PURPOSE: The aim of the present study was to investigate and compare coaches' and players' perceptions of training dose for a full competitive season. METHODS: Session Rating of Perceived Exertion (session-RPE), duration and training load (session-RPE * duration) of 33 professional soccer players (height 178,2 ± 6,6 cm; weight 70,5 ± 6,4 kg; percentage of fat 12,2 ± 1,6) from an U19 and U17 squad were compared with the planned periodization of their professional coaches. Before training, coaches filled in the session Rating of Intended Exertion (session-RIE) and duration (minutes) for each player. Players rated session-RPE and training duration after each training session. RESULTS: Players perceived their intensity and training load (2446 sessions in total) significantly harder than what was intended by their coaches (P < 0.0001). The correlations between coaches' and players' intensity (r = .24), duration (r = .49) and load (r = .41) were weak (P < 0.0001). Furthermore, for coach-intended easy and intermediate training days, players reported higher intensity and training load (P < 0.0001). For hard days as intended by the coach, players reported lower intensity, duration and training load (P < 0.0001). Finally, first year players from the U17 squad perceived training sessions harder than second year players (P < 0.0001). CONCLUSION: The results indicate that young elite soccer players perceive training harder than what was intended by the coach. These differences could lead to maladaptation to training. Monitoring of the planned and perceived training load of coaches and players may optimize performance and prevent players from overtraining.
LINK
The aim of this observational study was to examine the differences between training variables as intended by coaches and perceived by junior speed skaters and to explore how these relate to changes in stress and recovery. During a 4-week preparatory period, intended and perceived training intensity (RPE) and duration (min) were monitored for 2 coaches and their 23 speed skaters, respectively. The training load was calculated by multiplying RPE by duration. Changes in perceived stress and recovery were measured using RESTQ-sport questionnaires before and after 4 weeks. Results included 438 intended training sessions and 378 executed sessions of 14 speed skaters. A moderately higher intended (52:37 h) versus perceived duration (45:16 h) was found, as skaters performed fewer training sessions than anticipated (four sessions). Perceived training load was lower than intended for speed skating sessions (−532 ± 545 AU) and strength sessions (−1276 ± 530 AU) due to lower RPE scores for skating (−0.6 ± 0.7) or shorter and fewer training sessions for strength (−04:13 ± 02:06 hh:mm). All training and RESTQ-sport parameters showed large inter-individual variations. Differences between intended–perceived training variables showed large positive correlations with changes in RESTQ-sport, i.e., for the subscale’s success (r = 0.568), physical recovery (r = 0.575), self-regulation (r = 0.598), and personal accomplishment (r = 0.589). To conclude, speed skaters that approach or exceed the coach’s intended training variables demonstrated an increased perception of success, physical recovery, self-regulation, and personal accomplishment.
Mensen die moeite hebben met lezen en schrijven (laaggeletterden) zijn ondervertegenwoordigd in onderzoek, waardoor een belangrijke onderzoekspopulatie ontbreekt. Dit is een probleem, omdat zorgbeleid dan onvoldoende op hun behoeften wordt aangepast. Laaggeletterden hebben vaak een lage sociaal economische positie (SEP). Mensen met een lage SEP leven gemiddeld 4 jaar korter en 15 jaar in minder goed ervaren gezondheid vergeleken met mensen met een hoge SEP. Om laaggeletterden te betrekken in onderzoek, is het o.a. nodig om onderzoek toegankelijker te maken. Dit project draagt hieraan bij door de ontwikkeling van een toolbox voor toegankelijke (proefpersonen)informatie (pif) en toestemmingsverklaringen. We ontwikkelen in co-creatie met de doelgroep toegankelijke audiovisuele materialen die breed ingezet kunnen worden door (gezondheids)onderzoekers van (zorggerelateerde) instanties/bedrijven én kennisinstellingen voor de werving voor en informatieverstrekking over onderzoek. In de multidisciplinaire samenwerking met onze partners YURR.studio, Pharos, Stichting ABC, Stichting Crowdience, de HAN-Sterkplaats en de Academische Werkplaats Sterker op eigen benen (AW-SOEB) van Radboudumc stellen we de behoeften van de doelgroep centraal. Middels creatieve sessies en gebruikerservaringen wordt in een iteratief ontwerpende onderzoeksaanpak toegewerkt naar diverse ontwerpen van informatiebrieven en toestemmingsverklaringen, waarbij de visuele communicatie dragend is. Het ontwikkelproces biedt kennisontwikkeling en hands-on praktijkvoorbeelden voor designers en grafisch vormgevers in het toegankelijk maken van informatie. Als laaggeletterden beter bereikt worden d.m.v. de pif-toolbox, kunnen de inzichten van deze groep worden meegenomen. Dit zorgt voor een minder scheef beeld in onderzoek, waardoor (gezondheids)beleid zich beter kan richten op kwetsbare doelgroepen. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan het verkleinen van gezondheidsverschillen.
Uit cijfers van het CBS zien we dat de vraag naar biologische producten achterblijft. De meerprijs die consumenten moeten neerleggen voor biologische productalternatieven blijkt een belangrijke belemmering te zijn voor de overstap naar biologisch. Hoe kunnen we deze gepercipieerde prijsbarrière bij de consument overkomen?
Bedrijfsovername is een grote uitdaging voor agrarische familiebedrijven, waarbij het sociaal-emotioneel welzijn van de familie is geïdentificeerd als een belangrijk knelpunt. Vanuit het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt (NAJK) en het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) is in 2019 het beleidsprogramma Duurzame Bedrijfsopvolging gestart om het aantal succesvolle bedrijfsoverdrachten te verhogen. Een belangrijk onderdeel hiervan is een op te richten Kenniscentrum. Dit project wil het Kenniscentrum voeden met onderzoek naar de familiale dimensie van bedrijfsopvolging. Het praktijkonderzoek wordt uitgevoerd door een consortium bestaande uit het Lectoraat Familiebedrijven van Hogeschool Windesheim, Aeres Hogeschool Dronten, Van Hall Larenstein Leeuwarden, het Fries Sociaal Planbureau, het NAJK en LTO Noord. Doel van dit project is het inventariseren en evalueren van de ondersteunende advies- en kennisinfrastructuur op de familiale dimensie bij het opvolgingstraject van agrarische familiebedrijven. Dit doen we door inzichten op te halen bij zestien agrarische bedrijfsfamilies, in verschillende stadia van het opvolgingsproces. In het project vergelijken we hoe de families en de ondersteunende advies- en kennispartijen omgaan met de belangen en behoeften van verschillende familieleden (opvolgers, overdragers, partners en niet-opvolgers) tijdens het opvolgingsproces. Daarnaast wordt kwantitatief onderzoek gedaan onder studenten op de twee deelnemende agrarische hogescholen, om de behoeften en verwachtingen van potentiële opvolgers en niet-opvolgers ten aanzien van bedrijfsoverdracht in kaart te brengen. Het project moet resulteren in gevalideerde verbetervoorstellen (stappenplannen) voor zowel agrarische bedrijfsfamilies als adviseurs gericht op de verschillende stadia van bedrijfsopvolging. Ook worden spelvormen ontwikkeld om moeilijke en relationeel ingewikkelde onderwerpen beter bespreekbaar te maken in het agrarisch onderwijs. Tot slot worden de resultaten van het onderzoek geschikt gemaakt voor gebruik binnen agrarische scholen om het curriculum over de zachte kant van bedrijfsopvolging te versterken.