Uit internationaal onderzoek is bekend dat mensen die zich niet volgens de regels gedragen hun ongewenste gedrag goedpraten. Mensen weten vaak wel dat ze zich op een bepaalde manier behoren te gedragen, maar gebruiken excuses, ofwel neutralisatietechnieken, om het gewenste gedrag niet te hoeven vertonen. Met andere woorden: ze redeneren het onprettige gevoel dat het overtreden van regels met zich meebrengt weg. Ze denken bijvoorbeeld: ‘het is niet mijn verantwoordelijkheid’, ‘het kan geen kwaad’, ‘ik heb geen andere keuze’ of ‘vergeleken met wat anderen doen, valt dit wel mee’. In dit artikel bespreken we een recent TNO-onderzoek waarbij we de vraag stellen: is het mogelijk om regelopvolging op het gebied van informatiebeveiliging te vergroten door het uitschakelen van neutralisatietechnieken door een gedragsinterventie? Recente andere onderzoeken laten namelijk zien dat training of communicatie kan leiden tot een vermindering van het gebruik van neutralisatietechnieken door medewerkers en tot een sterkere intentie om veilig gedrag te vertonen
DOCUMENT
There is mounting evidence that efforts to mitigate the adverse effects of human activity on climate and biodiversity have so far been unsuccessful. Explanations for this failure point to a number of factors discussed in this article. While acknowledging cognitive dissonance as a significant contributing factor to continuing unsustainable practices, this article seeks to explore hegemonic rationality of industrial expansion and economic growth and resulting politics of denial. These politics promote the economic rationale for exploitation of the environment, with pursuit of material wealth seen as the most rational goal. Framed this way, this rationality is presented by political and corporate decision-makers as common sense and continuous environmentally destructive behavior is justified under the guise of consumer choices, hampering meaningful action for sustainable change. This article underlines forms of alternative rationality, namely, non-utilitarian and non-hierarchical worldview of environmental and human flourishing, that can advance sustainability. LinkedIn: https://www.linkedin.com/in/helenkopnina/
DOCUMENT
Abstract Managing adverse drug reactions (ADRs) is a challenge, especially because most healthcare professionals are insufficiently trained for this task. Since context-based clinical pharmacovigilance training has proven effective, we assessed the feasibility and effect of a creating a team of Junior-Adverse Drug Event Managers (J-ADEMs). The J-ADEM team consisted of medical students (1st–6th year) tasked with managing and reporting ADRs in hospitalized patients. Feasibility was evaluated using questionnaires. Student competence in reporting ADRs was evaluated using a case-control design and questionnaires before and after J-ADEM program participation. From Augustus 2018 to Augustus 2019, 41 students participated in a J-ADEM team and screened 136 patients and submitted 65 ADRs reports to the Netherlands Pharmacovigilance Center Lareb. Almost all patients (n = 61) found it important that “their” ADR was reported, and all (n = 62) patients felt they were taken seriously by the J-ADEM team. Although attending physicians agreed that the ADRs should have been reported, they did not do so themselves mainly because of a “lack of knowledge and attitudes” (50%) and “excuses made by healthcare professionals” (49%). J-ADEM team students were significantly more competent than control students in managing ADRs and correctly applying all steps for diagnosing ADRs (control group 38.5% vs. intervention group 83.3%, p < 0.001). The J-ADEM team is a feasible approach for detecting and managing ADRs in hospital. Patients were satisfied with the care provided, physicians were supported in their ADR reporting obligations, and students acquired relevant basic and clinical pharmacovigilance skills and knowledge, making it a win-win-win intervention.
MULTIFILE
Bij erfgoed horen emoties. Maar wanneer deze emoties schadelijk blijken te zijn en voor (meer) polarisatie in de samenleving zorgen, wordt het tijd om te kijken of in de omgang met erfgoed veranderingen aangebracht kunnen worden. Hierin kan de erfgoedprofessional een rol spelen. Het onderzoek ‘Precaire spanning’ kijkt naar de herdenkingspraktijken van de Shoah en van het slavernijverleden. Die praktijken tonen en creëren spanning. Deze spanning komt naar voren en wordt gecreëerd op verschillende plekken en op verschillende momenten, gerelateerd aan de herdenkingen, zoals in discussies over excuses of restituties en bij tentoonstellingen en educatieve programma’s. In het project wordt onderzocht hoe de erfgoedprofessional de componenten kan herkennen en wegnemen die in de bredere herdenkingscontext bijdragen aan de spanning tussen herdenkers van de Shoah en van het slavernijverleden. Het onderzoek bestaat uit interviews en expertmeetings met stakeholders zoals herdenkers, beleidsmedewerkers, kunstenaars en erfgoedprofessionals, en uit observaties van woordkeuzes, kunstuitingen en rituelen die de herdenkingspraktijken mee vormgeven. Aan de basis van het onderzoek ligt het idee dat de spanning voortkomt uit een gevoel van ongelijkwaardigheid in de strijd om een plek in het Nederlands herdenkingslandschap. Dit is niet los te zien van het ontbreken van herkenning en erkenning van nog bestaande trauma’s, van de aanwezigheid van antisemitisme en racisme in de samenleving, en van het bestaan van verschillende repertoires aan historische kennis. Het onderzoek beoogt een handelingskader te ontwikkelen waarmee de erfgoedprofessional kan bijdragen aan sensitievere herdenkingspraktijken, teneinde de spanning tussen herdenkers van de Shoah en van het slavernijverleden onderling weg te nemen of tenminste te verminderen. Het onderzoek valt onder het lectoraat van de Reinwardt Academie, onderdeel van de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten. Hier worden de inzichten van dit onderzoek ingezet in een breder onderzoeks- en onderwijsdomein van erfgoed en kunsten.