Een Duits verzorgingstehuis nodigde recent aangekomen vluchtelingen uit die geïnteresseerd waren in werken in de ouderenzorg. Het doel van deze studie was om inzicht te krijgen in hoe gevestigde zorgverleners en eerstegeneratie immigranten nieuwkomers sleutelden aan waarden om de zorg voor mensen met dementie vorm te geven. Deze etnografische studie omvatte 200 uur observatie, 24 diepte-interviews en twee focusgroepinterviews met zes immigranten van de eerste generatie en zes gevestigde personeelsleden. De gevestigde zorgverleners en immigranten van de eerste generatie toonden zich bereid en in staat om te sleutelen aan situaties waarin verschillende waarden een rol speelden. Wanneer de werklast echter te zwaar wordt, kunnen medewerkers uit beide groepen gevoelens van machteloosheid, onverschilligheid en demotivatie ervaren. Institutionele beperkingen hebben een negatieve invloed op de interactie tussen gevestigde zorgverleners en immigranten van de eerste generatie die nieuwkomers zijn en beïnvloeden hun uitvoering van de zorg voor geriatrische bewoners met dementie. In dergelijke situaties wordt het cruciaal voor het personeel om een ondersteunende supervisor te hebben die hen kan helpen om te gaan met de dagelijkse stressfactoren van hun praktijk.
MULTIFILE
Full text beschikbaar met HU-account. Het evalueren van de effectiviteit van een complexe interventie in een gerandomiseerde klinische trial is niet eenvoudig.1,2) In de literatuur wordt een interventie als effectief beschouwd wanneer er een positief resultaat op de primaire uitkomst is gevonden. Echter, om de validiteit en betrouwbaarheid van een interventie te beoordelen is kennis nodig over de mate waarin de interventie is uitgevoerd als gepland, ofwel de interventiegetrouwheid.3) Daarnaast geeft kennis over interventiegetrouwheid inzicht in hoeverre de implementatie succesvol was en daadwerkelijk een bijdrage heeft kunnen leveren aan de geobserveerde uitkomsten.
DOCUMENT
Voortschrijdende specialisatie, in combinatie met de toenemende complexiteit van zorgvragen, leidt mede ertoe dat een integrale aanpak vangezondheidsproblemen alleen gerealiseerd kan worden wanneer alle bij de behandeling betrokken zorgverleners onderling goed afstemmen en samenwerken. Onvoldoende communicatie en samenwerking tussen zorgverleners behoren tot de belangrijke oorzaken van medischemissers en incidenten. Zorgverleners zijn zich daarvan bewust maar de praktijkblijft weerbarstig. Lector dr. Stephan Ramaekers gaat in zijn rede in op de factoren en mechanismen die een goede besluitvorming, in samenspraak met depatiënt en in teamverband, verhinderenn hoe die hindernissen kunnen wordenweggenomen. Aan de hand daarvan zal worden belicht waar onderzoeken praktijkinnovatie in dit lectoraatop zijn gericht.
DOCUMENT
Zorgprofessionals in de revalidatie helpen cliënten met beperkingen om zo goed mogelijk in het dagelijks leven te functioneren. Voor mensen die een beroerte hebben gehad, is het opnieuw aanleren en uitvoeren van dagelijkse bewegingen zoals lopen complex. Aangezien de motorische problematiek meestal vergezeld gaat met cognitieve stoornissen, zoals geheugenstoornissen, wordt het leren extra bemoeilijkt. Therapeuten constateren dat de huidige (veelal verbale) aanpak onvoldoende resultaat bij deze doelgroep oplevert. Nieuwe wetenschappelijke inzichten veronderstellen dat impliciet (onbewust) motorisch leren juist voor de cliënten met cognitieve problemen een aanpak is die het aanleren van bewegingen makkelijker maakt. De centrale onderzoeksvraag: Welke kennis hebben therapeuten nodig om de onbewuste motorische leerstrategieën analogie leren, foutloos leren en observationeel leren toe te passen en ondersteunende technologieën op cliëntgerichte wijze in te zetten om het effectief en efficiënt aanleren en zelfstandig oefenen van het lopen bij cliënten na een beroerte mogelijk te maken? Het onderzoek leverde voor therapeuten wetenschappelijk onderbouwde concrete kennis op over de toepassing van onbewuste motorische leerstrategieën en de inzet van eenvoudige technologieën bij cliënten met een beroerte en mogelijk gepaard gaande cognitieve stoornissen in de dagelijkse praktijk. Tijdens het onderzoek (vier werkpakketten) was er voortdurend een wisselwerking tussen onderzoek en praktijk. Gebleken is dat naast de therapeuten ook informele zorgverleners hun naasten graag willen ondersteunen in hun revalidatietraject. Zij zien dat de onbewuste leerstrategieën een positief effect hebben. Echter de leerstrategieën zijn binnen het RAAKPRO project alleen vertaald naar instructies voor therapeuten. Deze zijn niet geschikt om toegepast te worden door informele zorgverleners. Top-Up project: Kennis over de toepassing van impliciet motorisch leren uit de RAAKPRO aanvraag vertalen naar instructie- en voorbeeldmateriaal voor informele zorgverleners, zoals mantelzorgers, zodat zij de revalidant beter kunnen begeleiden bij het (impliciet) motorisch leren van bewegingen in de thuissituatie en sociale omgeving en het gehele revalidatietraject versterkt.
In de geboortezorg is behoefte aan gezamenlijke besluitvorming (GB). Cliënten en zorgverleners vinden dit ingewikkeld, ook omdat meerdere personen erbij betrokken zijn, zoals partners van cliënten en andere zorgverleners. In het RAAK publiek project Gezamenlijke besluitvorming (GB) is met en voor zorgverleners en cliënten in de geboortezorg een e-learning ontwikkeld en e-health materiaal ontwikkeld. De e-learning draagt bij aan kennis en vaardigheden voor het toepassen van GB. Om de resultaten van dit project verder te verspreiden is in samenwerking met de beroepsorganisatie voor verloskundigen (KNOV) de e-learning ingebed in een Methodisch Intercollegiaal Overleg (MIO) voor verloskundigen. Samen met docenten van de Academie Verloskunde Maastricht is de e-learning ingebed in een leerlijn Gezamenlijke Besluitvorming. Onbekend is of de MIO een geschikte methode is waarmee zorgverleners zich kunnen ontwikkelen tot gevorderd toepassen van GB. Ook is onbekend of de e-learning, ontwikkeld voor en door zorgverleners, geschikt is voor zorgverleners-in-opleiding en een aanvulling op het bestaande bachelor onderwijs. Doel van dit Top-up project is te komen tot een scholingsprogramma voor zorgverleners in de praktijk en zorgverleners-in-opleiding. Onze vragen zijn: 1) draagt een combinatie van e-learning en MIO bij aan competentieontwikkeling in GB en 2) hoe geschikt is de e-learning voor zorgverleners-in -opleiding en onder welke voorwaarden kan de e-learning ingebed worden in het bachelor curriculum? We evalueren de MIO en de leerlijn GB met behulp van vragenlijsten en focusgroepen om inzicht te krijgen in wat wel en niet werkt. Vervolgens bepreken we de resultaten met de KNOV en docenten AVM en ontwikkelen we een definitief scholingsprogramma voor zorgverleners (in opleiding) in de geboortezorg. Dit scholingsprogramma wordt verspreid onder/ overlegd met de opleidingen en beroepsverenigingen. Dit biedt ons de mogelijkheid om de e-learning te integreren in een volledig scholingsprogramma voor zorgverleners en zorgverleners-in-opleiding tot gevorderde beoefenaren van GB.
De mondgezondheid van te veel jonge kinderen in Nederland is slecht: tandbederf (cariës) komt vaak voor. Een deel van de kinderen bezoekt de mondzorgprofessional te laat. Om de mondgezondheid van deze kinderen te verbeteren is de interventie Gezonde Peutermonden ontwikkeld. Op consultatiebureaus zorgt een mondzorgcoach (mondzorgprofessional) voor coaching en begeleiding van ouders van jonge kinderen bij het aanleren van gezonde eet-/ en mondzorg gedrag. Het effect hiervan wordt momenteel in een ‘clinical trial’ getest. De tussentijdse resultaten zijn veelbelovend en de interventie heeft enthousiaste reacties opgeleverd. Terwijl een definitieve trialuitkomst op zich laat wachten, nemen mondzorgpraktijken het initiatief tot samenwerking met Jeugdgezondheidszorg. In de regio Heerlen en Tilburg, is vanwege een hoog percentage van kinderen met tandbederf, grote belangstelling en bereidheid van mondzorgprofessionals, gemeente, GGD en zorgverzekeraar om initiatief op te pakken. Zij vragen ons om hulp en ondersteuning bij interventie implementatie in hun regio. Naar aanleiding hiervan willen wij in samenwerking met deze partijen in beide regio’s de implementatie van Gezonde Peutermonden onderzoeken. Het doel daarbij is het krijgen van inzicht in de belemmerende en bevorderende factoren bij de implementatie van Gezonde Peutermonden. Zodoende wordt beoogd de ‘beste’ implementatiestrategieën te kunnen achterhalen. Door het verzamelen van kwantitatieve en kwalitatieve gegevens middels ‘mixed methods’ wordt de context in kaart gebracht, gericht op factoren binnen en buiten de organisatie, kenmerken van de doelgroep en de zorgverleners. Scholing, een ‘toolkit’ en voorlichtingsmateriaal worden ontwikkeld en beschikbaar gesteld aan mondzorgprofessionals. Proces- en effectuitkomsten worden gemeten, waartoe gegevens worden verzameld voor, tijdens en na de implementatie van de interventie. De vergaarde kennis over de implementatiestrategieën in de publieke gezondheidszorg en over kansen voor de preventieve mondzorginterventies buiten de mondzorgpraktijken is zeer relevant voor het werkveld en ook voor het onderwijs.