Het schatten van het tijdstip van overlijden is een van de taken van een forensisch arts. De mate van ontbinding, het proces van verval van het lichaam, is een van de methoden die wordt gebruikt om het tijdstip van overlijden te bepalen. Het is echter onbekend hoe betrouwbaar deze methode is. Om dit te toetsen zijn vijftien casussen geselecteerd uit in totaal 1534 lijkschouwingen op basis van vooropgestelde criteria. Deze vijftien casussen zijn voorgelegd aan tien ervaren forensisch artsen met de vraag om het postmortale interval te schatten. Dit onderzoek toont aan dat er weinig overeenstemming is tussen de forensisch artsen. Het gebruik van ontbinding alleen om het tijdstip van overlijden te bepalen wordt daarom ontraden.
DOCUMENT
De behandeling van klompvoeten kan nog beter, vinden artsen en wetenschappers in Eindhoven. Daartoe worden kinderen met én zonder klompvoetjes onderzocht in een looplab.
DOCUMENT
In this paper, we explore the desires that play a role at the palliative stage and relate them to various approaches to patient autonomy. What attitude can physicians and other caregivers take to the desires of patients at the palliative stage? We examine this question by introducing five physicians who are consulted by Jackie, an imaginary patient with metastatic lung carcinoma. By combining the models of the physician-patient relationship developed by Emanuel and Emanuel (1992) and the Hellenistic approaches to desires analyzed by Nussbaum (1994), five different ways of dealing with desires in the context of palliative care are sketched. The story of Jackie shows that desires are to a certain extent responsive to reasoning. In the palliative process, that can be a reason to devote attention to the desires of patients and caregivers and to determine which desires need to be fulfilled, which are less important, and how they are linked to emotions the patient has.
DOCUMENT
There has been a significant rise in the usage of e-cigarettes, commonly referred to as "vaping," among young individuals in recent years. This trend has raised alarm among parents, policymakers, and the healthcare industry. This research was conducted to better understand the motivations behind young people's use of e-cigarettes and to aid in the development of an effective media campaign to discourage this unhealthy behavior.
DOCUMENT
Nienke Kool geïnterviewd door AJN (Artsen Jeugdgezondheidszorg Nederland) . Zie link voor het persbericht
DOCUMENT
Interview Karin den Boer en Berno van Meijel: Psychiatrische patiënten krijgen minder goede levenseindebegeleiding dan de algemene bevolking. Zij zijn hiervoor veelal afhankelijk van ggz-hulpverleners, maar die zijn daar vaak onvoldoende vertrouwd mee. Hogeschool Inholland ontwikkelde vanuit het Centre of Expertise Preventie in Zorg en Welzijn, samen met Amsterdam UMC en NIVEL, een toolkit om ggz-hulpverleners te helpen
DOCUMENT
Het grootste deel van de kunstmatig veroorzaakte, gemiddelde stralingsbelasting in Nederland is afkomstig van medische blootstellingen. In opdracht van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en de Inspectie voor de Volksgezondheid (IGZ) verricht het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) onderzoek naar Medische Stralingstoepassingen in Nederland. In publicaties worden gegevens over aard en omvang van medische stralingsblootstelling bijeengebracht. Deze gegevens worden onder andere gepubliceerd op de website van het RIVM onder Medische Stralingstoepassingen (www.rivm.nl/ims).
DOCUMENT
Kijkend naar de ontwikkelingen in de medische en farmaceutische zorg, concludeer ik dat het belang van innovaties niet altijd in overeenstemming is met de snelheid waarmee die innovaties hun plek krijgen in het standaardhandelingsarsenaal van zorgverleners. Veranderingen in de zorg gaan vaak langzaam en doorbraken worden slecht herkend. De vraag is hoe dit komt. Er blijken vele factoren van invloed op het mogelijke succes van een innovatie. Van groot belang is het inzicht dat innoveren meer is dan iets bedenken en dan maar aannemen dat het wel zal worden opgepikt door de (potentiële) doelgroep. Het aan de man brengen (‘dissemineren’) van de innovatie is mede bepalend voor een succesvolle implementatie. In de farmaceutische zorg is voor deze overbruggingsfunctie een belangrijke rol weggelegd voor de farmakundige. Mijn lectoraat, dat is gekoppeld aan de opleiding Farmakunde, zal zich bezighouden met het onderzoek naar het proces om farmaceutische innovaties te dissemineren. In deze openbare les licht ik de context en consequenties van dit onderzoeksthema nader toe. Ik begin met een uitleg van de farmakundige en diens toegevoegde waarde in het werkveld (hoofdstuk 1), en vervolg met een korte beschrijving van recente veranderingen binnen de zorg (hoofdstuk 2). In het begeleiden van die veranderingen ligt een belangrijke meerwaarde van de farmakundige, en de missie van dit lectoraat. Daarna (hoofdstuk 3) beschouwen we het innoveren in de (farmaceutische) gezondheidszorg in meer detail. Hoofdstuk 4 geeft diverse handvatten voor het kiezen van de juiste interventies om de afstand tussen de innovator en de toekomstige gebruiker te overbruggen en zodoende de toegang voor de gebruiker tot de innovatie te verbeteren. De keuze van de onderzoekslijnen van mijn lectoraat, zoals in hoofdstuk 5 beschreven, is daarvan afgeleid
DOCUMENT
Hoe gaat de journalistiek om met kritiek uit de buitenwereld?
DOCUMENT
Patiënten met kanker in het bloed, beenmerg of lymfeklieren (hematologische maligniteiten) die behandeld worden met stamceltransplantatie staan voor de uitdaging om te gaan met een levensbedreigende ziekte en een stressvolle behandeling. Een deel van de patiënten ervaart psychische klachten zoals angst of depressie. In dit proefschrift hebben we de effecten van en behoefte aan ondersteunende psychische zorg bestudeerd bij deze patiëntengroep, door middel van een gerandomiseerde klinische studie, vragenlijstonderzoeken en interviews. Tot 68% van de patiënten bleek cognitieve/emotionele problemen te ervaren in de vijf jaar na stamceltransplantatie. Slechts een minderheid (6.5%) had echter behoefte aan aanvullende, ondersteunende zorg voor deze problemen. Ook binnen de gerandomiseerde klinische studie had de meerderheid van de patiënten geen behoefte aan actieve interventies gericht op vermindering van angst- of depressieve symptomen. Deels wordt dit verklaard doordat ongeveer 10% van de patiënten al ondersteuning kreeg binnen de huidige zorg. Verder bleek de behoefte aan ondersteunende zorg afhankelijk te zijn van o.a. de wens van patiënten om hun problemen zelfstandig of met behulp van hun naasten aan te pakken, hun copingstrategieën, en hun kennis van beschikbare hulp. De meerderheid van patiënten die behandeld zijn met stamceltransplantatie, blijkt in staat om met ondersteuning van naasten, artsen en verpleegkundigen goed met (de gevolgen van) hun ziekte en behandeling om te gaan. In de aanvullende ondersteunende zorg moet er een goede balans worden gezocht tussen enerzijds het ondersteunen van de veerkracht van patiënten en hun wens om problemen zelfstandig aan te pakken, en anderzijds hun eventuele behoefte aan professionele zorg.
LINK