De Tentoonstellingsmaker van de 21ste Eeuw (2017-2019) is gericht op een aspect dat de laatste jaren steeds dominanter is geworden in het werk van tentoonstellingsmakers in musea: het bieden van een bezoekersbeleving, oftewel het inspireren en raken van bezoekers. Dit als aanvulling op de taakstelling van musea om een inhoudelijke boodschap over te brengen (informeel leren). Tentoonstellingsmakers geven aan meer gevalideerde kennis nodig te hebben om goede afwegingen te kunnen maken in het creëren van de bezoekersbeleving en om de feitelijke bezoekersbeleving te kunnen evalueren. Vragen die ook bij betrokken bureaus voor ontwerp en realisatie leven, omdat reflectie op ontwerpkeuzes en hoe deze uitpakken er vaak bij inschiet tijdens de realisatie van museale projecten. Uit gesprekken met al deze partijen is een overkoepelende vraag geformuleerd: Hoe kan ik als tentoonstellingsmaker meer onderbouwde afwegingen maken in het bieden van een bezoekersbeleving zodat bezoekers meer leren over de inhoud van de tentoonstelling én geïnspireerd en geraakt worden?De vraag is hoe een beoogde bezoekersbeleving te realiseren is in een tentoonstelling. In De Tentoonstellingsmaker van de 21ste Eeuw wordt voortgebouwd op drie eerdere projecten die met musea en tentoonstellingsmakers zijn gedaan: het RAAK-project Museumkompas, het project Designing Experiencescapes en een studie naar de regeling Digitale Innovatie in Musea. Met de opgedane inzichten en ervaring in die projecten worden experimenten gedaan bij vier deelnemende musea naar aspecten die tentoonstellingsmakers, vanuit zowel musea als ontwerp- en designbureaus, aangeven als belangrijke sturingsmogelijkheden van de bezoekersbeleving: publieksparticipatie, verhalen vertellen, inzet van digitale media, en sfeer. De betreffende musea zijn: Museum Boerhaave, Het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid, Joods Historisch Museum en het Allard Pierson Museum. Een kring van andere deelnemende musea zal de opgedane kennis verder toepassen en valideren. De Tentoonstellingsmaker van de 21ste eeuw levert zo reproduceerbare kennis waarmee tentoonstellingsmakers van de 21ste eeuw onderbouwde keuzes kunnen maken in het sturen op het inspireren en raken van bezoekers.
Vrijdag 8 april 2022 heeft ECHO (Expertise Centrum voor Diversiteitsbeleid) in samenwerking met het kenniscentrum Global and Inclusive Education een Townhall sessie georganiseerd op de Haagse Hogeschool voor het Nationaal Programma tegen Discriminatie en Racisme. Deze dertiende van 22 sessies was gericht op het onderwijs en werd ingeleid en afgesloten door Rabin Baldewsingh, de nationale coördinator van het programma. Naomi van Stapele en Laurence Guérin mochten de middag inhoudelijk inleiden. Naomi verduidelijkte wat racisme en discriminatie betekenen en Laurence benadrukte dat wereldburgerschap in het curriculum niet DE oplossing is. Tijdens de inleiding stipten zij al aan dat participatie en inclusie niet zonder elkaar kunnen. Wat bedoelen ze daarmee?
MULTIFILE
De Provincie Utrecht wil inzicht krijgen in de beleving en waardering van de culturele profilering van streken en gemeenten en de bekendheid en publiekswaardering van culturele voorzieningen en erfgoedlocaties. Zij heeft de Hogeschool Utrecht opdracht gegeven hier onderzoek naar te doen. Dit rapport geeft antwoord op de vraag: Welke inzichten leveren relevante cultuuronderzoeken om helderheid te krijgen in de bekendheid en waardering van culturele voorzieningen en erfgoedlocaties en de culturele profilering van streken en gemeenten?
In De tentoonstellingsmaker van de 21ste eeuw richten we ons op een aspect dat de laatste jaren steeds dominanter is geworden in het werk van tentoonstellingsmakers in musea: het bieden van een bezoekersbeleving oftewel het inspireren en raken van bezoekers. Dit als aanvulling op de taakstelling van musea om een inhoudelijke boodschap over te brengen (informeel leren). Tentoonstellingsmakers geven aan meer gevalideerde kennis nodig te hebben om goede afwegingen te kunnen maken in het creëren van de bezoekersbeleving en om de feitelijke bezoekersbeleving te kunnen evalueren. Vragen die ook bij betrokken bureaus voor ontwerp en realisatie leven, omdat reflectie op ontwerpkeuzes en hoe deze uitpakken er vaak bij inschiet tijdens de realisatie van museale projecten. Uit gesprekken met al deze partijen is een overkoepelende vraag geformuleerd: Hoe kan ik als tentoonstellingsmaker meer onderbouwde afwegingen maken in het bieden van een bezoekersbeleving zodat bezoekers meer leren over de inhoud van de tentoonstelling én geïnspireerd en geraakt worden? De vraag is natuurlijk hoe een beoogde bezoekersbeleving te realiseren is in een tentoonstelling. In De tentoonstellingsmaker van de 21ste eeuw bouwen we voort op drie eerdere projecten die we met musea en tentoonstellingsmakers hebben gedaan: het RAAK-project Museumkompas, het project Designing ExperienceScapes en een studie naar de regeling Digitale Innovatie in Musea. Met de opgedane inzichten en ervaring in die projecten worden experimenten gedaan bij vier deelnemende musea naar aspecten die tentoonstellingsmakers, vanuit zowel musea als ontwerp- en designbureaus, aangeven als belangrijke sturingsmogelijkheden van de bezoekersbeleving: publieksparticipatie, verhalen vertellen, inzet van digitale media, en sfeer. Een kring van andere deelnemende musea zal de opgedane kennis verder toepassen en valideren. De tentoonstellingsmaker van de 21ste eeuw levert zo reproduceerbare kennis waarmee tentoonstellingsmakers van de 21ste eeuw onderbouwde keuzes kunnen maken in het sturen op het inspireren en raken van bezoekers oftewel de bezoekersbeleving.
A) De muziek uit de lange 19e eeuw (vanaf Beethoven tot Debussy) is de kern van het repertoire dat de klassieke muziekindustrie op ieder niveau domineert: vanaf de conservatoriumopleidingen tot de concert- en festivalprogrammering en het academisch onderzoek. Dit wordt vaak opgevoerd als een reden om dit repertoire ‘met rust te laten’. We weten echter dat de wereld van klassieke muziek ‘in crisis’ is, met aan de ene kant teruglopende publieksparticipatie en dalende budgetten en aan de andere kant de vrees om de status quo te verstoren en daardoor het geringe publiek en de beperkte middelen te verliezen. B) Artistiek onderzoekers hebben recentelijk een diepe kloof ontdekt in de manier waarop dit kernrepertoire in de 19e eeuw werd gespeeld, ervaren, begrepen en onderwezen, in vergelijking tot de manier waarop dit tegenwoordig wordt gedaan. Zij ontdekten ook een verontrustende kloof tussen wat ‘moderne’ musici weten, wat zij denken te doen, en wat zij feitelijk doen – met name met betrekking tot hun overtuigingen over artistieke ‘eigenaarschap’ en historische informatie. Onderzoekers hebben ontdekt dat dit uitvoerders-perspectief nieuw leven in blazen een verfrissende werking heeft op hoe wij ons verbinden met dit repertoire, terwijl tegelijkertijd oplossingen gezocht en aangedragen worden in het streven van de klassieke muziek naar relevantie en verbinding met de werkelijkheid van vandaag. Deze bevindingen dienen echter vanuit de sfeer van het artistiek onderzoek door te vloeien naar andere segmenten van de muziekindustrie. C) Dit project heeft als casus de heroverweging van het meest vereerde romantische repertoire, dat van Johannes Brahms, en stelt zich ten doel de 19e-eeuwse muzikale praktijk te ‘reanimeren’, zodat de hierboven onder A) genoemde crisis van de klassieke muziekindustrie, en ook de onder B) genoemde kloof tussen mainstream ‘moderne’ uitvoeringspraktijk en historische geïnformeerde uitvoeringspraktijk onder handen genomen worden.