DNA-onderzoek speelt tegenwoordig een belangrijke rol in de opsporing en vervolging. De DNA-wetgeving ligt dan ook al twee decennia lang verankerd in het Wetboek van Strafvordering. Technologische ontwikkelingen op het gebied van DNA-onderzoek hebben sindsdien een grote vlucht genomen. De laatste ontwikkelingen op dit gebied voorspellen een toekomst waarin DNA-sporen al op de plaats delict met één apparaat en een simpele ‘druk op de knop’ geanalyseerd kunnen worden. Een mogelijke match tussen het profiel van een aangetroffen spoor en het profiel van een verdachte in de DNA-databank lijkt binnen enkele uren gerealiseerd te kunnen worden. Echter, wat deze mobiele DNA-identificatietechnieken voor invloed hebben op de strafrechtspleging is nog onbekend. In deze analyse worden daarom de mogelijkheden en onmogelijkheden voor het gebruik van mobiele DNA-technieken door de forensische opsporing in de strafrechtsketen geïnventariseerd.
DOCUMENT
Jaarlijks stellen forensisch rechercheurs van de politie ongeveer 27.000 biologische sporen veilig die ze doorsturen naar het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) voor DNA-onderzoek (Kruize & Gruter2018). Deze onderzoeken worden aangevraagd vanuit de verwachtingdat dit DNA-onderzoek kan bijdragen aan de opsporing en bewijsvoering van strafzaken. In dit artikel zal ik eerst beschrijven wat DNA-onderzoek zo interessant maakt voor de opsporing en bewijsvoeringvan strafzaken. Voorts zal ik ingaan op de knelpunten die zich momenteel voordoen in het forensisch DNA-onderzoek, en die maken dat forensisch DNA-onderzoek nog niet de rol speelt in het opsporingsproces die er gezien de technische mogelijkheden van kan worden verwacht. Voorts richt ik me op de mogelijkheden om deze knelpunten in de nabije toekomst met nieuwe wetenschappelijke inzichten en met nieuwe technieken op te lossen. Ik concentreer me in dit artikel op vier aspecten van het forensische opsporingsproces, namelijk (1) het vinden van biologische sporen, (2) het bepalen van de relevantie en de succeskans van de aangetroffen biologische sporen, (3) het leerproces van rechercheurs, en (4) het belang van de integratie van processen die nu door verschillende professionals op verschillende plaatsen worden verricht, en de bevorderende werking van snelle analysemogelijkheden in deze ontwikkeling. Voor informatie over het gebruik van (genealogische) databanken in de opsporing verwijs ik naar het artikel van Meulenbroek en Aben elders in dit nummer; voor informatie over ontwikkelingen ten aanzien van persoonseigenschappen die uit DNA kunnen worden afgeleid, zie Kayser (2015), Matheson (2016) en Xavier e.a. (2020).
DOCUMENT
Nederland heeft bovengemiddeld veel last van de illegale dumpingen van afval dat afkomstig is uit de synthese van verdovende middelen. Met name de productie van (precursors voor) MDMA, amfetamine en methamfetamine zorgen voor veel afval. Ook de (terug-)winning van gesmokkelde cocaïne is een belangrijke bron van drugsafval. Waar Nederland een hotspot binnen Europa is, zijn de zuidelijke provincies dit in Nederland. Vrijwel wekelijks worden hier nieuwe dumpingen aangetroffen. Ondanks de urgentie van het probleem, wordt er momenteel weinig sporenonderzoek aan dumplocaties verricht. Beperking van milieuschade en opruiming hebben prioriteit. In dit project beoogt Avans in nauwe samenwerking met projectpartners Openbaar Ministerie, de Provincie Noord-Brabant, de Politie, het Nederlands Forensisch Instituut en de Universiteit van Amsterdam, een innovatieve methoden voor sporenanalyse op drugsdumpingvaten te ontwikkelen. Daarnaast streven we naar de creatie van een nieuwe dataverwerkingsmethode die strategische besluitvorming bij provincie en OM ondersteunt. Door gedetailleerde chemische analyse werpen we een nieuw licht op herkomst van grondstoffen en verbinden zo zaken met elkaar. Met verzamelde data trainen we een draagbaar apparaat dat in het veld gebruikt kan worden voor een eerste beoordeling van inhoud en risico’s. Met de nieuwste DNA-technieken ontsluiten we de mogelijkheid om voorheen onbruikbaar DNA-materiaal te analyseren. Ook werpen we licht op de geografische locatie van het illegale laboratorium door omringende vegetatie in beeld te brengen via eDNA. Aan het eind van het project dragen we een protocol over waarmee de pakkans van criminelen wordt vergroot. Opruimkosten van eerdere dumpingen blijven als een zwaard van Damocles boven hen hangen. De extra informatie die we verkrijgen over syntheseprotocollen, grondstoffen en geografische herkomst versterkt de intelligence die nodig is om dit probleem bij de wortel aan te pakken. Dit project kan bijdragen aan een groter vertrouwen bij het publiek dat de overheid de drugsproblematiek het hoofd kan bieden.
Hogeschool Leiden en Naturalis zetten in op een gezamenlijk lectoraat met het thema Metagenomics, een methode waarbij het DNA/RNA wordt gebruikt om te bepalen welke (micro-) organismen aanwezig zijn in een biologisch systeem. Metagenomics kent vele toepassingen en is daarmee een belangrijke lifescience sleuteltechnologie. Voor het lectoraat zullen de ontwikkeling van (nieuwe) methoden voor bemonstering, monstervoorbereiding en DNA sequencing centraal staan. De relatie tussen biodiversiteit en gezondheid (van mens, dier, plant) zal een belangrijk inhoudelijk thema zijn, dit sluit aan op de innovatieopgaven/missies: landbouw, water en voedsel en gezondheid en zorg. Het lectoraat wordt onderdeel van het Leiden Centre for Applied Bioscience (LCAB)1. Metagenomics speelt een belangrijke rol in verschillende reeds lopende projecten en sluit prima aan bij de overige -omics technologieën die worden toegepast bij het praktijkgericht onderzoek van het LCAB. Het beoogde lectoraat heeft een belangrijke brugfunctie naar de andere lectoraten binnen het LCAB en de vakgroep Bioinformatica. Het versterken van de impact van het onderzoek op het onderwijs een belangrijke doelstelling. Voor Naturalis is de ontwikkeling en toepassing van nieuwe inventarisatie- en onderzoeksmethoden gericht op soortherkenning een belangrijk speerpunt. Dit omvat moleculaire technieken, waaronder genetische identificatie en eDNA-metabarcoding, maar ook geautomatiseerde beeld- en geluidsherkenning (door toepassing van kunstmatige intelligentie). Via het metagenomics lectoraat zullen praktijktoepassingen voor deze methoden ontwikkeld worden. Er is grote belangstelling voor de toepassing van Metagenomics bij een scala aan bedrijven en publieke instellingen. Het lectoraat zal uitgaan van bestaande netwerken van beide instituten en deze verder uitbreiden. Belangrijke bestaande kennispartners zijn het biotechnologiebedrijf BaseClear, Universiteit Leiden en het Leids Universitair Medisch Centrum. De infrastructuur van het LCAB en de onderzoekslaboratoria van Naturalis bieden goede mogelijkheden voor facility sharing voor zowel het onderzoek als voor het onderwijs. De ligging van deze organisaties in elkaars directe nabijheid is daarbij een positieve factor.
Professionals in de strafrechtketen hebben een grote behoefte aan snelle en betrouwbare DNA-analyses die buiten de laboratoria bij een plaats delict, kunnen worden uitgevoerd. Een sneller opsporingsproces draagt bij aan een betere aanpak van criminaliteit. Met nieuwe forensische technieken kunnen snel analyseresultaten worden gegenereerd die de opsporing verder helpen. Het is echter een complexe uitdaging om deze technieken daadwerkelijk in te zetten in de huidige opsporingspraktijk. Hoe werkt deze techniek, wanneer moet de techniek wel of juist niet worden ingezet, en welke resultaten kunnen ermee worden behaald? Bij het uitvoeren van DNA-onderzoek op locatie spelen allerlei kwaliteitseisen en juridische waarborgen een rol. Ook gaat het gebruik van deze techniek gepaard met nieuwe taken, rollen en verantwoordelijkheden van de professionals die betrokken zijn bij het proces van opsporing en vervolging, en met een nieuwe wijze van samenwerking tussen ketenpartners. In dit project wordt een nieuwe werkwijze ontwikkeld, die een effectief gebruik van snelle mobiele DNA-technieken door forensische rechercheurs, en een snelle informatiestroom tussen ketenpartners van de politie, het Nederlands Forensisch Instituut en het Openbaar Ministerie mogelijk maakt. Er wordt kennis gegenereerd over technologische, juridische, sociale, cognitieve, en organisatorische factoren die hierbij een rol spelen, en er worden wetenschappelijk onderbouwde oplossingen aangedragen waarmee forensische professionals deze nieuwe technieken optimaal kunnen benutten in het proces van opsporing en vervolging. Dit onderzoek bestaat uit drie fasen: In de eerste fase wordt een nieuwe DNA-route met een software ondersteuningssysteem ontwikkeld. In de tweede fase wordt de werking hiervan in de praktijk getoetst en geoptimaliseerd door de ontwikkelde DNA-route in te zetten bij echte zaken. In fase 3 wordt tot slot onderzocht welke effect met deze snelle DNA-onderzoeksroute kan worden bereikt. De kennis die voortvloeit uit dit onderzoek wordt gebruikt om de snelle DNA-onderzoeksroute te optimaliseren en te implementeren in de opsporingspraktijk.