Waar in verschillende landen al voortvarend wordt gewerkt met (varianten van) de persoonlijke gezondheidsomgeving (pgo), blijft Nederland achter. De overheid moet de regie oppakken en zorgverleners moeten stappen gaan zetten.
DOCUMENT
HBO studenten gaan vaak niet kritisch om met informatiebronnen en hebben moeite met het beoordelen en verwerken van informatie. Dit heeft zijn weerslag op de kwaliteit van hun producten. De eisen vanuit de overheid ten aanzien van het gewenste afstudeerniveau worden echter steeds strenger. Zijn studenten wel voldoende informatievaardig? En hoe staat het met hun onderzoekend vermogen? Hogeschoolbibliotheken strijden al jaren voor een stevige verankering van informatievaardigheid in het curriculum, bijvoorbeeld door in trainingen en workshops aansluiting te zoeken bij verschillende (onderzoek)leerlijnen. Bij het Instituut ICT van de Faculteit Natuur & Techniek (FNT) Hogeschool Utrecht (HU) zien het management en de docenten in toenemende mate het belang in van structurele onderwijsondersteuning door informatiespecialisten van de HU bibliotheek (HUB). In een kwalitatief ontwerponderzoek is nader onderzocht hoe de HUB zou kunnen bijdragen aan het verbeteren van de competentie informatievaardigheid van ICT bachelor studenten. Met behulp van de literatuur zijn de bouwstenen voor een adviesrapport aangeleverd. Een belangrijke uitkomst van het onderzoek is dat er vooral in het tweede en derde leerjaar behoefte is aan inbedding van instructies en trainingen in het curriculum. Hierbij is integratie in de nieuwe leerlijn Professional Skills één van de aanbevelingen. Een andere conclusie is dat de instructies en workshops van de HUB nog beter kunnen aansluiten bij de onderzoeksmethodiek en specifieke bronnen die worden gebruikt bij het Instituut ICT. Tenslotte is HUB ondersteuning bij het toetsen van informatievaardigheid een belangrijk issue. 1
DOCUMENT
In dit artikel beschrijven we een praktijkcasus 'onderzoek' uit de hoofdfase (derde studiejaar) van Fontys PABO Tilburg, waarbij ervaringen van de studenten én de opleiding centraal staan. We schetsen de aanleiding voor de ontwikkeling van onderzoek in het hbo en pabo in het bijzonder evenals de wijze waarop onderzoek vorm kan krijgen, gebaseerd op theorie en op verwachtingen van studenten met betrekking tot het doen van onderzoek. Vervolgens gaan we in op de plaats van de praktijkcasus in de onderzoeksleerlijn, het onderzoeksproces zoals dat daadwerkelijk heeft plaatsgevonden en de evaluatie achteraf onder betrokken studenten, docenten en experts. We sluiten af met keerzijden, succesfactoren en verbeterinzichten. Met dit artikel willen we een aanzet geven tot het verder uitkristalliseren van het concept 'de onderzoekende leraar basisonderwijs'.
DOCUMENT
Jaarlijks worden naar schatting 150 miljoen kwetsbare personen geholpen met humanitaire hulp. Voor hulpgoederen zijn grote hoeveelheden materiaal nodig, iets wat samengaat met een enorme milieu-impact. Hulpgoederen, waaronder shelters, hebben vaak een korte levensduur en er ontbreekt meestal een hergebruik oplossing aan het einde van de levensduur. Hulporganisaties zijn zich als geen ander bewust hoe uitputting van grondstoffen en uitstoot van CO2 een negatieve impact hebben op kwetsbare groepen in lage inkomenslanden. Het is daarom een groeiende wens van humanitaire organisaties en leveranciers om nadrukkelijk te kijken naar circulariteit van hulpgoederen. Op dit moment mist er een lijst met gewogen criteria om circulaire aankoop en ontwerpkeuzes te maken. In dit project ontwikkelen we een praktisch afwegingskader voor shelters. Hiermee kunnen zorgvuldig onderbouwde product keuzes gemaakt worden voor circulaire end-of-life oplossingen waarbij materiaalkeuze een belangrijke rol speelt. De projectpartners hebben cruciale kennis over de inkoop (Artsen Zonder Grenzen), het ontwerp (MKB-partner Wijnroemer Relief Goods), materiaaleigenschappen en circulariteit (Avans Hogeschool). Het afwegingskader wordt gebaseerd op uitgebreid deskresearch naar circulaire alternatieven, interviews naar het huidig materiaal gebruik en het huidige keuzeproces, en co-creatie sessies met verschillende hulporganisaties om wensen in kaart te brengen. Op basis daarvan wordt een overzichtelijke methodiek ontwikkeld die zowel materiaal technische als financiële afwegingen helpt maken. Het afwegingskader wordt dan in de praktijk getoetst en geëvalueerd op doelmatigheid, gebruiksvriendelijkheid en snelheid.
Overgewicht en obesitas bij kinderen is een groot maatschappelijk probleem vanwege de negatieve gevolgen voor de gezondheid en de stijgende zorgkosten. De Gecombineerde leefstijl interventie (GLI) staat in de recente richtlijn ‘Diagnostiek, ondersteuning en zorg voor kinderen met obesitas’ (Partnerschap Overgewicht Nederland/VU, 2022) beschreven als meest effectief en moet in 2030 in alle gemeenten beschikbaar zijn (Nationaal Preventieakkoord VWS, 2018). Doel is het verbeteren van leefstijl gerelateerd aan bewegen, eten en slapen. Betrokken zorgprofessionals zijn kinderfysiotherapeuten, diëtisten, jeugdverpleegkundigen en kinderartsen. In de praktijk blijkt echter dat de effectiviteit van de huidige zorg niet optimaal is en niet alle kinderen met overgewicht en obesitas bereikt worden. Door de stijgende aantallen kinderen met overgewicht en obesitas enerzijds en de tekorten aan professionals in de zorg, zal het in de toekomst naar verwachting nog moeilijker worden om alle kinderen en jongeren passende ondersteuning te bieden.
Aanleiding: Blijven bewegen is voor ouderen van belang om zo lang mogelijk zelfstandig thuis te kunnen functioneren en te kunnen blijven participeren in de samenleving. Uit onderzoek blijkt echter dat slechts de helft van de 65-plussers voldoet aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen. Doelgerichte interventies op maat zijn nodig om hen aan het bewegen te houden. Fysiotherapeuten en oefentherapeuten Mensendieck en Cesar willen met een nieuw preventie-aanbod adequaat anticiperen op de beginnende fysieke functioneringsproblemen van ouderen. Maar preventie is een ander en nieuwer kennisdomein dan zorg en vraagt om andere en nieuwe kennis en vaardigheden van de professionals. Het implementeren van innovaties in de zorg- of preventiemarkt blijkt in de praktijk bovendien niet gemakkelijk. Doelstelling Het hoofddoel van dit RAAK-project is om in nauwe samenwerking met ouderen de basis te verstevigen voor het duurzaam implementeren van preventieve beweegprogramma's voor ouderen door fysio- en oefentherapeuten. In het project wordt voortgebouwd op de Functionele Training Ouderen (FTO), een state-of-the-art preventief beweegprogramma dat op korte termijn effectief gebleken is in een onderzoeksomgeving, maar nog niet breed is geïmplementeerd. In zogenoemde KennisNetwerk Ouderen en Preventie (KNOP)-teams geven professionals en de beoogde eindgebruikers (ouderen 70+) samen vorm aan de implementatie van FTO en aan het realiseren van het gelieerde onderzoek. Beoogde resultaten De concrete resultaten van dit project zijn onder andere: " een handleiding van een preventief beweegprogramma; " best practices voor implementatie van preventieve beweegprogramma's in verschillende praktijksituaties; " een minor over het onderwerp; " casussen in CGO- en PGO-onderwijs over preventief bewegen bij 70+-ouderen; " meerdere publicaties. Om een goed netwerk te bouwen streeft het consortium ernaar ten minste 300 therapeuten te bereiken van wie ten minste 50 FTO geïmplementeerd hebben en de overige bereid zijn tot implementeren. Aanleiding: Blijven bewegen is voor ouderen van belang om zo lang mogelijk zelfstandig thuis te kunnen functioneren en te kunnen blijven participeren in de samenleving. Uit onderzoek blijkt echter dat slechts de helft van de 65-plussers voldoet aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen. Doelgerichte interventies op maat zijn nodig om hen aan het bewegen te houden. Fysiotherapeuten en oefentherapeuten Mensendieck en Cesar willen met een nieuw preventie-aanbod adequaat anticiperen op de beginnende fysieke functioneringsproblemen van ouderen. Maar preventie is een ander en nieuwer kennisdomein dan zorg en vraagt om andere en nieuwe kennis en vaardigheden van de professionals. Het implementeren van innovaties in de zorg- of preventiemarkt blijkt in de praktijk bovendien niet gemakkelijk. Doelstelling Het hoofddoel van dit RAAK-project is om in nauwe samenwerking met ouderen de basis te verstevigen voor het duurzaam implementeren van preventieve beweegprogramma's voor ouderen door fysio- en oefentherapeuten. In het project wordt voortgebouwd op de Functionele Training Ouderen (FTO), een state-of-the-art preventief beweegprogramma dat op korte termijn effectief gebleken is in een onderzoeksomgeving, maar nog niet breed is geïmplementeerd. In zogenoemde KennisNetwerk Ouderen en Preventie (KNOP)-teams geven professionals en de beoogde eindgebruikers (ouderen 70+) samen vorm aan de implementatie van FTO en aan het realiseren van het gelieerde onderzoek. Beoogde resultaten De concrete resultaten van dit project zijn onder andere: " een handleiding van een preventief beweegprogramma; " best practices voor implementatie van preventieve beweegprogramma's in verschillende praktijksituaties; " een minor over het onderwerp; " casussen in CGO- en PGO-onderwijs over preventief bewegen bij 70+-ouderen; " meerdere publicaties. Om een goed netwerk te bouwen streeft het consortium ernaar ten minste 300 therapeuten te bereiken van wie ten minste 50 FTO geïmplementeerd hebben en de overige bereid zijn tot implementeren.