Op basis van literatuuronderzoek en gesprekken met bedrijven in het RAAK-PRO Veiligheid op de Werkvloer-consortium is een risicoanalyse uitgevoerd met als doel het definiëren van relevante, bedrijfsspecifieke casussen. Hiertoe wordt in dit document een eerste, voorlopige aanzet gegeven. Meer onderzoek en/of observatie bij de bedrijven zelf zal in de komende periode tot verdere aanscherping van de casussen moeten leiden. Op basis van het onderzoek tot nu is een aantal generieke onderzoekslijnen naar voren gekomen: • Het zichtbaar maken van risico’s bij beschadiging van het product bij de klant (hoe kom ik daar achter?) of van beschermende kleding die niet meer beschermt (hoe zie ik dat?).• Het bewust maken van werknemers van potentieel onveilige situaties. Hoe kun je op een natuurlijke (wellicht ambient) en effectieve wijze communiceren over gevaren en/of gedrag beïnvloeden?• Het beïnvloeden van gedrag van medewerkers en van de bedrijfscultuur. Het is niet voldoende om alleen naar persoonlijke veiligheid, veilige omgevingen of veilig gedrag te kijken. Ook de organisatie speelt een rol, of, bij beschermende kleding, zelfs fashion. Bij het onderwerp Persoonlijke veiligheid en bij Personal Protective Equipment (PPE) lijkt vooral de balans tussen sensoren, comfort, veiligheid, en onderhoud (slijtage/wassen) van belang. Dit ligt ook dicht tegen gedrag (of detectie van afwijkend gedrag) aan. Bij het onderwerp Veilige omgeving ligt het voor de hand de grote hoeveelheid beschikbare kennis over ‘situational awareness’ (bijvoorbeeld bij Thales) te vertalen naar en toe te passen op de werkomgeving. Een uitgangspunt dat de omgeving inherent onveilig is, is wellicht interessant. Nieuwe ontwikkelingen, zoals augmented reality bieden wellicht perspectief. Bij het onderwerp Veilig gedrag speelt, als gezegd, de bedrijfscultuur een belangrijke rol. Maar ook een rol speelt het niet naleven van regelgeving/protocollen (of juist het omzeilen uit gemakzucht), het beïnvloeden van gedrag (gewoontes doorbreken), het effect van instructies, het gebruik van producten op een juiste wijze door verschillende type gebruikers, en altijd de balans tussen veiligheid versus efficiëntie/productiviteit versus gemak/comfort en eventueel kosten. De casussen passen binnen twee onderzoekslijnen die in het project zijn gedefinieerd: 1) Het beïnvloeden van gedrag op basis van omgevingsfactoren. 2) Het detecteren en zichtbaar maken van risico’s. Waar de eerste onderzoekslijn meer gedragsmatig is ingestoken, heeft de tweede een meer technisch karakter.
MULTIFILE
Het recreatieve gebruik van lachgas heeft de laatste jaren een grote vlucht genomen. Hoewel incidenteel lachgasgebruik nauwelijks gezondheidsschade geeft, kan langdurig of excessief lachgasgebruik tot neurologische schade leiden. Het viel Amsterdamse zorgcentra en behandelaren op dat met name jonge Marokkaanse en Turkse Nederlanders in stadsdeel Amsterdam Nieuw-West zich meldden met neurologische symptomen, waaronder ernstige verlammingsverschijnselen na problematisch lachgasgebruik. Middels interviews met dertien jonge Marokkaans-Nederlandse gebruikers (19-28 jaar) worden de determinanten van hun problematisch lachgasgebruik belicht, inclusief de relatief lage medisch-psychische zorgvraag bij deze groep gebruikers. Van hen waren zeven jongeren (poly-)klinisch in behandeling voor hun problematische gebruik. De overige zes jongeren waren niet in behandeling, maar gebruikten wel ten minste elke week lachgas.Uit de interviews blijkt dat lachgas wordt gebruikt uit verveling en om psychosociale stress en negatieve gedachten te onderdrukken. Lachgas lijkt een panacee dat verlichting biedt. Andere motieven zijn depressie, discriminatie en conflicten met vrienden of ouders. Door de (taboe)cultuur rond middelengebruik, het wantrouwen, schaamte en machocultuur bij deze groep gebruikers bereikt de hulpverlening pas laat de Marokkaans-Nederlandse problematische lachgasgebruiker. De conclusie is dat het aanbeveling verdient om influencers in te zetten bij campagnes, gericht op de risico’s en behandeling van fors lachgasgebruik. Ook het ‘jongerenwerk’ kan een belangrijke rol spelen in het motiveren van sociaal geïsoleerde gebruikers om medisch-psychische hulp te zoeken.
De bereikbaarheid en beschikbaarheid van de ambulancezorg staat onder druk. Een belangrijke ingangsklacht van de mensen die 112 bellen is een kortdurende bewusteloosheid. Als deze bewusteloosheid het gevolg is van een verminderde bloedtoevoer in de hersenen noemen we het syncope. Syncope kan onschuldig of ernstig van aard zijn. De risico-inschatting en besluitvorming bij patiënten met syncope in de ambulancezorg is complex. Ambulanceprofessionals moeten in een kort tijdsbestek en onder hoge druk, met veel onderliggende informatie en onzekerheden risico’s inschatten en besluiten of een patiënt ingestuurd moet worden naar de spoedeisende hulp. Bij twee-derde van de ingestuurde syncope patiënten blijkt het niet ernstig te zijn. Twee HAN lectoraten ontwikkelden praktische en onderbouwde handvatten voor de praktijk (RAAK.PUB05.017 en RAAK.IMP.01.036). Deze zijn sinds juli 2022 onderdeel van de landelijke werkwijze. In vervolg hierop heeft de praktijk de lectoraten gevraagd om te kijken of de inzet van digitale- en informatietechnologie, specifiek generatieve kunstmatige intelligentie (AI) op basis van Large Language Models (LLM), hen nog verder kan ondersteunen bij het inschatten van risico’s en besluiten maken bij patiënten met syncope in de ambulancezorg. Deze KIEM-aanvraag is een proof of concept studie. We onderzoeken in hoeverre generatieve AI op basis van LMM technisch goed tekstbestanden kan analyseren op belangrijke medische- en omgevingsfactoren bij patiënten met een syncope. We kiezen voor een pilot concurrente validatiestudie door kwalitatieve tekstanalyse, in combinatie met aanvullende focusgroepinterviews voor de interpretatie van de uitkomsten. Voor de pilot concurrente validatiestudie gebruiken we tekstbestanden uit de Safe End studie. De eerdere analyse van deze tekstbestanden uit de Safe End studie fungeert als de gouden standaard. Zo wordt de validiteit van de generatieve AI-analyse op basis van LMM vastgesteld. In focusgroepinterviews bespreken we de impact en ethische aspecten van de bevindingen voor de praktijk, wetenschap, onderwijs en de (door)ontwikkeling van beslissingsondersteuningsinstrumenten voor de toekomst.
De zorg voor psychisch ontregelde patiënten die somatische spoedzorg nodig hebben is in de praktijk vaak suboptimaal, omdat de primaire focus van die spoedzorg vooral op somatische klachten ligt. Hierdoor krijgt deze kwetsbare groep patiënten niet altijd de zorg die zij nodig hebben, waardoor behandeling van psychische klachten onnodig wordt uitgesteld en de kans op escalaties toeneemt.Doel Binnen dit project wordt onderzocht wat er nodig is om de spoedzorg voor psychisch ontregelde patiënten beter te laten aansluiten op de behoeften en ervaringen van de patiënt, hun naasten en de zorgprofessionals. Resultaten Inzicht in de ervaringen en behoeften van psychisch ontregelde patiënten, hun naasten en zorgprofessionals met betrekking tot de inhoud en organisatie van de spoedzorg tijdens het traject naar (ambulancevervoer) en het verblijf op de spoedeisende hulp. Op basis van deze inzichten wordt samen met patiënten, hun naasten en zorgprofessionals een toolbox ontwikkeld met de ingrediënten die ervoor zorgen dat de spoedzorg beter aansluit bij de specifieke behoeften van deze patiënten (en hun naasten). Looptijd 01 december 2021 - 31 december 2023 Aanpak De onderzoeksmethoden binnen dit project zijn gebaseerd op de Experience-Based Co-Design (EBCD) aanpak, waarbij door middel van kwalitatieve onderzoeksmethoden inzicht wordt verkregen in de context en het perspectief van zowel patiënten als zorgprofessionals. Op basis daarvan worden, in co-creatie met patiënten en zorgprofessionals praktische oplossingen ontwikkeld. Financiering Dit project wordt gefinancierd met een SIA RAAK Publiek-subsidie, registratienummer 08.029.
Wat is er nodig om de zorg voor psychisch ontregelde patiënten, die somatische spoedzorg nodig hebben, beter te laten aansluiten op de behoeften en ervaringen van de patiënt, hun naasten en de zorgprofessionals? Dat vraagstuk adresseren we met deze RAAK-publiek aanvraag. De zorg voor psychisch ontregelde patiënten die somatische spoedzorg nodig hebben is in de praktijk vaak suboptimaal, omdat de primaire focus van die spoedzorg vooral op somatische klachten is gericht. Hierdoor krijgt deze kwetsbare groep patiënten niet altijd de zorg die zij nodig hebben, waardoor behandeling van psychische klachten onnodig wordt uitgesteld en de kans op escalaties toeneemt. Met behulp van onderzoekmethodologieën uit het Medical Research Council Framework en Experience-Based Co-Design bestuderen we de ambulance- en spoedeisende hulp (SEH) context en brengen we de ervaringen en behoeften van psychisch ontregelde patiënten, hun naasten en de betrokken zorgprofessionals in kaart. Daarbij zoomen we ook in op de benodigde kennis en vaardigheden om goede zorg te geven binnen die spoedzorgcontext. Op basis van de kennis die we daarin ophalen, ontwerpen we samen met de patiënten, hun naasten en de zorgprofessionals, een praktisch toepasbare toolbox, met elementen om de somatische spoedzorg voor psychisch ontregelde patiënten beter te laten aansluiten. De Hogeschool Utrecht voert het project uit in nauwe samenwerking het UMC Utrecht, Diakonessenhuis, St. Antonius ziekenhuis, Meander MC, de RAVU en stichting Altrecht. Gedurende het gehele project zullen patiënten, naasten en zorgprofessionals actief participeren bij zowel de opzet als de uitvoering van de verschillende deelonderzoeken binnen deze aanvraag.