BACKGROUND: Urinary and (peripheral and central) intravenous catheters are widely used in hospitalized patients. However, up to 56% of the catheters do not have an appropriate indication and some serious complications with the use of these catheters can occur. The main objective of our quality improvement project is to reduce the use of catheters without an appropriate indication by 25-50%, and to evaluate the affecting factors of our de-implementation strategy.METHODS: In a multicenter, prospective interrupted time series analysis, several interventions to avoid inappropriate use of catheters will be conducted in seven hospitals in the Netherlands. Firstly, we will define a list of appropriate indications for urinary and (peripheral and central) intravenous catheters, which will restrict the use of catheters and urge catheter removal when the indication is no longer appropriate. Secondly, after the baseline measurements, the intervention will take place, which consists of a kick-off meeting, including a competitive feedback report of the baseline measurements, and education of healthcare workers and patients. Additional strategies based on the baseline data and local conditions are optional. The primary endpoint is the percentage of catheters with an inappropriate indication on the day of data collection before and after the de-implementation strategy. Secondary endpoints are catheter-related infections or other complications, catheter re-insertion rate, length of hospital (and ICU) stay and mortality. In addition, the cost-effectiveness of the de-implementation strategy will be calculated.DISCUSSION: This study aims to reduce the use of urinary and intravenous catheters with an inappropriate indication, and as a result reduce the catheter-related complications. If (cost-) effective it provides a tool for a nationwide approach to reduce catheter-related infections and other complications.TRIAL REGISTRATION: Dutch trial registry: NTR6015 . Registered 9 August 2016.
In September, the president of the Dutch central bank wrote what may have been the most remarkable letter of his career: it said that the ECB’s interest rate hikes will lead to losses for De Nederlandsche Bank (DNB) for the first time since 1932. Several countries throughout the eurozone are facing a similar problem. To absorb the losses of their central banks, European taxpayers risk having to pay tens or even hundreds of billions of euros a year. Meanwhile private banks get that same amount of money without having to do anything in return. The ECB now stands ready to make a crucial policy decision to determine whether billions in taxpayer money will again flow to the banking sector.
Background: In 2009, the Steering Committee for Pregnancy and Childbirth in the Netherlands recommended the implementation of continuous care during labor in order to improve perinatal outcomes. However, in current care, routine maternity caregivers are unable to provide this type of care, resulting in an implementation rate of less than 30%. Maternity care assistants (MCAs), who already play a nursing role in low risk births in the second stage of labor and in homecare during the postnatal period, might be able to fill this gap. In this study, we aim to explore the (cost) effectiveness of adding MCAs to routine first- and second-line maternity care, with the idea that these MCAs would offer continuous care to women during labor. Methods: A randomized controlled trial (RCT) will be performed comparing continuous care (CC) with care-as-usual (CAU). All women intending to have a vaginal birth, who have an understanding of the Dutch language and are > 18 years of age, will be eligible for inclusion. The intervention consists of the provision of continuous care by a trained MCA from the moment the supervising maternity caregiver establishes that labor has started. The primary outcome will be use of epidural analgesia (EA). Our secondary outcomes will be referrals from primary care to secondary care, caesarean delivery, instrumental delivery, adverse outcomes associated with epidural (fever, augmentation of labor, prolonged labor, postpartum hemorrhage, duration of postpartum stay in hospital for mother and/or newborn), women’s satisfaction with the birth experience, cost-effectiveness, and a budget impact analysis. Cost effectiveness will be calculated by QALY per prevented EA based on the utility index from the EQ-5D and the usage of healthcare services. A standardized sensitivity analysis will be carried out to quantify the outcome in addition to a budget impact analysis. In order to show a reduction from 25 to 17% in the primary outcome (alpha 0.05 and bèta 0.20), taking into account an extra 10% sample size for multi-level analysis and an attrition rate of 10%, 2 × 496 women will be needed (n = 992). Discussion: We expect that adding MCAs to the routine maternity care team will result in a decrease in the use of epidural analgesia and subsequent costs without a reduction in patient satisfaction. It will therefore be a costeffective intervention. Trial registration: Trial Registration: Netherlands Trial Register, NL8065. Registered 3 October 2019 - Retrospectively registered.
Het postdoc-onderzoek Building Adaptive Tourism Areas beoogt om een bijdrage te leveren aan het vergroten van de adaptiviteit van toeristische bestemmingen. Adaptiviteit is een essentiële eigenschap in de huidige dynamische netwerk samenleving en globaliserende economie. Toeristisch-recreatieve bestemming moeten meebewegen met zaken als toenemende concurrentie en professionalisering, veranderend consumentengedrag, nieuwe technologieën die nieuwe kansen en uitdagingen met zich mee brengen, de maatschappelijke roep om duurzaamheid, kortere levenscycli van concepten, de vraag om bestemmingen in balans als gevolg van ‘overtourism’ en zo meer. In dit onderzoek nemen we het perspectief dat bestemmingen complexe, open systemen zijn die de potentie hebben om adaptief te zijn. Complexe systemen omdat een veelheid aan actoren en factoren de ontwikkelingsrichting van bestemmingen beïnvloeden. Open systemen omdat vele invloeden van buitenaf komen die op vrijwel autonome wijze ontwikkelingsrichtingen van bestemmingen beïnvloeden. Adaptiviteit is het vermogen om mee te bewegen met dergelijke dynamiek door middel van series van stapsgewijze aanpassingen. Het onderzoek Building Adaptive Tourism Areas focust specifiek op het beter begrijpen van wat de ambitie van het vergroten van het adaptieve vermogen in de praktijk betekent. De studie bestaat uit drie stappen: 1.) duiden van “key conditions” voor adaptiviteit: de elementen die noodzakelijk zijn voor adaptief vermogen, en deze vertalen naar de context van het toerisme; 2.) identificeren van ‘traps’: condities voor adaptiviteit komen met implicaties en daarmee samenhangende praktische beperkingen 3.) uiteenzetten van ‘practicable strategies: acties die helpen om te bouwen aan adaptieve bestemmingen. De output van het project zijn diverse artikelen en academische journals en professionele tijdschriften. De bevindingen worden (direct) ingebracht in de opleidingen van de Academy of Leisure & Tourism van NHL Stenden Hogeschool en verder ontplooid binnen het European Tourism Futures Institute (ETFI – www.etfi.eu).
De gemeente Deventer en Hogeschool Saxion hebben in 2018 een strategische samenwerkingsovereenkomst getekend voor een periode van 4 jaar. Met dit voorstel worden de gezamenlijke ambities verder verdiept. Om maximale waarde te leveren aan studenten, het werkveld en de samenleving, met focus op de regio’s Oost-Nederland en Midden-Nederland, streeft Saxion er naar de beste hogeschool van Nederland te worden. Kennis en expertise vanuit toegepast onderzoek sluit aan bij relevante vraagstukken uit de samenleving en draagt daarmee bij aan het versterken van het werkgebied in (primair) de provincie Overijssel en de provincie Gelderland. Vanuit verschillende opleidingen wordt – veelal interdisciplinair - gewerkt aan vraagstukken vanuit de maatschappij. Het doel van dit voorstel is om te komen tot een eenduidige implementatie van het interdisciplinair onderwijs binnen Saxion opleidingen middels het Saxion Smart Solutions Semester (3S). Daartoe moet het onderwijsconcept verder geprofessionaliseerd worden. CDKM maakt het mogelijk om versneld over te kunnen gaan op deze instellingsbrede implementatie teneinde ook meer vraagstukken te kunnen oppakken. Saxion richt zich middels deze aanvraag met de gemeente Deventer op de ambitie om de rijke kennisstad te verankeren in het onderwijsmodel 3S. Het implementatieplan is de blauwdruk voor het instellingsbreed implementeren van deze aanpak en samenwerking. Tot slot wordt een implementatieplan en financieringsplan opgeleverd, waarbij de verkregen inzichten, het gevormde netwerk en het onderwijsprogramma samen worden gebracht, gericht op een duurzame learning community voor de lange termijn. Saxion richt zich middels deze aanvraag met de gemeente Deventer op de ambitie om de rijke kennisstad te verankeren in het onderwijsmodel 3S. Kortom, City Deal Deventer.
City Deal Kennis Maken (CDKM) in Zwolle heeft tot doel studenten, docenten en onderzoekers structureel te betrekken bij de maatschappelijke opgaven van (regio) Zwolle. Dit doet zij door de stad aan te bieden als rijke leeromgeving waarin gemeente en kennispartners met elkaar samenwerken aan opgaven binnen de volgende vier thema’s: • de groene omgeving (klimaatadaptatie, energietransitie en circulaire economie), • de zorgzame samenleving, • de wendbare en inclusieve werkomgeving en • de informatiesamenleving. De CDKM beoogt zoveel mogelijk de bestaande structuren en agenda’s in de stad te versterken en de samenwerking tussen gemeente en kennisinstellingen te bevorderen. Een belangrijke eerste stap hierin is het organiseren van de vraagarticulatie, om zo te komen tot dynamische kennisagenda’s als basis voor het vormgeven van samenwerking in projecten, onderzoeken en curricula. Een tweede stap is om het proces van leren en delen effectief vorm te geven. Dan gaat het om zowel de samenwerking binnen de CDKM in Zwolle, als het breder delen van de ontwikkelde kennis en opgedane ervaringen vanuit de inhoudelijke kennisagenda met andere initiatieven en structuren. Om bij te dragen aan het oplossen van maatschappelijke problemen is de uitdaging om de kennis en inzichten vanuit de CDKM dusdanig op te schalen en te ontsluiten naar de stad en regio, dat deze daar verder tot waarde komt. Het eerste programmajaar van de City Deal heeft Zwolle benut om de organisatie van de samenwerking neer te zetten, te bouwen aan samenwerking rond de vier strategische thema’s en eerste concrete samenwerkingsprojecten te realiseren. De ervaringen en inzichten van dit eerste jaar leiden tot een actieve focus op het thema ‘informatiesamenleving’ voor het tweede en derde programmajaar.