In deze notitie wordt de huidige stand van zaken wat betreft het academische deel van de opleidingsschool, en daaraan gekoppeld, als mogelijke onderdelen voor een subsdieaanvraag, een aantal potentiële 'verankerprojecten' geschetst. Alle vo-scholen die in 2011 bij het academische deel van de opleidingsschool betrokken zijn, hebben eerder al laten weten in principe ook in de periode 2012-2016 te willen participeren. Daarnaast zijn er nog enkele scholen uit het samenwerkingsverband die overwegen om ook aan te sluiten bij het academische deel van het project. Een vervolg van het project betekent dat er nog meer aandacht gevraagd zal worden voor de inhoud en kwaliteit van het praktijkonderzoek dat door leraren (in opleiding) op school wordt uitgevoerd en ook voor de verbetering van de afstemming en samenwerking tussen partnerscholen, lerarenopleiding en betrokken wetenschappelijke instellingen op dit punt. In het kader van de discussie en besluitvorming voor (verdere) uitbouw van de academische kop van de Opleiedingsschool Limburg is op verzoek van het directieberaad van de AOSL deze notitie geschreven.
DOCUMENT
De Academische Opleidingsschool Limburg (AOSL) is een samenwerkingsverband van de Fontys Lerarenopleiding Sittard, 12 scholengemeenschappen voor voortgezet onderwijs, de Open Universiteit en de Universiteit Maastricht. Kernstreven van het project is het praktijkgericht professionaliseren en begeleiden van leraren (in opleiding) met het oog op verbetering van de kwaliteit van het (voortgezet) onderwijs. Daarbij wordt het bevorderen van het doen van onderzoek door en met leraren (in opleiding) gezien als een van de (leer)strategieën waarmee professionele ontwikkeling van leraren (in opleiding) en schoolontwikkeling met elkaar verbonden kunnen worden. Op de vo-scholen zijn zogenaamde Onderzoek Ondersteuningsgroepen (OOG)ingericht. In de bijdrage wordt onder andere ingezoomd op motiverende en belemmerende factoren zoals die binnen het samenwerkingsverband, met een diversiteit aan partners en perspectieven, en bij de vormgeving en praktische uitvoering van het doen van onderzoek door en met leraren, naar voren komen. In deze congres bijdrage wordt onder andere aandacht besteed aan de volgende vragen: (Hoe) zijn de rollen van alle partners in het project helder gedefinieerd? (Hoe) kunnen leraren in opleiding zichtbaar een rol spelen bij onderzoek op school? (Hoe) genereren en expliciteren partnerscholen onderzoeksthema's? Waar en hoe 'ontmoet' het opleidingscurriculum en onderzoek doen op school elkaar? Welke onderzoeksprogrammalijnen zijn in de AOSL zichtbaar en relevant? (Hoe) wordt binnen scholen docentonderzoek geëntameerd, geregistreerd, gerapporteerd? Welk kwaliteitskader wordt gehanteerd voor onderzoek door leraren op school? (Hoe) is AOSL verankerd in opleidingscurriculum en organisatiestructuur van scholen?
DOCUMENT
Het doen van onderzoek in de eigen schoolpraktijk neemt in de opleiding en professionalisering van leraren voortgezet onderwijs in Limburg een belangrijke plaats in. Op maandag 26 november jongstleden keek de Academische Opleidingsschool Limburg (AOSL) over de grenzen en liet zich inspireren door prof. dr. Nancy Fichtman-Dana van de University of Florida (UF), een internationaal expert op het gebied van 'Teacher Inquiry'. In dit artikel een korte terugblik met initiatiefnemer dr. Frank Crasborn, AOSL-projectleider en associate lector van de FLOS, over de achtergrond en opbrengsten van een geslaagde inspiratiedag in Sittard.
DOCUMENT
In lerarenopleiding in Nederland neemt onderzoek door (aankomende) leerkrachten een steeds grotere rol in. De aandacht voor onderzoek door leerkrachten blijkt onder andere uit de oprichting van verschillende academische opleidingsscholen. Eén van die academische opleidingsscholen is de Academische ASKO Opleidingsschool. Binnen die academische opleidingsscholen wordt onderzoeksmatig gewerkt aan de ontwikkeling van het onderwijs, de school en de professionaliteit van leraren. Onderzoeksmatig werken en ontwikkelen is het proces waarin vraagstukken en ontwikkelthema’s die voortkomen uit de ontwikkelagenda van de school (vanuit het schoolplan en het jaarplan) door ontwikkelgroepen van leraren en studenten vanuit een onderzoeksmatige aanpak worden opgepakt. Voor veel leraren is het doen van onderzoek binnen hun eigen les- en ontwikkelpraktijk een relatief nieuwe activiteit, waar ze weinig ervaring en deskundigheid in hebben. Ondersteuning en professionalisering is daarom noodzakelijk: Onderzoeksgroepen worden begeleid door onderzoeksbegeleiders, terwijl de onderzoekbegeleiders op hun beurt ook weer worden begeleid en ondersteund in hun rol en de uitvoering in de praktijk. Bij de ondersteuning van de onderzoeksbegeleiders wordt gewerkt met intervisie-bijeenkomsten, waarbij aan de hand van videobeelden, ingebrachte ervaringen en andere bronnen gereflecteerd is op het proces van het begeleiden van onderzoek.Tijdens de intervisie ontstaan inzichten in de wijze waarop onderzoek door ontwikkelteams binnen de scholen vorm kan krijgen. Deze inzichten vormen een praktijktheorie voor de onderzoeksbegeleiders. Hieronder wordt deze praktijktheorie geëxpliciteerd, om zo de opbrengsten overdraagbaar te maken. Het is nadrukkelijk een praktijktheorie, dat wil zeggen ontstaan op basis van de praktijk van de betrokken onderzoeksbegeleiders en hun inzichten. In die zin is de praktijktheorie subjectief en gebonden aan de specifieke groep die deelneemt aan het intervisietraject. Een praktijktheorie is niet zondermeer overdraagbaar, maar kan wel voor anderen ter inspiratie dienen. De praktijktheorie wordt na iedere intervisie-bijeenkomst aangevuld en de volgende bijeenkomst weer besproken
DOCUMENT
Het doen van onderzoek in de eigen schoolpraktijk neemt in de opleiding van leraren voortgezet onderwijs in Limburg een belangrijke plaats in. Tijdens een symposiom van Academische Opleieidngsschool Limburg (AOSL)op 5 april 2012 wisselden zowel zowel aanstaande als zittende leraren hun onderzoeksopbrengsten uit. In het artikel komen onder andere AOSL projectleiders Frank Crasborn en Ton Lenders aan het woord over het belang van een dergelijk symposium.
DOCUMENT
Dit onderzoeksrapport beschrijft de resultaten van een compact, reflectief onderzoek naar de academische werkplaatsen beroepsonderwijs van het lectoraat Beroepsonderwijs, Kenniscentrum Leren en Innoveren (Hogeschool Utrecht).
DOCUMENT
Kenniscentrum Educatie rapportnummer 16-03 In de regio Utrecht-Amersfoort hebben vijf academische basisscholen vanaf het schooljaar 2012-2013 deelgenomen aan het vierjarige schoolverbeteringsproject: het Academische Opleidingsscholen project (AOS-project). Het uiteindelijke doel van het project was de scholen te leren systematisch en doelgericht te werken aan schoolontwikkeling. Om dit doel te realiseren is nauw samengewerkt tussen het kenniscentrum van de Hogeschool Utrecht, Instituut Theo Tijssen, het bestuur en de scholen. Deze rapportage is een bijlage bij het onderzoeksrapport dat verschenen is over het project: Op basis van data de schoolontwikkelingsagenda bepalen (2016). In deze rapportage zijn de vijf casebeschrijvingen opgenomen, die zijn geschreven door de coördinatoren van de deelnemende scholen in samenwerking met een docent van de Hogeschool Utrecht. Het doel van de casebeschrijvingen is om zicht te krijgen op het verloop van het implementatieproces op de individuele scholen. Iedere school beschrijft de resultaten die zijn behaald, de successen die zijn geboekt, maar ook de knelpunten die ze hebben ervaren tijdens de uitvoering van het project op de school.
DOCUMENT
Ontwikkelingen en trends in Nederland met betrekking tot opleiden in de school, geïllustreerd met praktijkvoorbeelden van het samenwerkingsverband Academische Opleidingsschool Limburg (AOSL)
DOCUMENT
In december is de nieuwe aanvraagronde gesloten voor scholen die de ambitie hebben om onderzoek een vaste plek te geven in hun ontwikkeling. Deze academische opleidingsscholen willen door onderzoek de school binnen te halen, hun aanpak en werkwijze onderbouwen en nieuwe inzichten binnen halen. De opkomst van academische scholen past in een bredere beweging waarin de ontwikkeling van onderwijsaanpakken meer en meer neergelegd wordt op de plek waar dat hoort: namelijk bij de leraren die dat onderwijs uiteindelijk vorm geven. Dit proces krijgt op verschillende manieren vorm: door onderzoek naar effectiviteit van aanpakken zodanig op te zetten dat het meer direct aansluit bij vragen en concerns van leraren en het zodanig te rapporteren dat het beter toegankelijk is voor leraren en makkelijker te vertalen naar de eigen onderwijspraktijk. Maar ook door leraren uit te dagen tot het zelf doen van onderzoek naar de eigen school- en lespraktijk. Dit onderzoek doet verslag van beide manieren om onderzoek relevant voor de school te laten zijn. Allereerst gaat het in dit onderzoek om leraren binnen (academische) basisscholen die in ontwikkelgroepen gebruik maken van een onderzoeksmatige aanpak om hun onderwijs te verbeteren. Een boeiend en spannend proces dat nieuwe vaardigheden van leraren vraagt en een nieuwe cultuur binnen de scholen waar ze werken. Tegelijk is dit onderzoek een analyse van de wijze waarop dit proces verloopt, van wat schoolleiders en onderzoeksbegeleiders ondernemen om leerkrachten te ondersteunen in het onderzoeks- en ontwikkelproces en hoe leerkrachten die ondersteuning ervaren. Het onderzoek is uitgevoerd door Tonny Bruin, ondersteuner en adviseur van De Activiteit, expertisecentrum voor ontwikkelingsgericht onderwijs en gedurende het onderzoek lid van de kenniskring van het lectoraat Leren & Innoveren van de HvA. Daarmee gaat het dus om een onderzoek ‘van buiten’ en komt de vraag op in hoeverre dit onderzoek mank gaat aan een ‘kloof tussen onderwijs en onderzoek’. Tonny heeft verschillende maatregelen genomen om de kloof zo goed mogelijk te dichten: Allereerst komt de aanleiding voor het onderzoek vanuit de scholen zelf. Drie van de vier scholen in dit onderzoek maken deel uit van de Stichting ASKO, een bestuur voor katholiek onderwijs in Amsterdam. De OGO-scholen binnen ASKO hebben al enige jaren de status van academische opleidingsschool en proberen daarmee onderzoek een integraal onderdeel te laten zijn van het proces van onderwijsontwikkeling. In dat proces gaat het enerzijds om de vraag hoe effectief het onderwijs bijdraagt aan het leren van leerlingen en hoe dat verbeterd kan worden, maar dus ook om de vraag hoe effectief het onderzoek bijdraagt aan onderwijsverbetering en aan het leren van leerkrachten binnen de school en hoe dat verbeterd kan worden. De scholen zijn daarmee dragers van de onderzoeksvraag. Daarnaast is voor het onderzoek gebruik gemaakt van een theoretisch kader dat aansluit bij de taal en de concepten die de scholen hanteren, namelijk een theoretisch kader dat afkomstig is uit de cultuurhistorische stroming, die ook de grondslag vormt voor het OGO-onderwijs. Daarmee sluit de taal van het onderzoek zoveel mogelijk aan bij de taal van de leerkrachten. Tenslotte is het onderzoek zoveel mogelijk in dialoog met de betrokkenen uitgevoerd. Door focusgesprekken met onderzoeksgroepen, interviews met schoolleiders en onderzoeksbegeleiders en door discussie met de betrokkenen over de betekenis van de uitkomsten heeft het onderzoek geleid tot versterking van eigenaarschap en tot nieuwe inzichten bij de betrokkenen. In die zin heeft het onderzoek de betrokkenen geïnspireerd en was het aanleiding tot nieuwe impulsen in het leerproces binnen de scholen
DOCUMENT