Het huidige onderwijsonderzoek levert weinig relevante en weinig betrouwbare resultaten. Laat staan dat leraren er wat mee kunnen. Tijd voor een nieuw soort onderzoek.
DOCUMENT
Laatst sprak ik met leraren in opleiding (LIO) over onderzoek; over waarom leraren over onderzoek leren. Een van hen stelde dat je kunt lezen wat er al bekend is over een methode; of hij goed is of niet. De ander gaf aan dat je zo kunt leren evalueren of wat je doet als leraar ook tot het beoogde resultaat leidt. Deze twee antwoorden zijn precies de principes van evidence-based education: gebruik maken van de best beschikbare kennis over wat werkt, en zo goed mogelijk evalueren wat werkt (Davies, 1999). Het was op dat moment, in een college over interviews coderen met eerstejaars, niet de plaats om dit openlijk te betwijfelen. Maar ik bleef er over doordenken: maakt onderwijsonderzoek dit nu waar?
LINK
Inleiding op het jaarboek onderzoek van het Ruud de Moor Centrum over wat wel-niet werkt in onderwijsonderzoek naar leraarprofessionalisering
DOCUMENT
Op wat voor onderwijsonderzoek en welke thema's gaat het Ruud de Moor Centrum zich de komende jaren richten om bij te dragen aan de professionalisering van leraren?
DOCUMENT
Zogenaamd vraagsturings- en praktijkonderzoek zou zowel professionalisering van leraren als de relevantie van onderwijsonderzoek ten goede komen. Wat werkt wel/niet als we 60 projecten van de afgelopen twee jaar bekijken?
DOCUMENT
Masterprogramma's voor in-service leraren bieden een goede kans om onderzoeksnetwerken te ontwikkelen die scholen en universiteiten/hogescholen verbinden en het gezamenlijk ontwikkelen, delen en gebruiken van kennis betreffende onderwijsonderzoek mogelijk maken. In dit onderzoek wordt onderzocht naar deze kennisprocessen in een US context.
LINK
In de Werkplaats Onderwijsonderzoek Amsterdam (WOA) voeren scholen en opleidings- en kennisinstellingen sinds 2017 samen onderzoek uit dat moet bijdragen aan de professionalisering van docenten en aan de kwaliteit van het Amsterdamse onderwijs, en dat bovendien input vormt voor de ontwikkeling van onderwijskundige en vakdidactische theorie. De partners in de werkplaats zijn AcOA, Esprit, HvA-FOO , UvA-POW en sinds maart 2018 ook het ROCvA .De subsidie voor de WOA stopt aan het eind van dit kalenderjaar (2022). Een goed moment om een stand van zaken op te maken: wat heeft de WOA de deelnemende scholen, kennisinstellingen en deelnemers in de afgelopen jaren opgeleverd? Wat is de meerwaarde geweest van de WOA? En vooral: welke lessen zijn daaruit te trekken voor het vervolg? In dit rapport evalueren we mate waarin het gelukt is om de projectdoelstellingen te halen, en kijken we naar de manieren waarop dat tot stand gekomen is
DOCUMENT
Wij onderzochten twee trajecten die aan scholen worden aangeboden. Beiden zijn gericht op een onderzoeks- en verbetercultuur in scholen: Groeikracht en De Transformatieve School. De focus van dit onderzoek ligt op in hoeverre de trajecten worden uitgevoerd in scholen zoals beoogd, wat de werkzame mechanismen van de twee trajecten zijn en wat de mogelijke invloed van contextfactoren is. Doel Dit onderzoek bestaat uit twee delen: 1) een monitorstudie van de twee trajecten om hun kansrijkheid in beeld te brengen en 2) een instrument-ontwikkel/teststudie om effecten van de trajecten te kunnen meten in een meerjarig vervolgonderzoek. Groeikracht is een traject waarin schoolteams in staat worden gesteld om het onderwijs zelf – bottom-up – te verbeteren. De organisatie biedt leraren en schoolleiders tijd, kennis en kunde, zodat zij vanuit de eigen praktijk, vanuit hun eigen ambitie kunnen starten en daarbij leren om kennis uit onderzoek effectief toe te passen. De Transformatieve School is een professionaliserings- en cultuurveranderingsprogramma voor scholen in een stedelijke omgeving. Binnen dit programma wordt ingegaan op de effecten van een super-diverse buitenschoolse leefwereld op de schoolcultuur. Resultaten In dit project hebben we inzicht gekregen in de uitvoering en waardering van de twee trajecten, en in de mechanismen en contextfactoren die een rol spelen in de twee trajecten. Uit het onderzoek blijkt dat beide programma’s veelbelovend zijn als we kijken naar de werkzame mechanismen en de kwaliteit van de uitvoering. Hoewel de scholen verschillen in de uitvoering (dit lijkt met name bij Groeikracht het geval), worden de kernactiviteiten grotendeels volgens de gestelde normen uitgevoerd. Beide programma’s zijn uitgebreid beschreven en theoretisch onderbouwd, voldoen aan belangrijke randvoorwaarden (zoals draagvlak creëren) en sluiten aan op een aantal algemeen werkzame principes die een belangrijke rol spelen bij de effectiviteit van professionaliseringsprogramma’s. De conclusies en aanbevelingen staan beschreven in dit eindrapport.
DOCUMENT
Dit is de publieksrapportage van 4,5 jaar onderwijsonderzoek naar kritisch burgerschapsonderwijs in het mbo. In deze publieksrapportage worden bevindingen en geleerde lessen gedeeld. Er is, met hulp van subsidie van het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek, gewerkt aan een doordachte weergave van onderwijs waar burgerschapsvorming, bildung en beroepsvorming samenkomen door kritisch denken. Er is onderwijsmateriaal ontwikkeld, gewerkt aan docentprofessionalisering en stevig ingezet op kennisdeling. De wisselwerking tussen het mbo, hbo en wo is zeer vruchtbaar geweest. Het mbo was leidend en er is veel kennis ontwikkeld voor beide ROC’s. Daarnaast heeft het lessen opgeleverd voor lerarenopleidingen, voor mbo-partners en het verdere onderwijsfilosofische discours. Dit delen we in deze publieksrapportage.
DOCUMENT
De Hanzehogeschool Groningen heeft de afgelopen jaren docenten gestimuleerd en begeleid bij het onderzoeken van hun eigen onderwijs. In deze bijdrage beschrijven de onderzoekers wat daarbij de succesfactoren waren.
LINK