Meestal verloopt de taalontwikkeling van kinderen vanzelfsprekend. Sommige kinderen echter hebben problemen in de spraak- en taalontwikkeling. Deze kunnen grote impact hebben op het leven van een kind. In dit hoofdstuk worden de mijlpalen in de taalontwikkeling en de verschillende taalgebieden van kinderen van nul tot vier jaar beschreven. Om taal te leren, is het noodzakelijk dat een ‘taallerend’ kind zich motorisch, cognitief, auditief sociaal en emotioneel goed ontwikkelt. Daarom wordt een aantal problemen in de taalontwikkeling nader besproken. Zo komt de vraag aan de orde op welke wijze samen met ouders gezocht kan worden naar mogelijkheden om de taalontwikkeling van kinderen te optimaliseren.
LINK
Jonge kinderen zijn zeer efficiente taalverwervers. Meestal verloopt de taalontwikkeling van kinderen als vanzelfsprekend, maar sommige kinderen hebben problemen in de spraak- en taalontwikkeling. Door vroegtijdige opsporing, diagnostiek en behandeling van kinderen met problemen in de communicatie kan worden voorkomen dat deze problemen ingrijpen in andere ontwikkelingsprocessen.
LINK
Zowel in de jeugdgezondheidszorg als in het onderwijs worden verschillende instrumenten ingezet voor de monitoring van de spraak- en taalontwikkeling en de opsporing van mogelijke problemen in de spraak- en taalontwikkeling. Geen van deze instrumenten hebben bewezen voldoende psychometrische eigenschappen. Het doel is om een valide uniform signaleringsinstrument te ontwikkelen voor de opsporing van spraak-, taalproblemen bij kinderen van 1 tot 6 jaar voor zowel de Jeugdgezondheidszorg als voor het basisonderwijs.Voor de constructie van het signaleringsinstrument is (1) een Delphistudie uitgevoerd naar het construct ‘spraak-, taalontwikkeling’ en de alarmsignalen van een niet goed verlopende ontwikkeling; (2) is de face validity van de vragen over de items (samenvoeging alarmsignalen en items andere instrumenten) bepaald, en (3) zijn de ervaringen en wensen van ouders en professionals ten aanzien van signalering in kaart gebracht door middel van semigestructureerde interviews.In de normeringsfase wordt de geconstrueerde lijst afgenomen bij een gestratificeerde steekproef van in totaal 2000 ouders van kinderen (1 tot 6 jaar) in Nederland. De itembank bevat op dit moment 75 items die vallen binnen het construct ‘spraak-, taalontwikkeling’ en beschrijven de linguïstische domeinen en interactie. Selectie van de beste items gaat nog plaatsvinden op basis van nonparametrische item response theorie analyse. De definitieve set items wordt gevalideerd tegen uitgebreide taaltesten.Ons instrument uiteindelijke instrument kan gaan bijdragen aan de gezamenlijke taak van zorg en onderwijs in het monitoren van de spraak- en taalontwikkeling en de opsporing en verwijzing van kinderen met problemen in de spraak- en taalontwikkeling.
DOCUMENT
De doelstelling van dit onderzoek is het beschrijven van de taalontwikkeling van kinderen tussen 5 en 7 jaar geboren na geassisteerde eicelactivatie of assisted oocyt activation (AOA). De tweede doelstelling van dit onderzoek is een vergelijking tussen de taalontwikkeling van jongens en meisjes enerzijds en eenlingen en tweelingen anderzijds binnen de groep van kinderen geboren na AOA. Het onderzoek maakt deel uit van een groter onderzoek naar de algemene ontwikkeling van kinderen tussen 3 en 7 jaar geboren na AOA. Uit de resultaten blijkt dat de groep kinderen geboren na AOA gemiddeld percentiel 42 scoorden op kernscore van de CELF-IV-NL wat overeenkomt met een gemiddeld taalprofiel. Geslacht bleek geen effect te hebben op de resultaten van de taaltest. Er werd een significant verschil gevonden tussen eenlingen en tweelingen voor de kernscore en de expressieve en receptieve taalindex. Eenlingen scoorden significant beter op vlak van algemene taalvaardigheid en expressieve en receptieve taalontwikkeling. De voorzichtige conclusie van dit onderzoek is dat kinderen geboren na AOA gemiddeld een taalprofiel vertonen dat binnen de normen valt. Binnen deze groep scoren eenlingen daarbij opvallend hoger. Verder onderzoek is echter nodig om deze preliminaire resultaten verder te bestuderen.
DOCUMENT
Duurzaam beroepsonderwijs is onderwijs waarin de taalontwikkeling van alle studenten gestimuleerd wordt. Taal is immers een cruciaal middel om succesvol te zijn in het onderwijs, het werkveld en de maatschappij in brede zin. Met taal bedoelen we dan niet alleen het Nederlands als instructietaal, maar ook de andere talen waarover veel van de studenten in het mbo beschikken. Dit artikel geeft inzicht in de opbrengsten van het project Taalsterk aan het Werk, waarin taal- en vakdocenten binnen het Gezondheidszorg College van ROC Midden Nederland in twee professionele leergemeenschappen gewerkt hebben aan diverse talige interventies.
DOCUMENT
Bij al het vakmanschap en meesterschap dat leraren nodig hebben, hoort ook een hoog taalvaardigheidsniveau. Om hun vak over te dragen en om bij te dragen aan de vorming van de leerlingen, moeten leraren over uitstekende communicatieve vaardigheden beschikken. Bovendien moeten ze bijdragen aan de taalontwikkeling van hun leerlingen. Dat geldt niet alleen voor docenten Nederlands, maar ook voor alle andere docenten. Bij de doelen van een vak hoort immers ook de tal van dat vak. Dit lectoraat heeft de opdracht om bij te dragen aan de opleiding van 'taalvaardige leraren die competent zijn om taalgericht les te geven'. Maar hoe goed moet het Nederlands van leraren eigenlijk zijn? Hoe kunnen we dat beoordelen? Gelden voor alle leraren dezelfde eisen, onafhankelijk van hun vak en los van hun achtergrond en andere competenties? Hoe kan de lerarenopleiding studenten helpen om dat niveau te bereiken? Door middel van onderzoek, onderwijs en professionalisering proberen de medewerkers van de FLOT Taalwerkplaats deze vragen te beantwoorden.
DOCUMENT
Oost-Groningen is een gebied met traditioneel veel leerlingen met taalachterstanden. Recent reviewonderzoek heeft dat nog eens bevestigd. Inmiddels is veel bekend over de achtergronden van taalachterstanden. Desondanks stagneert de achterstandsbestrijding in deze regio. In deze bijdrage wordt getracht na te gaan op welke manier achtergrondkenmerken van ouders uit Oost-Groningen, hun verwachtingen van hun kinderen, hun opvattingen ten aanzien van onderwijs en aspecten van informele educatie een verklaring vormen voor de taalontwikkeling van 4-jarige kinderen in groep 1. Uit toetsing van het gepresenteerde theoretische model met LISREL blijkt dat opvattingen en verwachtingen van ouders in Oost-Groningen substantieel mediëren tussen achtergrondkenmerken van ouders en detaalontwikkeling, ook als gecontroleerd wordt intelligentie en verbaal geheugen van de kinderen. Ook mediëren opvattingen en verwachtingen tussen de achtergrondkenmerken en aspecten van informele educatie. Informele educatie medieert echter niet tussen de achtergrondkenmerken en taalontwikkeling. Het belang van informatieve geletterdheid van ouders en van opvattingen en verwachtingen wordt besproken. Het feit dat opvattingen en verwachtingen als leefstijlkenmerk doorwerken in de proximale processen, maar tevens verankerd zijn in de culturele leefstijl van ouders weerspiegelt de complexiteit van het vraagstuk.
LINK
Dit artikel beschrijft de bevindingen uit een explorerend literatuuronderzoek naar de grammaticale ontwikkeling van Nederlandstalige kinderen tussen 7 en 10 jaar met en zonder een taalontwikkelingsstoornis (TOS). De resultaten worden ook in een klinische context geplaatst, met als doel logopedisten te ondersteunen in de behandeling van grammaticale problemen bij kinderen met TOS in deze leeftijdsgroep. Grammaticale problemen zijn een kernprobleem van kinderen metTOSen behandeling van deze grammaticale problemen is daarmee een kerntaak van de logopedist. De verwervingsvolgorde van grammaticale structuren bij Nederlandstalige kinderen met een normale taalontwikkeling is redelijk duidelijk tot een leeftijd van 5 á 6 jaar. Voor oudere kinderen is dit veel minder het geval. Deze informatie is echter wel van belang om passende grammaticale behandeldoelen te kunnen selecteren en prioriteren.
DOCUMENT