De ontwikkeling van een met onderzoek onderbouwde methodiek voor het meidenwerkDit artikel doet verslag van een zoektocht naar de mogelijkheden voor het ontwikkelen van een met onderzoek onderbouwde methodiek voor het meidenwerk. Het geeft inzicht in de mogelijkheden en moeilijkheden voor het opbouwen van een kennisbasis voor open benaderingswijzen in de praktijk van het sociaal werk. De aanleiding is het verzoek van Amsterdamse meidenwerkers om hulp bij het ontwikkelen van een met onderzoek onderbouwde methodiek voor een bijna 90-jarige diverse en dynamische praktijk. De achtergrond vormt de discussie over de kennisbasis van het sociaal werk. Gangbare modellen als “evidence-based practice”, “practice-based evidence” en “common factors” worden besproken op geschiktheid voor het ontwikkelen van een met onderzoek onderbouwde methodiek voor open benaderingswijzen, waarna programma evaluatie als mogelijk alternatief wordt uitgediept. De conclusie is dat er vooral met betrekking tot open benaderingswijzen binnen het sociaal werk dringend meer aandacht nodig is voor het proces van methodiekontwikkeling en de wijze van onderbouwing. De eerste ervaringen met programma evaluatie en het daaruit voortvloeiende model van methodische principes zijn voorzichtig positief. Programma evaluatie lijkt handreikingen te bieden voor het omgaan met het spanningsveld tussen de wetenschappelijke kwaliteit van de bevindingen en de bruikbaarheid voor de praktijk. Methodische principes lijken waardevol als drager voor het expliciet maken, stollen, onderbouwen en overdragen van kennis.
Artificial Intelligence (AI) beïnvloedt het leven en werk van iedereen en vraagt daarmee doelgerichte aanpassingen aan bachelorcurricula en het handelingsrepertoire van docenten. In Comenius Leadership-project ‘AI4Students’ wordt in participatief actie-onderzoek een methodiek ontwikkeld waarmee teams in bacheloropleidingen aan hogescholen in kaart brengen welke veranderingen nodig zijn om studenten ‘AI-ready’ op te leiden. Dit betreft AI-toepassingen die het werkveld van de opleiding veranderen, AI-vaardigheden die nodig zijn om met de toepassingen te werken en een verkenning van de gewenste toekomst met AI binnen dat werkveld. Vervolgens wordt onderzocht hoe en waar de resultaten een plek kunnen krijgen in het curriculum van de opleiding. Dit wordt uitgevoerd middels co-creatiesessies met docenten en studenten. Een onlinetool moet het sociale, pedagogisch-didactische proces binnen de cocreatiesessies doelgericht vormgeven en begeleiden; gericht op inclusie van verschillende perspectieven, gedeeld eigenaarschap van docenten van het curriculum en studentbetrokkenheid. De ontwikkeling van de methodiek gebeurt door middel van drie iteraties bij negen opleidingen van de Hogeschool van Amsterdam. We bevinden ons in de tweede iteratie, die voornamelijk in het teken staat van het ontwikkelen van de onlinetool. De tool binnen de discipline-overstijgende methodiek en de praktische toepassing ervan bespreken we graag met het publiek.
MULTIFILE
Om goede en verantwoorde zorg te kunnen bieden, streeft de verpleegkundige naar evidence-based practice. Evidence-based practice is het zorgvuldig, expliciet en oordeelkundig gebruik van het huidige beste bewijsmateriaal en evidence om beslissingen te nemen met individuele patiënten om de zorgverlening te verbeteren. De praktijk van evidence-based practice impliceert het integreren van individuele professionele kennis van de verpleegkundige met de wens en voorkeur van de patiënt en het beste externe bewijsmateriaal dat vanuit systematisch onderzoek beschikbaar is, De voorkeuren, wensen en verwachtingen van de patiënt spelen bij de besluitvorming een centrale rol. Dat het oorspronkelijke evidence-based medicine verruimd is tot evidence-based practice, benadrukt dat het niet uitsluitend gaat om de medische beroepen, maar ook om andere beroepsbeoefenaars. Evidence-based practice voor verpleegkundigen bevat concrete handvatten voor toepassing van de methodiek van evidence-based practice in de dagelijkse praktijk van de verpleegkundige. In het eerste deel worden de uitgangspunten van evidence-based practice beschreven en de methodiek gepresenteerd. In het tweede deel worden de stappen van de methodiek voor verschillende onderzoekstypen uitgewerkt en toegelicht met voorbeelden uit de verpleegkundige beroepspraktijk. Het derde deel gaat over evidence-based werken: het implementeren van evidence-based practice in het eigen handelen en het betrekken van bewijs en evidence bij besluitvorming. Evidence-based practice voor verpleegkundigen is bedoeld voor beroepsbeoefenaars, studenten en docenten van verpleegkunde opleidingen. Ook beleidsmedewerkers, onderzoekers en managers in de zorg kunnen informatie uit dit boek gebruiken voor het toepassen en implementeren van evidence-based practice in het eigen handelen of in een organisatie.
In het project wordt een nieuw door de HvA ontwikkelde methodiek (Open Collaborative Business Modelling methodiek, verder: ‘OCBM-methodiek’), toegepast om waardeproposities voor circulaire en biobased verpakkingen te ontwikkelen, samen met partijen uit de waardeketen. De inzet van biobased materialen is essentieel voor het terugdringen van het gebruik van fossiele plastics en – uiteindelijk – voor het bereiken van een volledig circulaire economie. De specifieke waardeketen waar het project zich op richt is die van verpakkingen op basis van Olifantsgras / Miscanthus. Projectpartner Vibers is een bedrijf dat dit gewas als grondstof gebruikt voor het produceren van o.a. verpakkingsmaterialen. Tijdens het project zal een viertal OCBM-sessies worden georganiseerd waarin Vibers in nauwe samenwerking met een wisselende groep ketenpartners en andere stakeholders een nieuwe waardepropositie formuleert. Projectpartner Kennisinstituut Duurzaam Verpakken (verder: KIDV) bewaakt in de OCBM-sessies de duurzaamheid van de ontwikkelde propositie en speelt een rol bij evaluatie van de OCBM-methodiek voor de verpakkingsindustrie. Het project levert daarmee twee belangrijke resultaten op: 1. Een met behulp van de OCBM-methodiek ontwikkelde waardepropositie voor een circulair business model waarin een biobased verpakking centraal staat; 2. Aanbevelingen voor het verfijnen van de OCBM-methodiek: specifieke aandachtspunten voor het ontwikkelen van innovatieve, circulaire business modellen met behulp van deze methodiek.
Middels een RAAK-impuls aanvraag wordt beoogd de vertraging van het RAAK-mkb project Praktische Predictie t.g.v. corona in te halen. In het project Praktische Predictie wordt een prototype app ontwikkeld waarmee fysiotherapeuten in een vroeg stadium het chronisch worden van lage rugpijn kunnen voorspellen. Om chronische rugpijn te voorkomen is het belangrijk om in een vroeg stadium de kans hierop in te schatten door psychosociale en mogelijk andere risicofactoren op chronische pijnklachten te herkennen en hierop te interveniëren. Fysiotherapeuten zijn met deze vraag naar het lectoraat Werkzame factoren in Fysiotherapie en Paramedisch Handelen van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen gegaan en dit heeft aanleiding gegeven een onderzoek op te zetten waarin een dergelijke methodiek ontwikkeld wordt. De voorgestelde methodiek betreft een Clinical Decision Support Tool waarmee een geïndividualiseerde kans op chronische rugpijn kan worden bepaald gekoppeld aan een behandeladvies conform de lage rugpijn richtlijn. Hiervoor is eerst geïnventariseerd welke methoden fysiotherapeuten reeds gebruiken en welke in de literatuur worden genoemd. Op basis hiervan is een keuze gemaakt ten aanzien van data die digitaal verzameld worden in minimaal 16 fysiotherapiepraktijken waarbij patiënten gedurende 12 weken gevolgd worden. Met de verzamelde data worden met machine learning algoritmes ontwikkeld voor het berekenen van de kans op chroniciteit. De algoritmes worden ingebouwd in de Clinical Decision Support Tool: een gebruiksvriendelijke prototype app. Bij het ontwikkelen van de tool worden eindgebruikers (fysiotherapeuten en patiënten) intensief betrokken. Op deze manier wordt gegarandeerd dat de tool aansluit bij de wensen en behoeften van de doelgroep. De tool berekent de kans op chroniciteit en geeft een behandeladvies. Daarnaast kan de tool gebruikt worden om patiënten te informeren en te betrekken bij de besluitvorming. Vanwege de coronacrisis is er een aanzienlijke vertraging in de patiënten-instroom (doel n= 300) ontstaan die we met ondersteuning van een RAAK-impuls subsidie willen inlopen.
De dataverzamelingsmethodiek ‘verhalen vangen’ (afgeleid is van de methodiek storytelling) die voor het project “Samenwerken met ouders: hoe doe je dat?” is gekozen, is in de praktijk een deel van de oplossing voor de soms moeizame samenwerking tussen ouders en leerkrachten. De verhalen van leerkrachten en ouders zeggen veel over de individuele beleving van de samenwerking. Analyse van de verhalen geeft inzicht in de werkzame factoren en de competenties die een leerkracht nodig heeft om met ouders samen te werken. Maar, de impact van de verhalen is groter. Door aan dit project deel te nemen hebben leerkrachten (en ouders) leren luisteren. Iets wat op het oog vanzelfsprekend en eenvoudig lijkt, bleek in de praktijk verrassend lastig. Het oprecht luisteren naar ouders bleek voor veel leerkrachten een nieuwe en leerzame ervaring. Deze aanpak heeft veel scholen aangesproken. Deze laagdrempelige manier van data verzamelen bleek voor veel schooldirecteuren, leerkrachten en ouders een eye opener. Wij merken dat de methodiek relatief arbeidsintensief en dus duur is omdat alle gesprekken tot nu toe worden opgenomen en getranscribeerd. Uit deze transcripten worden de verhalen van ouders, leerkrachten en kinderen gedestilleerd. Om te kunnen voldoen aan de vraag van scholen om getraind te worden in ‘verhalen vangen’ en dus beter luisteren, willen wij de methodiek minder arbeidsintensief maken. We willen verkennen welke mogelijkheden er zowel inhoudelijk als technisch zijn om de methodiek, met behoud van alle waardevolle gesprekstechnieken, efficiënter te kunnen aanbieden.