Straat aan Zet (SAZ) is een interventie die in 2003 en 2004 gepleegd is in Woensel West, in het kader van de voorbereidingen op de integrale wijkvernieuwing in die wijk. SAZ is een eigen variant gebaseerd op de ABCD ideologie geïnspireerde Grants for Blocks. In een notendop: stel een premie beschikbaar die bewoners activeert in het samen werken aan de leefbaarheid en de sociale relaties in de straat. In die aanpak werkt een professional, in dit project een opbouwwerkster van Loket W, in principe door te faciliteren. En ondersteunend voor straten die wel willen maar het zelf (nog) niet voor elkaar krijgen. Fontys heeft gedurende anderhalf jaar dit project intensief gevolgd. Door zitting te nemen in de klankbordgroep, maar vooral veel mee te kijken met de uitvoerende opbouwwerkster Lilian Spaninks. Soms van een afstand, meestal van dichtbij. Met inzicht in alle verslagen en registraties van het project, en de twijfels, dilemma's en talenten van de opbouwerkster. Dit heeft geleid tot een methodiekbeschrijving van SAZ. Welke stappen dragen bij aan een succesvolle interventie, en welke niet. Kun je met deze beschrijving in elke wijk aan de slag? Wat zijn lessen voor de toekomst? Maar ook: wat vraagt dit van de agogische professional? Hoe verhoudt het werken aan zelfredzaamheid zich tot van tevoren opgestelde resultaten? Tot hoever ga je met je interventies ten aanzien van zelfredzaamheid? En, welke professionele competenties zijn doorslaggevend in dit project. Een methodiek in het agogisch werken is geen gebruiksaanwijzing van de IKEA, of een receptenboek van Jamie Oliver. In de uitvoering maakt de professional honderden keuzes op verschillende niveaus; hoe zien die er uit, en wat zijn de effecten? Hoe zit het met het aansturingveld? En hoe ga je om met de kritiek dat er alleen maar barbecues worden bedacht door bewoners? Ga je dan inzetten op theatersport, meespeeltoneel, huiskamerconcerten, poweryoga, of . blijf je geloven in het succes van de vleesgrossier?
Om goede en verantwoorde zorg te kunnen bieden, streeft de paramedicus naar evidence-based practice. Evidence-based practice is het gewetensvol, expliciet en oordeelkundig gebruik van het huidige beste bewijsmateriaal om beslissingen te nemen voor individuele patiënten. De praktijk van evidence-based practice impliceert dat de paramedicus zijn individuele klinische deskundigheid integreert met het beste externe bewijsmateriaal dat vanuit systematisch onderzoek beschikbaar is, en combineert met de waarden en voorkeur van de patiënt. Dat het oorspronkelijke evidence-based medicine verruimd is tot evidence-based practice, benadrukt dat het niet uitsluitend gaat om de medische beroepen, maar ook om andere beroepsbeoefenaars. Evidence-based practice voor paramedici bevat concrete handvatten voor toepassing en implementatie van de methodiek van evidence-based practice in de dagelijkse praktijk van de paramedicus. In het eerste deel worden de uitgangspunten van evidence-based practice beschreven en de methodiek gepresenteerd. In het tweede deel worden de stappen van de methodiek voor verschillende onderzoekstypen uitgewerkt en toegelicht met voorbeelden uit de paramedische beroepspraktijk. Het derde deel gaat over een tot dusver onderbelicht terrein: de implementatie van de methodiek. Evidence-based practice voor paramedici is bedoeld voor beroepsbeoefenaars, studenten en docenten van paramedische opleidingen. Ook beleidsmedewerkers, onderzoekers en managers in de zorg kunnen informatie uit dit boek gebruiken voor het toepassen en implementeren van evidence-based practice in het eigen handelen of een organisatie.
Om goede en verantwoorde zorg te kunnen bieden, streeft de verpleegkundige naar evidence-based practice. Evidence-based practice is het gewetensvol, expliciet en oordeelkundig gebruik van het huidige beste bewijsmateriaal om beslissingen te nemen voor individuele patiënten. De praktijk van evidence-based practice impliceert dat de verpleegkundige haar individuele klinische deskundigheid integreert met het beste externe bewijsmateriaal dat vanuit systematisch onderzoek beschikbaar is, en combineert met de waarden en voorkeur van de patiënt. Dat het oorspronkelijke evidence-based medicine verruimd is tot evidence-based practice, benadrukt dat het niet uitsluitend gaat om de medische beroepen, maar ook om andere beroepsbeoefenaars. Evidence-based practice voor verpleegkundigen bevat concrete handvatten voor toepassing en implementatie van de methodiek van evidence-based practice in de dagelijske praktijk van de verpleegkundige. In het eerste deel worden de uitgangspunten van evidence-based practice beschreven en de methodiek gepresenteerd. In het tweede deel worden de stappen van de methodiek voor verschillende onderzoekstypen uitgewerkt en toegelicht met voorbeelden uit de verpleegkundige beroepspraktijk. Het derde deel gaat over een tot dusver onderbelicht terrein: de implementatie van de methodiek. Evidence-based practice voor verpleegkundigen is bedoeld voor beroepsbeoefenaars, studenten en docenten van verpleegkunde opleidingen. Ook beleidsmedewerkers, onderzoekers en managers in de zorg kunnen informatie uit dit boek gebruiken voor het toepassen en implementeren van evidence-based practice in het eigen handelen of in een organisatie.
In het project wordt een nieuw door de HvA ontwikkelde methodiek (Open Collaborative Business Modelling methodiek, verder: ‘OCBM-methodiek’), toegepast om waardeproposities voor circulaire en biobased verpakkingen te ontwikkelen, samen met partijen uit de waardeketen. De inzet van biobased materialen is essentieel voor het terugdringen van het gebruik van fossiele plastics en – uiteindelijk – voor het bereiken van een volledig circulaire economie. De specifieke waardeketen waar het project zich op richt is die van verpakkingen op basis van Olifantsgras / Miscanthus. Projectpartner Vibers is een bedrijf dat dit gewas als grondstof gebruikt voor het produceren van o.a. verpakkingsmaterialen. Tijdens het project zal een viertal OCBM-sessies worden georganiseerd waarin Vibers in nauwe samenwerking met een wisselende groep ketenpartners en andere stakeholders een nieuwe waardepropositie formuleert. Projectpartner Kennisinstituut Duurzaam Verpakken (verder: KIDV) bewaakt in de OCBM-sessies de duurzaamheid van de ontwikkelde propositie en speelt een rol bij evaluatie van de OCBM-methodiek voor de verpakkingsindustrie. Het project levert daarmee twee belangrijke resultaten op: 1. Een met behulp van de OCBM-methodiek ontwikkelde waardepropositie voor een circulair business model waarin een biobased verpakking centraal staat; 2. Aanbevelingen voor het verfijnen van de OCBM-methodiek: specifieke aandachtspunten voor het ontwikkelen van innovatieve, circulaire business modellen met behulp van deze methodiek.
Middels een RAAK-impuls aanvraag wordt beoogd de vertraging van het RAAK-mkb project Praktische Predictie t.g.v. corona in te halen. In het project Praktische Predictie wordt een prototype app ontwikkeld waarmee fysiotherapeuten in een vroeg stadium het chronisch worden van lage rugpijn kunnen voorspellen. Om chronische rugpijn te voorkomen is het belangrijk om in een vroeg stadium de kans hierop in te schatten door psychosociale en mogelijk andere risicofactoren op chronische pijnklachten te herkennen en hierop te interveniëren. Fysiotherapeuten zijn met deze vraag naar het lectoraat Werkzame factoren in Fysiotherapie en Paramedisch Handelen van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen gegaan en dit heeft aanleiding gegeven een onderzoek op te zetten waarin een dergelijke methodiek ontwikkeld wordt. De voorgestelde methodiek betreft een Clinical Decision Support Tool waarmee een geïndividualiseerde kans op chronische rugpijn kan worden bepaald gekoppeld aan een behandeladvies conform de lage rugpijn richtlijn. Hiervoor is eerst geïnventariseerd welke methoden fysiotherapeuten reeds gebruiken en welke in de literatuur worden genoemd. Op basis hiervan is een keuze gemaakt ten aanzien van data die digitaal verzameld worden in minimaal 16 fysiotherapiepraktijken waarbij patiënten gedurende 12 weken gevolgd worden. Met de verzamelde data worden met machine learning algoritmes ontwikkeld voor het berekenen van de kans op chroniciteit. De algoritmes worden ingebouwd in de Clinical Decision Support Tool: een gebruiksvriendelijke prototype app. Bij het ontwikkelen van de tool worden eindgebruikers (fysiotherapeuten en patiënten) intensief betrokken. Op deze manier wordt gegarandeerd dat de tool aansluit bij de wensen en behoeften van de doelgroep. De tool berekent de kans op chroniciteit en geeft een behandeladvies. Daarnaast kan de tool gebruikt worden om patiënten te informeren en te betrekken bij de besluitvorming. Vanwege de coronacrisis is er een aanzienlijke vertraging in de patiënten-instroom (doel n= 300) ontstaan die we met ondersteuning van een RAAK-impuls subsidie willen inlopen.
De dataverzamelingsmethodiek ‘verhalen vangen’ (afgeleid is van de methodiek storytelling) die voor het project “Samenwerken met ouders: hoe doe je dat?” is gekozen, is in de praktijk een deel van de oplossing voor de soms moeizame samenwerking tussen ouders en leerkrachten. De verhalen van leerkrachten en ouders zeggen veel over de individuele beleving van de samenwerking. Analyse van de verhalen geeft inzicht in de werkzame factoren en de competenties die een leerkracht nodig heeft om met ouders samen te werken. Maar, de impact van de verhalen is groter. Door aan dit project deel te nemen hebben leerkrachten (en ouders) leren luisteren. Iets wat op het oog vanzelfsprekend en eenvoudig lijkt, bleek in de praktijk verrassend lastig. Het oprecht luisteren naar ouders bleek voor veel leerkrachten een nieuwe en leerzame ervaring. Deze aanpak heeft veel scholen aangesproken. Deze laagdrempelige manier van data verzamelen bleek voor veel schooldirecteuren, leerkrachten en ouders een eye opener. Wij merken dat de methodiek relatief arbeidsintensief en dus duur is omdat alle gesprekken tot nu toe worden opgenomen en getranscribeerd. Uit deze transcripten worden de verhalen van ouders, leerkrachten en kinderen gedestilleerd. Om te kunnen voldoen aan de vraag van scholen om getraind te worden in ‘verhalen vangen’ en dus beter luisteren, willen wij de methodiek minder arbeidsintensief maken. We willen verkennen welke mogelijkheden er zowel inhoudelijk als technisch zijn om de methodiek, met behoud van alle waardevolle gesprekstechnieken, efficiënter te kunnen aanbieden.