In het rapport dat voor u ligt zullen de resultaten te vinden zijn van het onderzoek naar de invulling van Corporate Real Estate Management van verschillende bedrijven. De aanleiding van dit onderzoek is, het verkrijgen van meer kennis op het gebied van CREM zodat een verdere professionaliseringmogelijk is. Om de juiste informatie te krijgen is de volgende onderzoeksvraag geformuleerd:‘Op welke manier wordt CREM door een aantal koplopers in dit vakgebied inhoudelijk en organisatorisch ingevuld en welke factoren, gerelateerd aan kenmerken van de organisatie en de vastgoedportefeuille, kunnen helpen de onderlinge verschillen te verklaren?’Deze onderzoeksvraag is te veel omvattend en daarom is hij onderverdeelt in drie deelvragen:1. Wat is de aard en de omvang van de betreffende organisatie? (organisatieprofiel?)2. Wat is de aard en de omvang van de vastgoedportefeuille van het betreffende bedrijf? (portefeuilleprofiel?)3. Wat is de wijze waarop CREM inhoudelijk en organisatorisch is ingevuld bij het betreffende bedrijf? (CREM-profiel)In het rapport zullen verschillende aspecten aanbod komen. In hoofdstuk twee wordt achtergrondinformatie gegeven over het onderwerp. Vervolgens wordt in hoofdstuk drie het probleem geformuleerd. Daarna zal in hoofdstuk vier onderzoeksmethode worden toegelicht. Vervolgens staan de resultaten van het onderzoek in hoofdstuk vijf. In hoofdstuk zes wordt vervolgens een interpretatie gegeven van de onderzoeksresultaten. In hoofdstuk zeven wordt er eenconclusie gevormd. Tot slot zal in hoofdstuk acht aanbevelingen worden gedaan voor eventueel vervolgonderzoek. Studentenonderzoek in het kader van het thema Leefomgeving.
Na de diverse thematieken van de afgelopen jaren Trends en ontwikkelingen in maatschappelijk vastgoed (2011), Onderzoeken en visie (2012), Onderzoeken en perspectieven op maatschappelijk en financieel rendement (2013) en Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (2014) kunnen we de scope van de 8e Barometer Maatschappelijk vastgoed verbreden. Dit hebben we gedaan door (inter)nationaal te kijken naar onderzoek over en ontwikkelingen van maatschappelijk vastgoed en in het bijzonder gemeentelijk vastgoed en zorgvastgoed. Deze internationale ontwikkeling van de Barometer Maatschappelijk Vastgoed wordt door actoren in en rondom maatschappelijk vastgoed gezien als interessant, actueel en belangrijk. Met deze stap van de Barometer beoog ik om vanuit andere contexten en culturen - door bijdragen over andere landen en met buitenlandse auteurs - te kijken naar ons eigen maatschappelijk vastgoed in Nederland en inzicht te geven in de problematiek en oplossingsrichtingen van gemeentelijk vastgoed en zorgvastgoed. Daarbij is een herverkaveling van vastgoedbelangen een gedachtegang voor de toekomst. De internationalisering wordt ook onderschreven door de RICS die wereldwijd actief is vanuit New York, Sao Paulo, London, Brussel, Dubai, New Delhi, Singapore, Hong Kong, Tokyo, Beijing en Sydney. Afgelopen jaar zijn er nog een aantal andere (internationale) ontwikkelingen geweest. Zo verscheen eind 2014 mijn proefschrift Materieel Immaterieel: besturing van woningcorporaties in samenhang met maatschappelijk vastgoed vanuit de RSM Erasmus Universiteit Rotterdam (RSM/EUR), één van Europa’s top business scholen voor het onderwijs en in de top 3 voor toponderzoek. Vanuit het lectoraat zijn we ook een structurele samenwerking met Odisee Hogeschool en Universiteit Brussel aangegaan. Het internationale karakter van het lectoraat in 2015 wordt naast het verschijnen van dit boek ook onderstreept door een drietal presentaties, twee abstracts en een geaccepteerde paper over maatschappelijk vastgoed voor het internationale congres van de European Real Estate Society (ERES) 2015 in Istanbul. De Barometer Maatschappelijk Vastgoed bestaat dit jaar uit vijf delen (I) gemeentelijk maatschappelijk vastgoed, (II) koplopers gemeentelijke vastgoedbedrijven, (III) het Rijksvastgoedbedrijf als referentiekader, (IV) ontwikkelingen in maatschappelijk vastgoed en (V) internationaal onderzoek maatschappelijk vastgoed.
Met de grote groei aan inwoners staat de stad Utrecht voor een flinke opgave voor woningbouw en verduurzaming van bestaande vastgoedvoorraad. Bij demontage komt veel materiaal vrij wat aanleiding is tot het lokaal organiseren van hergebruik in de stad. Om die reden heeft Utrecht een sterke beleidsfocus op het promoten van circulariteit middels samenwerking in de bouwketen.
Agroforestry is het inpassen van langjarige gewassen zoals bomen en houtachtige gewassen in de akkerbouw of veeteelt. Bomen en houtachtige gewassen dragen bij aan het verhogen van biodiversiteit, vastleggen van CO2 en het verbreden van het verdienmodel van de agrariër. Voor implementatie is kennis nodig over het ontwerp, verdienvermogen, bodemtype en grondwaterstand, type en rassen van bomen, inpassing van dieren, belangrijke stakeholders, plantmateriaal, enz. Deze kennis is erg versnipperd en wordt door de koplopers zelf samengesteld of onderzocht. Ook de beslissingen die moeten worden genomen over de inpassing van agroforestrysystemen in hun context worden door henzelf en/of adviseurs gemaakt, eventueel met hulp van diverse stakeholders. Uit de praktijk blijkt dat meer agrariërs geïnteresseerd zijn in het starten met agroforestry, maar dat de handelingsperspectieven ontbreken om dit te doen. Om agrariërs die belangstelling hebben voor agroforestry verder te helpen, is een volgende stap nodig. Zij moeten op een passende wijze handelingsperspectieven aangeboden krijgen die in hun bedrijfssituatie toegepast kunnen worden. Het doel van dit project is om concrete handelingsperspectieven aan agrariërs, die agroforestry willen implementeren, te geven die rekening houden met het type ondernemer, hun omstandigheden en het gewenste systeem. Voor het behalen van dit doel zijn vier werkpakketten opgezet die zich richten op: 1. aanleg en beheer, 2. verdienvermogen, 3. noodzakelijke stakeholders en netwerk en 4. impact waarin de ontwikkelde informatie wordt gedissemineerd. Het uiteindelijke resultaat is een toegankelijk, op de Nederlandse situatie gebaseerde wiki, waarmee agrariërs en adviseurs een volgende stap kunnen maken in het ontwikkelen en implementeren van agroforestry in conventionele landbouwsystemen.
Klimaatverandering maakt dat steden zich moeten aanpassen. Dit vraagt om grootschalige aanpassingen op publieke en private grond. Amsterdam en Rotterdam hebben als koplopers in stedelijke klimaatadaptatie de afgelopen jaren geëxperimenteerd met twee platforms (Amsterdam Rainproof en Water Sensitive Rotterdam) om met bewoners, woningcorporaties en bedrijven de stad klimaatadaptief te maken. Het succes van beide platforms, in combinatie met de groeiende urgentie voor klimaatadaptatie, zorgt anno 2019 voor een roep om een ‘nieuw normaal’: hoe kan deze vernieuwende, uitnodigende werkwijze mainstream worden? Juist de kenmerken die de platforms zo succesvol hebben gemaakt, kunnen nu een barrière voor mainstreaming vormen. Waar in eerste instantie een kleine kopgroep veel kan bereiken met flexibiliteit, ad-hoc besluiten en gelijkwaardig partnerschap, vraagt het opgaan in reguliere beleidsprocessen om meer vastigheden die gebruikelijk zijn bij de overheid-gedreven aanpak van stedelijk waterbeheer. Mainstreaming van de vernieuwende, uitnodigende werkwijze lijkt daardoor moeilijk te bereiken. Dit onderzoek evalueert de succesfactoren en barrières van een uitnodigende werkwijze op basis van lessen van Amsterdam Rainproof en Water Sensitive Rotterdam. Tevens wordt onderzocht via welke routes deze aanpak mainstream kan worden in beide steden. Met een interactieve routekaart, opgesteld in workshops met deelnemers uit Amsterdam en Rotterdam wordt theoretische kennis over de barrières voor mainstreaming vertaald naar proactieve keuzes en routes. Waterbeheerders kunnen zo beter anticiperen op mainstreaming-barrières, en daarmee hun uitnodigende werkwijze beter bestuurlijk inbedden. Hiermee dragen we bij aan steden die beter voorbereid zijn op klimaatverandering, en aan kennis over het ontwikkelen van een uitnodigende werkwijze binnen de watersector.