From diagnosis to patient scheduling, AI is increasingly being considered across different clinical applications. Despite increasingly powerful clinical AI, uptake into actual clinical workflows remains limited. One of the major challenges is developing appropriate trust with clinicians. In this paper, we investigate trust in clinical AI in a wider perspective beyond user interactions with the AI. We offer several points in the clinical AI development, usage, and monitoring process that can have a significant impact on trust. We argue that the calibration of trust in AI should go beyond explainable AI and focus on the entire process of clinical AI deployment. We illustrate our argument with case studies from practitioners implementing clinical AI in practice to show how trust can be affected by different stages in the deployment cycle.
Background: Improving physical activity, especially in combination with optimizing protein intake, after surgery has a potential positive effect on recovery of physical functioning in patients after gastrointestinal and lung cancer surgery. The aim of this randomized controlled trial is to evaluate the efficacy of a blended intervention to improve physical activity and protein intake after hospital discharge on recovery of physical functioning in these patients. Methods: In this multicenter single-blinded randomized controlled trial, 161 adult patients scheduled for elective gastrointestinal or lung cancer surgery will be randomly assigned to the intervention or control group. The purpose of the Optimal Physical Recovery After Hospitalization (OPRAH) intervention is to encourage self-management of patients in their functional recovery, by using a smartphone application and corresponding accelerometer in combination with coaching by a physiotherapist and dietician during three months after hospital discharge. Study outcomes will be measured prior to surgery (baseline) and one, four, eight, and twelve weeks and six months after hospital discharge. The primary outcome is recovery in physical functioning six months after surgery, and the most important secondary outcome is physical activity. Other outcomes include lean body mass, muscle mass, protein intake, symptoms, physical performance, self-reported limitations in activities and participation, self-efficacy, hospital readmissions and adverse events. Discussion: The results of this study will demonstrate whether a blended intervention to support patients increasing their level of physical activity and protein intake after hospital discharge improves recovery in physical functioning in patients after gastrointestinal and lung cancer surgery. Trial registration: The trial has been registered at the International Clinical Trials Registry Platform at 14–10-2021 with registration number NL9793. Trial registration data are presented in Table 1.
Background: Ventilation with lower positive end–expiratory pressure (PEEP) may cause loss of lung aeration in critically ill invasively ventilated patients. This study investigated whether a systematic lung ultrasound (LUS) scoring system can detect such changes in lung aeration in a study comparing lower versus higher PEEP in invasively ventilated patients without acute respiratory distress syndrome (ARDS). Methods: Single center substudy of a national, multicenter, randomized clinical trial comparing lower versus higher PEEP ventilation strategy. Fifty–seven patients underwent a systematic 12–region LUS examination within 12 h and between 24 to 48 h after start of invasive ventilation, according to randomization. The primary endpoint was a change in the global LUS aeration score, where a higher value indicates a greater impairment in lung aeration. Results: Thirty–three and twenty–four patients received ventilation with lower PEEP (median PEEP 1 (0–5) cm H2O) or higher PEEP (median PEEP 8 (8–8) cm H2O), respectively. Median global LUS aeration scores within 12 h and between 24 and 48 h were 8 (4 to 14) and 9 (4 to 12) (difference 1 (–2 to 3)) in the lower PEEP group, and 7 (2–11) and 6 (1–12) (difference 0 (–2 to 3)) in the higher PEEP group. Neither differences in changes over time nor differences in absolute scores reached statistical significance. Conclusions: In this substudy of a randomized clinical trial comparing lower PEEP versus higher PEEP in patients without ARDS, LUS was unable to detect changes in lung aeration.
Meestal is er geen specifieke oorzaak te vinden voor nekpijn. Fysiotherapie richt zich daarom op algemene zaken, zoals spierkracht en beweeglijkheid. We onderzoeken of er effectieve behandelingen zijn voor subgroepen met niet-specifieke nekpijn. Met deze inzichten kunnen we fysiotherapie verbeteren.Doel We willen inzicht krijgen in effectieve behandelingen bij subgroepen patiënten met niet-specifieke nekpijn. Dit leidt uiteindelijk tot kostenvermindering voor de maatschappij en een sneller en beter herstel van de patiënten. Resultaten Dit onderzoek loopt nog. Na afronding vind je hier een samenvatting van alle resultaten. Tot nu toe is duidelijk geworden dat de volgende behandelingen effectief kunnen zijn bij patiënten met niet-specifieke nekpijn: Behandelingen gericht op kracht en uithoudingsvermogen. Behandelingen gericht op coördinatie met gebruik van visuele feedback. Een voorbeeld hiervan is patiënten met een laserlamp een parcours laten uitvoeren op een scherm. De resultaten van het onderzoek worden verwerkt in het bachelor- en masteronderwijs en cursussen binnen het werkveld. Looptijd 01 december 2015 - 01 december 2020 Aanpak Dit onderzoek bestaat uit verschillende delen: We onderzoeken wat er vanuit wetenschappelijk onderzoek al bekend is over de relatie tussen beperking in activiteit en een passende behandeling. We voeren een Delphi-studie uit onder deskundigen naar het behandelen van mensen met niet-specifieke nekpijn. We vragen ze naar een overeenstemming over de relatie tussen beperking in activiteit en een algemene behandeling, zoals het trainen van spierkracht. We onderzoeken of beweegoefeningen en/of manipulaties, als meest onderzochte behandelingen bij mensen met nekpijn, zo zijn beschreven dat we het kunnen hergebruiken. In de laatste studie onderzoeken we of beweegoefeningen en/of manipulaties effectief zijn in het herstellen van de beweeglijkheid. Het gaat hierbij om een subgroep van mensen met nekpijn die ook beperkt zijn in hun beweeglijkheid. Rapporten tot nu toe: The clinical reasoning process in randomized clinical trials with patients with non-specific neck pain is incomplete: A systematic review. Maissan F, Pool J, de Raaij E, Mollema J, Ostelo R, Wittink H. Musculoskelet Sci Pract. 2018 Jun;35:8-17 Clinical reasoning in unimodal interventions in patients with non-specific neck pain in daily physiotherapy practice, a Delphi study. Maissan F, Pool J, Stutterheim E, Wittink H, Ostelo R., Musculoskelet Sci Pract. 2018 Oct;37:8-16
De mondgezondheid van te veel jonge kinderen in Nederland is slecht: tandbederf (cariës) komt vaak voor. Een deel van de kinderen bezoekt de mondzorgprofessional te laat. Om de mondgezondheid van deze kinderen te verbeteren is de interventie Gezonde Peutermonden ontwikkeld. Op consultatiebureaus zorgt een mondzorgcoach (mondzorgprofessional) voor coaching en begeleiding van ouders van jonge kinderen bij het aanleren van gezonde eet-/ en mondzorg gedrag. Het effect hiervan wordt momenteel in een ‘clinical trial’ getest. De tussentijdse resultaten zijn veelbelovend en de interventie heeft enthousiaste reacties opgeleverd. Terwijl een definitieve trialuitkomst op zich laat wachten, nemen mondzorgpraktijken het initiatief tot samenwerking met Jeugdgezondheidszorg. In de regio Heerlen en Tilburg, is vanwege een hoog percentage van kinderen met tandbederf, grote belangstelling en bereidheid van mondzorgprofessionals, gemeente, GGD en zorgverzekeraar om initiatief op te pakken. Zij vragen ons om hulp en ondersteuning bij interventie implementatie in hun regio. Naar aanleiding hiervan willen wij in samenwerking met deze partijen in beide regio’s de implementatie van Gezonde Peutermonden onderzoeken. Het doel daarbij is het krijgen van inzicht in de belemmerende en bevorderende factoren bij de implementatie van Gezonde Peutermonden. Zodoende wordt beoogd de ‘beste’ implementatiestrategieën te kunnen achterhalen. Door het verzamelen van kwantitatieve en kwalitatieve gegevens middels ‘mixed methods’ wordt de context in kaart gebracht, gericht op factoren binnen en buiten de organisatie, kenmerken van de doelgroep en de zorgverleners. Scholing, een ‘toolkit’ en voorlichtingsmateriaal worden ontwikkeld en beschikbaar gesteld aan mondzorgprofessionals. Proces- en effectuitkomsten worden gemeten, waartoe gegevens worden verzameld voor, tijdens en na de implementatie van de interventie. De vergaarde kennis over de implementatiestrategieën in de publieke gezondheidszorg en over kansen voor de preventieve mondzorginterventies buiten de mondzorgpraktijken is zeer relevant voor het werkveld en ook voor het onderwijs.
De mondgezondheid van te veel jonge kinderen in Nederland is slecht: tandbederf (cariës) komt vaak voor. Een deel van de kinderen bezoekt de mondzorgprofessional te laat. Om de mondgezondheid van deze kinderen te verbeteren is de interventie Gezonde Peutermonden ontwikkeld. Op consultatiebureaus zorgt een mondzorgcoach (mondzorgprofessional) voor coaching en begeleiding van ouders van jonge kinderen bij het aanleren van gezonde eet-/ en mondzorg gedrag. Het effect hiervan wordt momenteel in een 'clinical trial' getest. De tussentijdse resultaten zijn veelbelovend en de interventie heeft enthousiaste reacties opgeleverd. Terwijl een definitieve trialuitkomst op zich laat wachten, nemen mondzorgpraktijken het initiatief tot samenwerking met Jeugdgezondheidszorg. In de regio Heerlen en Tilburg is vanwege een hoog percentage van kinderen met tandbederf, grote belangstelling en bereidheid van mondzorgprofessionals, gemeente, GGD en zorgverzekeraar om het initiatief te nemen. Zij vragen ons om hulp en ondersteuning bij interventie implementatie in hun regio. Naar aanleiding hiervan willen wij in samenwerking met deze partijen in beide regio’s de implementatie van Gezonde Peutermonden onderzoeken. Het doel daarbij is het krijgen van inzicht in de belemmerende en bevorderende factoren bij de implementatie van Gezonde Peutermonden. Zodoende wordt beoogd de ‘beste’ implementatiestrategieën te kunnen achterhalen. Door het verzamelen van kwantitatieve en kwalitatieve gegevens middels ‘mixed methods’ wordt de context in kaart gebracht, gericht op factoren binnen en buiten de organisatie, kenmerken van de doelgroep en de zorgverleners. Scholing, een ‘toolkit’ en voorlichtingsmateriaal worden ontwikkeld en beschikbaar gesteld aan mondzorgprofessionals. Proces-en effectuitkomsten worden gemeten, waartoe gegevens worden verzameld voor, tijdens en na de implementatie van de interventie. Deze aanvraag beschrijft de extra inspanning om de interventie Gezonde Peutermonden om te zetten naar een blended vorm, combinatie van fysieke en video/telefonische consulten, en de ontwikkeling van een protocol voor de gecombineerde consulten voor kinderen tussen 0-4 jaar ten gevolge van de Covid-19 maatregelen.