Uit het voorwoord van Erlijn Eweg: Het bruist op De Uithof. Tienduizenden studenten en medewerkers van Hogeschool Utrecht, de Universiteit Utrecht en het Universitair Medisch Centrum Utrecht zijn er aan het werk. Er zijn grote plannen met het gebied, dat zich ontwikkelt van universiteitscentrum De Uithof tot het Utrecht Science Park, waar bedrijven en kennisinstellingen samen werken aan kennisvermeerdering. Een duurzame aanpak staat daarbij hoog op de agenda. De omslag naar een duurzame samenleving is een speerpunt van Hogeschool Utrecht (HU). In het speerpuntprogramma ‘De Omslag – duurzame ontwikkeling met Utrechtse energie’ versterken we duurzaamheid in onderzoek en onderwijs, samen met partners en externe partijen. Met het programma De Omslag als katalysator werken studenten en medewerkers van de HU aan duurzame oplossingen. De HU maakt samen met andere ‘bewoners’ van De Uithof deel uit van de kerngroep Duurzame Uithof. Deze kerngroep wil De Uithof verduurzamen op de terreinen energie, gebouwen, mobiliteit en water. Daarom is de technische faculteit van de HU in het collegejaar 2010-2011 van start gegaan met het project De Duurzame Uithof, onder leiding van Wilko Planje, projectleider. Het project is mogelijk gemaakt door de Gemeente Utrecht. Er zijn vier werkgroepen ingericht, voor ieder thema één. Iedere werkgroep wordt begeleid door een docent. Studentenprojecten en toepassingsgericht onderzoek leidden zo tot bruikbare aanbevelingen voor onze partners. In dit boekje vertellen we u er meer over.
DOCUMENT
Amsterdam Science Park (ASP) is a pearl in the crown of the Amsterdam knowledge economy, with its high-level research institutes (the Faculty of Science of the University of Amsterdam, several institutes of the NWO, the Dutch national science organisation) and a growing number of knowledge-based companies that reside in the multi-tenant Matrix buildings at the park. At ASP, the number of examples of co-creation is steadily growing. Larger tech firms (including Bosch and ASML) have located there and engage in deep collaboration with university institutes. Many more companies have expressed interest in collaborating with researchers located at ASP, not only in order to gain access to promising talent, but also to more extensively involve university researchers in their R&D processes. Another trend is the growth of science-based start-ups, now hosted at ASP’s Start-up Village: an appealing hotspot, made of sea containers. Players from business and university signal a rising need for new and more integrated concepts that facilitate collaborations between larger firms, start-ups and research groups. And also, the ASP management would like to see more co-creation. From its spatial and organisational design, the park is however characterised by a separation of activities: each faculty and institute operates its own building and facilities, with the firms hosted in the multitenant Matrix buildings. ASP is being developed along the lines of a masterplan based on strict zoning (Gemeente Amsterdam, 2013). This study explores how, and under what conditions further co-creation could be facilitated at ASP.
DOCUMENT
Programmed control systems are ubiquitous in the present-day world. In current educational practice, however, these systems are hardly being addressed, and little is known about children’s spontaneous understandings about such systems. Therefore, we explored pupils’ understandings prior to instruction in three concrete settings: a car park, an elevator, and an autonomous robot. We analysed written responses from 49 Grade 3 (aged 7 to 10) and Grade 6 pupils (aged 10 to 13) to assess their understandings from two perspectives: the user and the system programmer perspective. Results indicate that most pupils were capable describing programmed systems from a user perspective point of view but found it hard to describe the system programmer perspective. Substantial differences were found between the contexts. The car park context evoked richer descriptions for the user perspective and the system programmer perspective in comparison to the elevator and autonomous robot contexts.
LINK
Dit project, gebaseerd op een artikel in Trajectum, beoogt Utrecht Science Park (USP) en landgoed Amelisweerd tot een organische en duurzame samenwerking te brengen. Amelisweerd kan zowel ontspanningsruimte als een levend lab worden voor studenten en docenten van HU en UU en voor medewerkers en patiënten van het UMC. Inmiddels is een netwerk tot stand gekomen van enthousiaste betrokkenen en organiseren we diverse activiteiten.
Dit project: Action Research voor Tweedehandskleding (ART) richt zich op het verbeteren van de mogelijkheden voor tweedehandskleding verkoop. Bij ART staan praktijkvragen centraal, zoals: Welke stromen afgedankte kleding zijn geschikt voor tweedehandsgebruik en waarom? Hoe kunnen deze stromen aan tweedehandskleding opnieuw aantrekkelijk gemaakt worden? Of worden ge-upcycled? Deze praktijkvragen spelen bij o.a. The Swapshop: een MKB-bedrijf met twee winkels (Amsterdam en Rotterdam). The Swapshop heeft een ‘ruil’-model waarbij de ontvangen kleding ‘swaps’ opleveren voor de klant. Deze swaps geven korting bij kledingaanschaf in de winkel. Dit model blijkt kwetsbaar, omdat er swap-waarde zit in de 40% aan kledingitems, die onverkoopbaar blijken te zijn. De Swapshop heeft op basis van uitkomsten van het HU-onderzoeksproject FACILE (Fashion Circular by Logistics Excellence) contact met de HU gezocht. Hieruit is de kans ontstaan om Action Research onderzoek in te zetten voor onderzoek naar hoe uitgerangeerde tweedehandskleding vanwege de vezelwaarde zo lang mogelijk waardevol blijft circuleren. Hiervoor wordt een living lab opgezet waaraan ook The Swapshop gaat deelnemen. De Green Offices op Utrecht Science Park (USP) van de HU en de Universiteit (beiden werken al met een rek tweedehandskleding) nemen deel aan het onderzoek. Het HU Denver House (Self-sufficient Challenge House) is de beoogde locatie voor het ‘Swap-Lab’, waar langere tijd onderzoek kan plaatsvinden (KIEM-project plus opvolgend project). Naast de inzichten levert ART een netwerk aan bedrijven, die diensten aanbieden om de kledingvezel-waarde te behouden (wassen, repareren, vermaken, hergebruiken voor andere items wellicht zelfs als woningtextiel). Met inzicht in nieuwe mogelijkheden om kledingitems aantrekkelijk te maken voor hergebruik, wordt een vervolgonderzoek geformuleerd om deze geslaagde gevonden oplossingen uit de Utrechtse praktijk landelijk te gaan opschalen. Met dat onderzoeksplan eindigt dit ART-project.