Inmiddels zijn vele koplopers in Drenthe initiatieven gestart om de energietransitie een stapje verder te helpen. Maar hoe krijgen we de rest van de inwoners van Drenthe ook mee? Met behulp van de Provincie Drenthe en Buurkracht voeren onderzoekers van het Kenniscentrum Energie van de Hanzehogeschool Groningen een experiment uit waarin mensen die nu nog niet actief meedoen, gevraagd worden hun bijdrage aan de transitie te leveren.
MULTIFILE
Ons energiesysteem bevindt zich in transitie. Het fossiele energiesysteem zoalswe dat kennen, staat onder druk. De wereldwijde vraag naar energie groeitsterk en het blijkt steeds moeilijker om deze (goedkoop) in te vullen met dehuidige fossiele energievoorziening, die bovendien gepaard gaat met negatievemilieueffecten. Er is internationaal consensus dat een omslag naar een duur-zamer energievoorziening noodzakelijk is, en hierbij zijn innovaties onont-beerlijk
Als onderdeel van de proeftuin voor energiebesparing voor minder hoge inkomens van de gemeente Aa en Hunze, heeft het lectoraat Communication, Behaviour and the Sustainable Society van de Hanzehogeschool Groningen een nulmeting gedaan, met betrekking tot de verschillende partijen waarmee huishoudens met een minder hoog inkomen in contact staan en de relatie van die partijen tot het project. Daarnaast is met de nulmeting de behoefte aan ondersteuning van de doelgroep en de mogelijkheden daartoe, in kaart gebracht. Het onderzoek was gericht op de beantwoording van de volgende onderzoeksvragen: 1) Wie verstaan we onder de groep van minder hoge inkomens?2) Hoe kunnen we de groep van minder hoge inkomens binnen de gemeente Aa en Hunze bereiken?3) Welke partijen staan in contact met deze doelgroep? 4) In hoeverre neemt de groep van minder hoge inkomens al deel aan de energietransitie en wat zijn hun belemmeringen?5) Wat gaat deze huishoudens helpen, zodat ze wel/meer kunnen deelnemen aan de energietransitie?Er is een stakeholdersanalyse uitgevoerd, waarbij eerst alle stakeholders van het project zijn geïdentificeerd (onderscheiden naar maatschappelijke organisaties en bedrijven) en waarbij vervolgens een deel van de stakeholders is geïnterviewd en een ander deel een aantal vragen via e-mail heeft beantwoord. Op basis van de informatie die door de stakeholders is gegeven is een sociale netwerkanalyse uitgevoerd waarmee het netwerk van de maatschappelijke organisaties in kaart is gebracht. In totaal is informatie van 34 maatschappelijke organisaties en 10 bedrijven verzameld. Daarnaast is met behulp van een vragenlijst, die breed onder de inwoners van de gemeente is verspreid, een beeld van de inwoners van de gemeente opgesteld (in relatie tot de energietransitie) en de context waarin ze leven. De vragenlijst is breed onder de inwoners verspreid en aanvullend is gericht via een deur-aan-deur actie en via sociale media, respons van de doelgroep verzameld. Het vragenlijstonderzoek heeft in totaal 245 bruikbare reacties van inwoners opgeleverd.Als laatste is in een aantal gesprekken met de doelgroep, aanvullende informatie verzameld. Deze gesprekken zijn gevoerd met cliënten van de welzijnsorganisatie Tinten, bezoekers aan het Taalhuis en klanten van de Voedselbank. In totaal is met 35 inwoners gesproken.Uit het onderzoek is gebleken dat de doelgroep van huishoudens met een minder hoog inkomen, zeer divers is. De gemene deler van de huishoudens is dat ze weinig geld te besteden hebben. De redenen waarom inwoners weinig geld te besteden hebben is echter zeer verschillend. De doelgroep bestaat grotendeels uit huurders, maar omvat ook huiseigenaren.De doelgroep kan het beste worden bereikt door middel van persoonlijk contact in de eigen leefomgeving van de inwoners, via bestaande contacten van (maatschappelijke) organisaties zoals het welzijnswerk, de schuldhulpverlening of woningbouwcorporaties of via het sociale netwerk van de inwoners.Een groot aantal maatschappelijke organisaties staat in contact met de doelgroep. De energietransitie en energiearmoede bij mensen met een minder hoog inkomen is echter een onderwerp waar ze zich nog nauwelijks mee bezig houden. Ze hebben ook onderling nauwelijks contact met betrekking tot de energietransitie voor de doelgroep. Opvallend is verder dat er met betrekking tot de energietransitie voor de doelgroep zo goed als geen contacten tussen maatschappelijke organisaties en bedrijven zijn, evenmin als met inwonersorganisaties, zoals dorpshuizen en verenigingen voor dorpsbelangen. Bedrijven en maatschappelijke organisaties zijn wel gemotiveerd om aan te sluiten bij het project. Bedrijven hebben daarvoor concrete ideeën wat ze zouden kunnen bijdragen, bij maatschappelijke organisaties is het beeld van hun mogelijke rol in de proeftuin minder concreet.Inwoners met een minder hoog inkomen hebben een positieve houding tegenover de energietransitie. Ze zijn echter nauwelijks bezig met het onderwerp en nemen in beperkte mate deel aan de energietransitie. Een belangrijke belemmering voor hen is (vanzelfsprekend) het gebrek aan financiële middelen, maar ze zijn ook meer met andere, urgente, problemen die ze ervaren, bezig. Ze zijn minder bereid dan mensen met een hoger inkomen om zelf iets te doen om hun huis of buurt te verduurzamen. Dat is echter niet altijd een kwestie van niet willen: ze ervaren juist meer urgentie met betrekking tot de energietransitie dan mensen met een hoger inkomen. Ze ervaren daarnaast minder controle en hebben minder het gevoel dat zij zelf iets kunnen bijdragen. Het ontbreekt de doelgroep daarnaast veelal aan concreet handelingsperspectief en ze zijn nauwelijks op de hoogte van het gemeentelijk beleid en de kansen die dat biedt en ze houden vooral instituties verantwoordelijk voor de energietransitie.Al met al kan er worden geconcludeerd dat de groep van minder hoge inkomens nog niet voldoende betrokken is bij de energietransitie, maar tegelijkertijd lijken er verschillende aanknopingspunten te zijn om hiermee aan de slag te gaan. Dit zou vanuit verschillende invalshoeken kunnen worden aangevlogen, waarbij maatschappelijke organisaties, bedrijven en inwoners gezamenlijk zouden kunnen optrekken. Op basis van de resultaten wordt een aantal concrete aanbevelingen gedaan:1. Creëer financiële mogelijkheden voor inwoners met minder hoge inkomens om verduurzaming mogelijk te maken;2. Leg contact met de inwoners in hun eigen directe leefomgeving;3. Maak gebruik van bestaande contacten met de inwoners;4. Richt communicatie op specifieke doelgroepen;5. Breng organisaties, bedrijven en inwoners samen;6. Betrek bedrijven expliciet bij de gezamenlijke opgave;7. Geef inwoners concrete, actie-gerichte informatie over wat ze zelf kunnen doen en de mogelijkheden die de gemeente biedt;8. Sluit aan bij de positieve houding van de inwoners.De complexiteit van het energiedomein en de energietransitie, de diversiteit van de doelgroep en de veelheid aan factoren die van invloed zijn op (energie) gedrag, laten zien dat er geen eenvoudige, one-size-fits-all, aanpak is om energiearmoede terug te dringen. De praktijk is dat er meerdere verschillende acties nodig zijn, dat verschillende organisaties op verschillende momenten en voor verschillende doelgroepen moeten worden ingeschakeld om veranderingen te bewerkstelligen. Dat is een complexe en zware opgave voor de gemeente. Het effect van enkelvoudige acties bij een deel van de doelgroep zal op gebruikelijke indicatoren (zoals bijvoorbeeld het percentage huishoudens dat leeft in energiearmoede) niet snel zichtbaar zijn. Het verdient daarom een laatste aanbeveling om de effecten van (nieuw) beleid en (nieuwe) acties heel precies te meten. Dat kan, zoals ook in het onderzoeksvoorstel is benoemd, uitgevoerd worden met behulp van Energysense van de Hanzehogeschool.
10.000 huishoudens in de Provincie Drenthe gaan aan de slag met energiebesparing binnen hun eigen huishouden. Samen versnellen zij de energietransitie in Drenthe. volgt10.000 huishoudens in de Provincie Drenthe gaan aan de slag met energiebesparing binnen hun eigen huishouden. Samen versnellen zij de energietransitie in Drenthe. In eerste instantie krijgen deze huishoudens de kans om mee te doen aan de actie "Speur de Energieslurper", waarin ze op zoek gaan naar de grootste energieslurpers in huis. Inzichten en tips worden met alle overige Drentse huishoudens gedeeld. In tweede instantie wordt met alle huishoudens die meedoen, een "beweging" gestart. Als je alleen een stap zet, bereik je mooie dingen, maar wat als 10.000 huishoudens samen stappen zetten?!
In Nederland heeft slechts 1% van de blinden een blindengeleidehond, terwijl een geleidehond het ideale hulpmiddel voor de doelgroep is. Een hond neemt de zichtfunctie over en neemt autonome navigatiebeslissingen wat een aanzienlijke fysieke energiebesparing oplevert voor de gebruiker. Helaas is een blindengeleidehond niet geschikt voor iedereen met een visuele beperking. Blindsight Mobility ontwikkelt een elektronisch sensor-gestuurd alternatief van een blindengeleidehond dat voor een bredere doelgroep toegankelijk is. Met moderne technieken brengt het zijn omgeving in kaart en begeleidt zijn gebruiker aan de hand, net als een geleidehond. Daarbovenop worden functionaliteiten toegevoegd die alleen mogelijk zijn met een elektronisch hulpmiddel.
Onderliggend project betreft een samenwerking tussen Fontys Hogescholen, het Nijmeegse bedrijf ENKI Energy en Sanadome Hotel & Spa. Het project bestaat uit de opschaling van een innovatieve techniek voor de verwijdering van gebonden chloorverbindingen uit zwembadwater. Het gaat hierbij om de opschaling van pilotschaal (om de werking van de techniek te testen) naar praktijkschaal (echte toepassing in een zwembad). Het project omvat het ontwerp, de bouw en het testen van een prototype biofilter, die de basis vormt voor de verdere ontwikkeling en vermarkting van het product. Parallel aan het ontwerp en de bouw van het prototype wordt hiertoe een marketing- en businessplan ontwikkeld. Toepassing van het biofilter in zwembaden leidt ertoe dat zwembadwater minder vaak geloosd hoeft te worden op het riool. Dit leidt tot aanzienlijke water- en energiebesparing. Ook voorkomt het aantasting en corrosie van metalen in de zwembadruimte doordat er minder chloorverbindingen in de lucht zitten. Deze hoeven hierdoor minder vaak vervangen te worden. Tevens is een lager concentratie chloorverbindingen in de lucht gezonder voor zwembadbezoekers (minder irritatie ogen en luchtwegen).