Product service systems (PSS) are an example of a novel business model billed as having the potential to significantly reduce the environmental burdens of production and consumption processes. However, despite widespread interest in PSS, consensus regarding their actual environmental impacts, particularly with regard to salient issues such as global warming, is lacking. Hence this paper explores existing research to investigate the state of the art regarding the climatic impacts of PSS, alongside the set of factors that influence climatic impacts. The paper comprises a systematic review of peer-reviewed academic literature, quantifying the extent to which different types of PSS have the capacity to reduce greenhouse gas emissions across multiple product categories. Our study shows that significant reductions in climatic emissions are possible, but PSS are in many cases associated with more modest reductions and, in some cases, increased emissions. Further, we observe no clear differences in climatic impacts according to the type of PSS model that is deployed. Rather, differences in climatic impact are influenced by factors such as production and design alongside use-phase impacts and contextual factors such as transportation and the energy mix. The study argues that further research is needed to establish a more robust baseline upon which to draw conclusions regarding the sources of climatic impacts, and outlines fruitful ways for companies to tackle the complexities of climatic emissions that are beyond their control.
LINK
De lunchlezing bestaat uit twee gedeeltes. In het eerste gedeelte zal Dirk ingaan op inzichten uit de literatuurstudie naar de gebruikerskant van Product Service Systemen (PSS) en state-of-the-art ontwerpaanpakken om milieu-impact uit dit gebruik te verkleinen. In het tweede gedeelte wordt ingegaan op de eerste inzichten uit de Case Study met en bij The Student Hotel. In deze veldstudie onderzoeken wij hoe het fiets-deelsysteem (daaronder verstaan wij de fiets zelf, de fietsenstalling en de uitleen-app) anders ontworpen kan worden, zodat gebruikers zorgvuldiger met de fietsen omgaan. Gewenste gevolgen zijn minder milieu-impact uit gebruik, lagere kosten en een positievere gebruikerservaring. Er is tussendoor en aan het einde van de lezing ruimte om vragen te stellen via de chat.
Diverse partijen, zowel marktpartijen als kennisinstellingen, gaan in 2020 samenwerken in een pilot om te toetsen in hoeverre zij de plant kardoen (familie van de artisjok distel) in haar volle potentieel kunnen gebruiken voor diverse commerciële doeleinden, zoals bloemen, voedsel, composiet en een lamp. Er wordt in deze pilot onderzoek gedaan naar: - Gebruik van reststromen als bodemverbeteraar - Teelt van kardoen - Verwerking van kardoen
Het ‘Living Lab, Eerst een Thuis’ van gemeente Utrecht en regiogemeenten geeft dakloze mensen directe toegang tot stabiele huisvesting met ambulante begeleiding. De Hogeschool Utrecht voert actieonderzoek uit. We achterhalen kritische succes- en faalfactoren bij huisvesting, begeleiding en landen in de wijk en zorgen ervoor dat we tussentijds samen kunnen leren en experimenteren. Doel Door dit project krijgen we inzicht in wat werkt bij het huisvesten, begeleiden en helpen landen in de wijk van dakloze mensen. Daarmee willen we de kans op duurzaam herstel van de bewoners vergroten. Leergang Housing First Housing First is bekend als model en systeemaanpak voor het beëindigen van dakloosheid. Wil je weten waar dit precies over gaat? Ben je benieuwd naar wat er bij de implementatie en doorontwikkeling komt kijken? Wil jij met Housing First een effectieve bijdrage leveren aan het beëindigen van dakloosheid? Meld je dan aan voor onze nieuwe Leergang Housing First die in januari '23 van start gaat en wordt verzorgd door Housing First Nederland en Hogeschool Utrecht. Resultaten Inzicht in de kritische succes- en faalfactoren op de thema’s begeleiding, huisvesting en landen in de wijk; Het vergroten van de kans op duurzaam herstel van mensen die na een periode van dakloosheid weer zelfstandig gaan wonen. Looptijd 01 april 2021 - 31 augustus 2023 Aanpak We organiseren groepssessies met bewoners, begeleiders en ketenpartners bij de verschillende projecten die onder het Living Lab vallen. Daarbij kijken wat goed gaat en wat beter kan en vertalen we de opgehaalde informatie naar interventies of actiepunten.
Insecten hebben het al decennia lang moeilijk. De aantallen insecten en verscheidenheid in insecten neemt af (Hallmann, 2017). Door een afnemende biodiversiteit neemt de stabiliteit van onze ecosystemen af. Gewas bestuivende wilde insecten hebben een grote rol in bestuiving van open geteelde gewassen. De landbouw is afhankelijker geworden van bestuivende insecten. Honingbijen en wilde bijen zijn beiden belangrijke bestuivers in de landbouw. Er is echter een tekort aan voedsel voor alle bijen. Dit leidt nu tot een gepolariseerde discussie over concurrentie om voedsel. Deze discussie is zelden gebaseerd op feiten die passen bij de situatie. We willen de polarisatie doorbreken met antwoorden over de voedselvoorziening voor bijen in Nederlandse landschapssituaties. Daartoe is onderzoek nodig naar de dracht van verschillende landschapstypen. Kort samengevat: hoeveel bijenvolken kunnen in een bepaald gebied staan? Imkersverenigingen willen dit weten. We willen dit meten met online meetapparatuur bij honingbijenvolken. Tegelijk meten we het effect van de aanwezigheid van honingbijen op de biodiversiteit en dichtheid van andere bestuivende insecten. Dit zal leiden tot een gedegen opzet voor onderzoek, adviezen voor plaatsing in verschillende landschapstypen in Nederland en een aanvraag voor vervolgonderzoek met als doel een verbeterde inrichting en gebruik van landschapstypen in Nederland ten behoeve van honingbijen en wilde bijen.