Background To improve the quality of exercise-based cardiac rehabilitation (CR) in patients with coronary heart disease (CHD) the CR guideline from the Dutch Royal Society for Physiotherapists (KNGF) has been updated. This guideline can be considered an addition to the 2011 Dutch Multidisciplinary CR guideline, as it includes several novel topics. Methods A systematic literature search was performed to formulate conclusions on the efficacy of exercise-based interventions during all CR phases in patients with CHD. Evidence was graded (1–4) according the Dutch evidence-based guideline development (EBRO) criteria. In case of insufficient scientific evidence, recommendations were based on expert opinion. This guideline comprised a structured approach including assessment, treatment and evaluation. Results Recommendations for exercise-based CR were formulated covering the following topics: preoperative physiotherapy, mobilisation during the clinical phase, aerobic exercise, strength training, and relaxation therapy during the outpatient rehabilitation phase, and adoption and monitoring of a physically active lifestyle after outpatient rehabilitation. Conclusions There is strong evidence for the effectiveness of exercise-based CR during all phases of CR. The implementation of this guideline in clinical practice needs further evaluation as well as the maintenance of an active lifestyle after supervised rehabilitation. LinkedIn: https://www.linkedin.com/in/tinusjongert/
PURPOSE: The aim of the present study was to investigate and compare coaches' and players' perceptions of training dose for a full competitive season. METHODS: Session Rating of Perceived Exertion (session-RPE), duration and training load (session-RPE * duration) of 33 professional soccer players (height 178,2 ± 6,6 cm; weight 70,5 ± 6,4 kg; percentage of fat 12,2 ± 1,6) from an U19 and U17 squad were compared with the planned periodization of their professional coaches. Before training, coaches filled in the session Rating of Intended Exertion (session-RIE) and duration (minutes) for each player. Players rated session-RPE and training duration after each training session. RESULTS: Players perceived their intensity and training load (2446 sessions in total) significantly harder than what was intended by their coaches (P < 0.0001). The correlations between coaches' and players' intensity (r = .24), duration (r = .49) and load (r = .41) were weak (P < 0.0001). Furthermore, for coach-intended easy and intermediate training days, players reported higher intensity and training load (P < 0.0001). For hard days as intended by the coach, players reported lower intensity, duration and training load (P < 0.0001). Finally, first year players from the U17 squad perceived training sessions harder than second year players (P < 0.0001). CONCLUSION: The results indicate that young elite soccer players perceive training harder than what was intended by the coach. These differences could lead to maladaptation to training. Monitoring of the planned and perceived training load of coaches and players may optimize performance and prevent players from overtraining.
LINK
Mensen die moeite hebben met lezen en schrijven (laaggeletterden) zijn ondervertegenwoordigd in onderzoek, waardoor een belangrijke onderzoekspopulatie ontbreekt. Dit is een probleem, omdat zorgbeleid dan onvoldoende op hun behoeften wordt aangepast. Laaggeletterden hebben vaak een lage sociaal economische positie (SEP). Mensen met een lage SEP leven gemiddeld 4 jaar korter en 15 jaar in minder goed ervaren gezondheid vergeleken met mensen met een hoge SEP. Om laaggeletterden te betrekken in onderzoek, is het o.a. nodig om onderzoek toegankelijker te maken. Dit project draagt hieraan bij door de ontwikkeling van een toolbox voor toegankelijke (proefpersonen)informatie (pif) en toestemmingsverklaringen. We ontwikkelen in co-creatie met de doelgroep toegankelijke audiovisuele materialen die breed ingezet kunnen worden door (gezondheids)onderzoekers van (zorggerelateerde) instanties/bedrijven én kennisinstellingen voor de werving voor en informatieverstrekking over onderzoek. In de multidisciplinaire samenwerking met onze partners YURR.studio, Pharos, Stichting ABC, Stichting Crowdience, de HAN-Sterkplaats en de Academische Werkplaats Sterker op eigen benen (AW-SOEB) van Radboudumc stellen we de behoeften van de doelgroep centraal. Middels creatieve sessies en gebruikerservaringen wordt in een iteratief ontwerpende onderzoeksaanpak toegewerkt naar diverse ontwerpen van informatiebrieven en toestemmingsverklaringen, waarbij de visuele communicatie dragend is. Het ontwikkelproces biedt kennisontwikkeling en hands-on praktijkvoorbeelden voor designers en grafisch vormgevers in het toegankelijk maken van informatie. Als laaggeletterden beter bereikt worden d.m.v. de pif-toolbox, kunnen de inzichten van deze groep worden meegenomen. Dit zorgt voor een minder scheef beeld in onderzoek, waardoor (gezondheids)beleid zich beter kan richten op kwetsbare doelgroepen. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan het verkleinen van gezondheidsverschillen.
Uit cijfers van het CBS zien we dat de vraag naar biologische producten achterblijft. De meerprijs die consumenten moeten neerleggen voor biologische productalternatieven blijkt een belangrijke belemmering te zijn voor de overstap naar biologisch. Hoe kunnen we deze gepercipieerde prijsbarrière bij de consument overkomen?
Bedrijfsovername is een grote uitdaging voor agrarische familiebedrijven, waarbij het sociaal-emotioneel welzijn van de familie is geïdentificeerd als een belangrijk knelpunt. Vanuit het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt (NAJK) en het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) is in 2019 het beleidsprogramma Duurzame Bedrijfsopvolging gestart om het aantal succesvolle bedrijfsoverdrachten te verhogen. Een belangrijk onderdeel hiervan is een op te richten Kenniscentrum. Dit project wil het Kenniscentrum voeden met onderzoek naar de familiale dimensie van bedrijfsopvolging. Het praktijkonderzoek wordt uitgevoerd door een consortium bestaande uit het Lectoraat Familiebedrijven van Hogeschool Windesheim, Aeres Hogeschool Dronten, Van Hall Larenstein Leeuwarden, het Fries Sociaal Planbureau, het NAJK en LTO Noord. Doel van dit project is het inventariseren en evalueren van de ondersteunende advies- en kennisinfrastructuur op de familiale dimensie bij het opvolgingstraject van agrarische familiebedrijven. Dit doen we door inzichten op te halen bij zestien agrarische bedrijfsfamilies, in verschillende stadia van het opvolgingsproces. In het project vergelijken we hoe de families en de ondersteunende advies- en kennispartijen omgaan met de belangen en behoeften van verschillende familieleden (opvolgers, overdragers, partners en niet-opvolgers) tijdens het opvolgingsproces. Daarnaast wordt kwantitatief onderzoek gedaan onder studenten op de twee deelnemende agrarische hogescholen, om de behoeften en verwachtingen van potentiële opvolgers en niet-opvolgers ten aanzien van bedrijfsoverdracht in kaart te brengen. Het project moet resulteren in gevalideerde verbetervoorstellen (stappenplannen) voor zowel agrarische bedrijfsfamilies als adviseurs gericht op de verschillende stadia van bedrijfsopvolging. Ook worden spelvormen ontwikkeld om moeilijke en relationeel ingewikkelde onderwerpen beter bespreekbaar te maken in het agrarisch onderwijs. Tot slot worden de resultaten van het onderzoek geschikt gemaakt voor gebruik binnen agrarische scholen om het curriculum over de zachte kant van bedrijfsopvolging te versterken.