Al bijna een jaar geleden publiceerde ik een artikel over de toekomst van archivering, Archivering in 2050, in het Archievenblad. Ik leidde dat artikel als volgt in:“In 2012 gaf ik in ‘Archiving should be just like an Apple’ een samenvatting van hoe archivering zich zou kunnen gaan ontwikkelen, namelijk het creëren van een omgeving waarin archivering volledig geautomatiseerd plaatsvindt. Het idee was dat gebruikers geen of nauwelijks handelingen hoeven te verrichten om informatie contextueel te verwerken en op te slaan en dat archivering een achtergrondproces wordt. Medewerkers in organisaties doen hun werk, zonder zich af te vragen hoe informatie wordt opgeslagen en gearchiveerd. Ze kunnen erop vertrouwen dat informatie beschikbaar is op het benodigde moment (ongeacht wanneer dat is), voorzien van metadata om context, relevantie en kwaliteit ervan te kunnen beoordelen. Datzelfde geldt ook voor de informatie die als cultuurhistorisch erfgoed bewaard wordt in archief- bewaarplaatsen. Gebruikers van dat erfgoed moeten daarvan op diezelfde intuïtieve manier gebruik kunnen maken en die archiefinformatie kunnen vinden en gebruiken, voorzien van alle context die nodig is om die informatie te kunnen interpreteren. Dat proces kan met allerlei tools en technieken worden ondersteund, zoals ‘artificial intelligence’ (AI) en ‘machine learning’ (ML). Informatie, ongeacht waar deze bewaard wordt, moet als het ware met een druk op de knop beschikbaar zijn, vergezeld van ontstaans-, gebruiks- en beheer(s)context.”
DOCUMENT
Rond 2008 werd de blockchain bedacht als een van de antwoorden op het wegvallen van het vertrouwen in de banken als bemiddelaars in financiële transacties. Het is bedacht om betalingen te verrichten met bitcoins, een alternatieve munt die zonder tussenkomst van banken wordt gebruikt. In hoeverre kan de blockchain gebruikt worden in archivering?
DOCUMENT
Computers create environmental problems. Their production requires electricity, raw materials, chemical materials and large amounts of water, and supplies (often toxic) waste. They poison dumping sites and pollute groundwater. In addition, the energy consumption in IT is growing exponentially, with and without the use of ‘green’ energy. Increasing environmental awareness within information science has led to discussions on sustainable development. ‘Green Computing’ has been introduced: the study and practice of environmentally sustainable computing or IT. It is necessary to pay attention to the value of the information stored. In this paper, we explored the possibilities of combining Green Computing components with two theories of archival science (Archival Retention Levels and Information Value Chain respectively) to curb unnecessary power consumption. Because in 2012 storage networks were responsible for almost 30 % of total IT energy costs, reducing the amount of stored information by the disposal of unneeded information should have a direct effect on IT energy use. Based on a theoretical analysis and qualitative interviews with an expert group, we developed a ‘Green Archiving’ model, that could be used by organizations to 1] reduce the amount of stored information, and 2] reduce IT power consumption. We used two exploratory case studies to research the viability of this model.
MULTIFILE
Artificiële Intelligentie (AI) speelt een steeds belangrijkere rol in mediaorganisaties bij de automatische creatie, personalisatie, distributie en archivering van mediacontent. Dit gaat gepaard met vragen en bezorgdheid in de maatschappij en de mediasector zelf over verantwoord gebruik van AI. Zo zijn er zorgen over discriminatie van bepaalde groepen door bias in algoritmes, over toenemende polarisatie door de verspreiding van radicale content en desinformatie door algoritmes en over schending van privacy bij een niet transparante omgang met data. Veel mediaorganisaties worstelen met de vraag hoe ze verantwoord met AI-toepassingen om moeten gaan. Mediaorganisaties geven aan dat bestaande ethische instrumenten voor verantwoorde AI, zoals de EU “Ethics Guidelines for trustworthy AI” (European Commission, 2019) en de “AI Impact Assessment” (ECP, 2018) onvoldoende houvast bieden voor het ontwerp en de inzet van verantwoorde AI, omdat deze instrumenten niet specifiek zijn toegespitst op het mediadomein. Hierdoor worden deze ethische instrumenten nog nauwelijks toegepast in de mediasector, terwijl mediaorganisaties aangeven dat daar wel behoefte aan is. Het doel van dit project is om mediaorganisaties te ondersteunen en begeleiden bij het inbedden van verantwoorde AI in hun organisaties en bij het ontwerpen, ontwikkelen en inzetten van verantwoorde AI-toepassingen, door domeinspecifieke ethische instrumenten te ontwikkelen. Dit gebeurt aan de hand van drie praktijkcasussen die zijn aangedragen door mediaorganisaties: pluriforme aanbevelingssystemen, inclusieve spraakherkenningssystemen voor de Nederlandse taal en collaboratieve productie-ondersteuningssystemen. De ontwikkeling van de ethische instrumenten wordt uitgevoerd met een Research-through-Design aanpak met meerdere iteraties van informatie verzamelen, analyseren prototypen en testen. De beoogde resultaten van dit praktijkgerichte onderzoek zijn: 1) nieuwe kennis over het ontwerpen van verantwoorde AI in mediatoepassingen, 2) op media toegespitste ethische instrumenten, en 3) verandering in de deelnemende mediaorganisaties ten aanzien van verantwoorde AI door nauwe samenwerking met praktijkpartners in het onderzoek.
De Hogeschool van Amsterdam (HvA) zet met de Impulsmiddelen in op een toekomstbestendige (digitale) infrastructuur voor het onderzoek. De HvA kiest niet voor een versnippering van activiteiten, maar voor een geïntegreerde aanpak. Met de Impulsmiddelen wordt de infrastructuur voor de gehele HvA-onderzoekgemeenschap duurzaam versterkt, langs twee lijnen: 1. versterken van de basisinfrastructuur voor het gehele HvA-onderzoek op de thema’s research management processen en verantwoord databeheer; 2. innoveren van de onderzoekinfrastructuur gekoppeld aan de ontwikkeling van de Centres of Expertise (CoE’s), namelijk netwerken beheer, interfaces met de stad/regio en het aantoonbaar maken van de impact van de CoE’s. De activiteiten resulteren o.a. in gezamenlijk gedragen documenten, raamwerken, een aangepast platform, ICT producten, getrainde mensen, trainingsprogramma’s en vastgelegde processen. Gebruik en waar van toepassing verdere ontwikkeling en/of implementatie is geborgd: ICT-producten worden opgenomen in het standaardpakket van de ondersteunende ICT-dienst, trainingen en workshops worden voortgezet, support is beschikbaar, jaarlijkse lasten worden opgenomen in de facultaire begrotingen. Met de inzet van de Impulsmiddelen wordt aangesloten bij de strategische keuzes van de HvA, zoals hoge kwaliteit onderzoek en ondersteunende processen en faciliteiten, open acces en digitalisering, een duurzame verbinding met en het leveren van een bijdrage aan de (actoren in de) stad en regio Amsterdam en de (door)ontwikkeling van de CoE’s. Ook wordt zo ingespeeld op de gevolgen die Covid-19 heeft op het HvA-onderzoek. Diverse onderzoeksprojecten zijn vertraagd of “vastgelopen”, dataverzameling kon niet conform plan worden voortgezet en fysieke ontmoetingen waren lastig. Partners hadden andere prioriteiten, relaties bleken kwetsbaar. Het belang en de urgentie om te investeren in een goede digitale infrastructuur en in duurzame netwerken, kwamen duidelijk naar voren.
Dit project heeft als hoofddoel het ontwikkelen en testen van een laagdrempelige prototype toolset waarmee tentoonstellingen - zonder ingewikkelde technologie - virtueel kunnen worden ge(re)construeerd. Tentoonstellingen hebben een beperkte levensduur. Veel informatie die de beleving van een expositie bepaalt, is na afloop verloren. Met name geldt dit voor inrichting en vormgevingsaspecten, die zeer bepalend zijn voor de beleving. Virtual Reality (VR) biedt mogelijkheden om deze informatie te reconstrueren en te behouden en de bezoeker een impressie te geven van de ‘look-and-feel’ van een expositie. Op deze manier kunnen musea hun geschiedenis op aansprekende wijze archiveren en succesvolle of baanbrekende tentoonstellingen uit hun verleden opnieuw toegankelijk maken. De VR ruimtes bieden ook mogelijkheden voor innovatief onderzoek en onderwijs en voor het ontwerpen en presenteren van nieuwe tentoonstellingen. Hiertoe zal een koppeling naar bestaande digitale beeldarchieven worden onderzocht, om een dynamische link tussen online databases en virtuele ruimtes tot stand te brengen. De potentie van de toolset en het concept van de virtueel gereconstrueerde tentoonstelling zal worden onderzocht aan de hand van een pilot met een vanuit Theaterwetenschappen ingebrachte casus: de spraakmakende, allereerste Internationale Theatertentoonstelling in het Stedelijk Museum (Amsterdam, 1922). De virtuele reconstructie van deze tentoonstelling en de toolset die hiervoor zal worden ontwikkeld zullen uitgebreid worden geëvalueerd met conservatoren, onderzoekers, studenten en tentoonstellingsontwerpers. De pilot zal derhalve leiden tot een reflectie op de toepassingsmogelijkheden van VR in de museale wereld, een demonstrator produceren van VR als archiveringsinstrument, en een prototype vormen dat doorontwikkeld kan worden in een vruchtbare publiek-private-academische samenwerking.