In hoofdstuk 1 wordt ingegaan op de aanleiding voor de literatuurstudie, de keuze voor OWO en doel, onderzoeksvragen en verantwoording van de literatuurstudie. Hoofdstuk 2 schetst een beeld van gebiedsgebonden politiewerk en gaat in op de rol en samenstelling van basisteams (onderzoeksvragen 1 en 2). Hoofdstuk 3 gaat in op het begrip digitalisering, beschrijft de digitalisering van gebiedsgebonden politiewerk en inventariseert knelpunten (onderzoeksvraag 3). In hoofdstuk 4 wordt het begrip ‘digitale handelingsbekwaamheid’ verkent, de betekenis van digitale handelingsbekwaamheid voor het GGP wordt in kaart gebracht en in verband gebracht met leerstijlen binnen organisaties. Ook worden de knelpunten ten aanzien van digitale handelingsbekwaamheid geïnventariseerd (onderzoeksvraag 4). In hoofdstuk 5 worden relevante theorieën over het de gebruik en de acceptatie van digitale technologieën, veranderingsbereid en leertheorieën besproken (onderzoeksvraag 5). In hoofdstuk 6 ten slotte wordt het conceptueel model gepresenteerd en verantwoord. Het conceptueel model dient als basis voor het op te stellen Programma van Eisen.
Europese landen worstelen met het ‘post Snowden’-tijdperk. Dit is zichtbaar in de nieuwe wetgeving die in veel landen recentelijk tot stand is gekomen. Grote thema’s daarbij zijn onder meer hoe om te gaan met de hedendaagse informatiesamenleving, die oneindige hoeveelheden data produceert en die zich kenmerkt door snelle technologische ontwikkelingen. Hoe kan worden voorkomen dat zich een tweede ‘Snowden’-onthulling gaat voordoen? Ook de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Wiv) 2017 is opnieuw een product van zijn tijd. Deze wet probeert de nieuwe dilemma’s te ondervangen terwijl tegelijkertijd een werkbare situatie voor de bescherming van de rechtstaat via inlichtingen en veiligheidsdiensten wordt nagestreefd. Wij presenteren in dit artikel een aantal kanttekeningen bij de Wiv 2017. Dit doen wij door een aantal relevante in Nederland (Eskens e.a. 2016; Loof e.a. 2016) en in de Europese Unie1 verschenen overkoepelende studies over grondrechten te bespreken. Deze kanttekeningen zijn deels gebaseerd op normatieve uitgangspunten en aanbevelingen uit deze studies, deels ontleend aan nog lopend onderzoek. Gezien de aard en omvang van dit artikel is een selectie gemaakt en beperkt de analyse zich tot het schetsen van de belangrijkste dilemma’s.
Rond de invoering van zero emissies zones voor stadslogistiek spelen er bij overheden verschillende vraagstukken. Doordat er beperkt beleid gemaakt werd op stedelijke logistiek, is er echter nooit de behoefte geweest om een heel gedetailleerd beeld van dit verkeer te krijgen. Stedelijke logistiek omvat bovendien een breed scala aan commerciële voertuigbewegingen en niet enkel het transport van goederen. Om de ‘logistiek’ op stadsniveau beter in kaart te brengen, zijn er verschillende data beschikbaar die met een ander doeleinde zijn verzameld. In dit artikel wordt er op basis van de beschikbare data een inschatting gemaakt van de omvang van de stedelijke logistiek en de effecten van een zero emissie zone. Hiermee kan beter in kaart gebracht worden wat de verwachte impact van de invoering van zero emissie zones is, inclusief het uitstraaleffect. Het instellen van een zone leidt naast emissieloos transport mogelijk ook tot een verandering in kilometers omdat een vervoerder zijn/haar gedrag moet aanpassen. De mogelijke gedragsreacties zijn echter wel in sterke mate segment-specifiek. De effecten van de invoering van een zero emissie zone op CO2-uitstoot en gereden kilometers per segment, binnen en buiten de zone, zijn door middel van een case studie met een zone in Utrecht in kaart gebracht met de Decamod-gedragsmodule. Resultaten laten zien dat het effect van de invoering van een zero emissie zone met name buiten de zone tot een hoge CO2-reductie leidt. Toekomstig beleid moet daarom vooral gericht zijn op het ondersteunen van de overgang van kilometers gerelateerd aan de zone naar een nul-emissie alternatief alsook het reduceren van voertuigkilometers.
Rugpijn komt voor bij veel paarden. De pijngrens van ieder paard is verschillend, het is lastig te constateren of een paard rugpijn heeft. De oorzaken van rugpijn kunnen uiteenlopen zoals slecht passend zadel, kreupelheid, orgaanproblemen, manier van rijden, overbelasting of wervelblokkades. Momenteel wordt rugpijn geconstateerd middels handelingen zoals voelen aan spieren of wervels, visueel beoordelen van de rug. Objectieve analyses op gebied van rug problematieken en bewegingskwaliteit zijn op dit moment erg uitdagend. Het is mensenwerk en vaak zijn de meningen verdeeld zelfs tussen experts met ruime ervaring. Het equine back measurement system kan voor de sector een gamechanger worden door de mogelijkheid om de rug/romp beweging van het paard te objectiveren en kwantificeren en zodoende rugklachten te kunnen aantonen. Het equine back measurement systeem maakt met behulp van sensoren een 3D scan van het rugoppervlak tijdens bewegen (stap/draf) op een lopende band. Middels AI software analyse volgt hieruit een resultaat van de metingen en geeft het systeem aan waar opvallende afwijkingen zitten in de bewegende oppervlaktepatronen. Met deze informatie kan dan bijv. een zadelmaker het zadel op de juiste manier instellen voor het betreffende paard of zijn er indicaties voor nader veterinair onderzoek. Het equine back measurement system zou gecombineerd kunnen worden met alle bestaande lopende band opstellingen voor paarden. In de toekomst zou het systeem zelfs gebruikt kunnen worden om een nieuw te ontwikkelen zadel met luchtkamers aan te sturen. In dit project ligt de focus op genereren van een 3D model met behulp van sensoren zoals dieptecamera’s. Op basis van de ervaring met bewegingsmetingen bij paarden van projectpartner Equimoves is gebleken dat het systeem 200 - 300 metingen per seconde moet kunnen maken om voldoende details te kunnen zien. Bij dit project zijn verder betrokken Peard (zadeldrukmetingen) en Paardenkliniek Venlo.
De nieuwe lector Gezonde Stedelijke Ontwikkeling levert onderbouwde praktijkgerichte oplossingen voor de vraag hoe je stedelijke verdichting kunt combineren met het creëren van groene en rustige plekken, waar mensen kunnen ontspannen, ontmoeten en bewegen. In de regio Utrecht en heel Nederland worden de komende jaren veel woningen bijgebouwd binnen de gemeentegrenzen. Deze stedelijke verdichting gaat vaak ten koste van groene en rustige plekken, terwijl zulke plekken juist essentieel zijn voor de gezondheid van stadsbewoners. Provincie Utrecht en Utrechtse gemeenten zoeken naar manieren waarop die stedelijke verdichting kan samengaan met het creëren van groene en rustige plekken, waar mensen kunnen ontspannen, ontmoeten en bewegen. Hoe zorg je dat de plekken aansluiten op de wensen van alle belanghebbenden, inclusief kwetsbare groepen en toekomstige bewoners, zodat alle groepen deze plekken ook daadwerkelijk gaan gebruiken? Hoe betrek je hen in het ruimtelijk planproces? Hoe worden de groene en rustige plekken na realisatie gebruikt en beleefd? De lector Gezonde Stedelijke Ontwikkeling wil dit in ‘living labs’ onderzoeken en praktische handvatten ontwikkelen voor professionals om groene en rustige plekken te kunnen creëren. In het lectoraat monitoren we hoe gebruikers na realisatie de plek gebruiken en beleven, met daarvoor (door)ontwikkelde methoden. We analyseren in hoeverre oorspronkelijke ambities ten aanzien van groene en rustige plekken zijn gerealiseerd, en wat daarin stimulerende en belemmerende factoren zijn. We borgen de inzichten en maken deze beschikbaar voor huidige en toekomstige professionals die werken aan gezonde stedelijke ontwikkeling. De L.INT lector Gezonde Stedelijke Ontwikkeling combineert de expertise van RIVM en Hogeschool Utrecht (HU). De activiteiten zijn ingebed in lopende projecten en programma’s van HU en RIVM. Door de samenwerking met provincie, gemeenten en andere praktijkprofessionals komt de nieuwe kennis terecht in de beroepspraktijk. De lector wordt ondergebracht in het Lectoraat Building Future Cities van het Kenniscentrum Gezond en Duurzaam Leven, HU.
De landbouw in Nederland zorgt voor een netto CO2- en stikstofuitstoot. Om de druk op het milieu te verminderen is het noodzakelijk deze uitstoot te reduceren. Het aandeel methaan- en stikstofuitstoot van verse mest is relatief hoog t.o.v. de uitstoot bij oude mest. Het is daarom van essentieel belang om verse mest direct te conserveren waardoor de uitstoot van methaan en stikstof minimaal is. Een methode voor het conserveren van mest is de toevoeging van duurzaam mierenzuur uit hernieuwbare energie in de mestkelder om zodoende de pH te verlagen waardoor methaan producerende bacteriën geen kans krijgen om methaan te produceren. Bovendien zorgt de verlaging van de pH voor een betere oplosbaarheid van ammoniak. De productie van mierenzuur kan d.m.v. een PV-katalytische reactie van water en CO2 naar mierenzuur. Uiteindelijk kan de aangezuurde mest worden toegevoegd aan een vergister waardoor een hoge methaanpotentiaal uit de verse mest gehaald kan worden. In dit onderzoek wordt onderzocht: (1) wat de extra methaanopbrengst in een vergister kan zijn door gebruik te maken van aangezuurde verse mest i.p.v. onaangezuurde mest. Hierbij worden methaanpotentialen van mierenzuur, verse mest en aangezuurde mest met elkaar vergeleken; (2) wat de vermeden stikstofemissie kan zijn door mest aan te zuren. Voorafgaande aan de methaanpotentiaalmetingen en stikstofmetingen worden de mestmonsters en mengsels onderzocht op mengbaarheid met mierenzuur en op pH-buffercapaciteit. Met de resultaten kan een procesdiagram voor een pilot ontworpen worden voor een vervolgonderzoek om mest aan te zuren op boerderijschaal en in een later stadium te vergisten. Ook wordt een centrale mierenzuurproductie faciliteit doorgerekend. Hierbij wordt het mierenzuur naar de veehouderij aangevoerd en de verzuurde mest afgevoerd. Veehouders zonder vergister kunnen dan ook deelnemen aan het mierenzuurvergistingsproces. Uiteindelijk zal het mierenzuur-in-de-stal vergistingsconcept bijdragen aan vermindering van de methaan- en de ammoniakemissie en de gasopbrengst uit verse mest verhogen.