (speciaal) onderwijs, ter preventie van risicogedrag. Het behandelprogramma ‘Zelf in beeld, beeldende therapie voor kinderen met autisme (bijlage 1) lijkt veelbelovende resultaten op te leveren (Schweizer, 2020). Om een indruk van de resultaten van praktijkgericht onderzoek naar ‘Zelf in beeld’ te krijgen kunt u de korte animatie bekijken (3 min): https://youtu.be/cVAAzRHZnb0 In dit vervolgproject wordt verkend in hoeverre ‘Zelf in beeld’ van toegevoegde waarde van kan zijn voor kind, leerkracht en ouders, binnen de setting van Speciaal Onderwijs. Dit project heeft een innovatief karakter omdat er een nieuwe vorm van (preventief) werken binnen passend onderwijs wordt toegepast en onderzocht.
Binnen het Impuls traject Kwaliteitszorg Professional Doctorate voor het maritieme domein (PD-M) ligt de focus op de inrichting en borgen van een duurzaam systeem van kwaliteit. Om dit te bereiken is een drietal werkpakketten beschreven, waarbinnen de eerste twee jaar in het teken staan van ontwikkelen en de laatste twee in het teken van evalueren, bijstellen, borgen en duurzame inbedding. In lijn met de uitdagingen op het gebied van automatisering en verduurzaming binnen de maritieme sector, staat in werkpakket 1 (NHL Stenden is lead) het uitbreiden van de huidige Graduate Commissie Maritiem (GC-M) centraal met partners uit het werkveld en GC leden uit de domeinen Techniek & Digitalisering en Energie & Duurzaamheid en het beschrijven van werkstructuren en -processen. De nieuw samengestelde GC-M is verantwoordelijk voor de resterende twee werkpakketten. In werkpakket 2 (Hogeschool Rotterdam is lead) staan normvinding op het gebied van praktijkgericht onderzoek op EQF8 en interveniëren in de complexe beroepspraktijk centraal. Als onderdeel van dit werkpakket wordt een studiedag gepland die in het teken staat van het leren van en met elkaar, specifiek op basis van de evaluatie van het lopende PD-traject van Liverpool John Moores University. Werkpakket 3 (NHL Stenden is lead) staat in het teken van de thematische ontwikkelagenda van de PD-M, gericht op het ontwikkelen van leeractiviteiten op het snijvlak maritiem-automatisering-verduurzaming. Tijdens jaarlijkse werkconferenties (NHLStenden, HR en HvA) worden ervaringen en uitkomsten van de drie werkpakketten, maar ook de lopende PD-trajecten met elkaar gedeeld en vinden kalibratiesessies plaats en is er aandacht voor de zorgplicht en de monitoring van PD-trajecten. Het projectmanagement is belegd bij NHL Stenden en is zowel gericht op het bewaken van de voortgang van het traject, als het borgen van de samenhang tussen de werkpakketten. Het projectmanagement is verantwoordelijk voor het up-to-date houden van de verschillende platforms en communicatiekanalen.
Door de kredietcrisis is de kredietverlening van het mkb een gecompliceerd proces geworden en tast de financieel mkb-adviseur in het duister. Banken wijzen meer financieringsaanvragen af door strengere financieringseisen. Ook zijn alternatieve vormen van financiering ontstaan, zoals crowdfunding, online werkkapitaal, factoring en leasing. Om in de totale kredietbehoefte van ondernemers te voorzien is vaak een combinatie van financieringsvormen nodig. Het combineren van deze verschillende vormen heet ‘gestapeld financieren’. In de praktijk is het lastig om gestapeld financieren te realiseren, omdat het mkb zelf geen ervaring heeft met gestapeld financieren en daarom advies nodig heeft van financieel adviseurs. Deze financieel adviseurs – veelal zelf mkb’ers – kunnen dit advies door een gebrek aan kennis niet geven. Het mkb zoekt een financieel adviseur die overzicht heeft, een adequate financieringsmix kan adviseren èn de aanvraag voor de ondernemer in gang kan zetten. Dit vraagt veel kennis van de financieel adviseur over de financieringsvormen. Er zijn inmiddels meer dan 40 financieringsvormen met elk hun eigen voorwaarden. De Hogeschool van Amsterdam (HvA) en Hogeschool Utrecht (HU) hebben rondetafelbijeenkomsten georganiseerd met financieel mkb-adviseurs, accountantskantoren, subsidiebureaus en financieel adviseurs verbonden aan financieringspartijen. Hieruit bleek dat er in het proces van gestapeld financieren allerlei vragen rijzen over bijvoorbeeld zorgplicht, onderpand, looptijden en risico’s. Gestapeld financieren is niet alleen het combineren van verschillende financieringsvormen. De complexiteit van een gestapelde financieringsmix is namelijk dat de verschillende financieringen in de mix elkaar beïnvloeden. Hierdoor ontstaan nieuwe problemen op het gebied van looptijden, zekerheden, rentekosten en dergelijke. Wat de financieel mkb-adviseur nodig heeft, is een proces voor gestapeld financieren dat de complexiteit vermindert, tot een kostenefficiënt advies leidt en vraag en aanbod beter bij elkaar brengt. Kennis over hoe financieringsvormen op elkaar inwerken is daarbij van belang. De centrale vraag in dit projectvoorstel luidt dan ook: “Hoe kan de financieel adviseur van het mkb de vele verschillende financieringsvormen – met behulp van een overzichtelijk stappenplan - combineren en tot een optimale passende financieringsaanvraag komen?” In dit SIA RAAK MKB project wordt kennis verworven over de inrichting van het aanvraag-, acceptatie- en beheerproces. Het hoofddoel van dit project is om een hanteerbaar, geaccepteerd en kennisintensief stappenplan op te leveren, waarmee de financieel adviseur advies kan geven over de juiste combinaties van financiering. Bij de ontwikkeling van kennis in dit project wordt rekening gehouden met de gedragskenmerken van financieel adviseurs die bepalend zijn of deze kennis uiteindelijk wordt toegepast.