De opkomst bij de gemeenteraadsverkiezingen van maart 2022 was ‘historisch’ laag, zo kopten verschillende kranten. Het landelijk gemiddelde lag op 51 procent, 5 procent lager dan in 2018. In sommige gemeenten lag de opkomst ruim onder het gemiddelde en was de daling nog groter. Rotterdam had met 38,9 procent de laagste opkomst van heel Nederland; een daling van bijna 8 procent t.o.v. 2018. De opkomst bereikte dus een dieptepunt, maar was tegelijkertijd niet helemaal verrassend. De opkomst bij gemeenteraadsverkiezingen ligt structureel een stuk lager dan bij de Tweede Kamerverkiezingen. Bovendien is er sinds het midden van de jaren 1990 al sprake van een geleidelijke daling (Vollaard e.a. 2022, p. 14). In Rotterdam ligt de opkomst bij de gemeenteraadsverkiezingen al decennia onder die van de andere drie grote steden, met uitzondering van de oplevingen in 2002 (opkomst Leefbaar Rotterdam) en 2006 (tweestrijd Leefbaar Rotterdam-Partij van de Arbeid) (OBI 2022, p. 10).
Bij de Europese verkiezingen van 2019 werden namens Nederland nooit eerder zoveel eurosceptische Europarlementariërs verkozen. Hun geluid is voor kiezers van grote waarde: Europarlementariërs van middenpartijen hebben de neiging te praten over beleidsmatige details. Eurosceptici lichten eerder de grote keuzes in Brussel uit: moet er meer of minder Europese grensbewaking komen? Is Covid-19 een reden om de binnengrenzen te sluiten? Moet er verdere EU i-uitbreiding plaatsvinden? Moet de EU grote techbedrijven aanpakken? Voor herkenbare politiek zijn herkenbare partijen nodig en dat is waar het – nog geen twee jaar na de Europese verkiezingen – totaal misgaat. Bijna al deze Europarlementariërs, behalve die van SGP i en PVV i, zijn inmiddels van partij gewisseld. Op lokaal niveau waren afsplitsingen al een vertrouwd fenomeen, maar nu doet dit zich ook regelmatig in Brussel voor. Het komt de herkenbaarheid van Europese politiek niet ten goede. Laten we kijken naar drie gevallen: Dorien Rookmaker i stapte uit Forum voor Democratie i (FvD), Toine Manders i vertrok bij 50Plus i en onlangs vertrokken nog eens drie FvD-Europarlementariërs. Waar leidt dit toe?
MULTIFILE
De toename en verspreiding van fake nieuws is een thema dat internationaal veel aandacht krijgt. Online informatiemanipulatie zou de verkiezingen in maar liefst 18 landen negatief beïnvloed hebben. In welke mate laten we ons beïnvloeden door desinformatie en welke strategieën helpen om weerbaarder te worden? Binnen academische kringen heerst er verdeeldheid over het effect van gemanipuleerde informatie op het gedrag. Wel heerst er consensus over het feit dat het bevorderen van digitale geletterdheid cruciaal is om de weerbaarheid tegen desinformatie te verhogen. In Nederland hebben journalistiek-educatieve organisaties DROG en het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid afgelopen jaren een innovatief educatief aanbod voor diverse doelgroepen ontwikkeld gericht op het bevorderen van die digitale weerbaarheid. Zo is o.a. een game ontwikkeld, waarbij jongeren bewust fake nieuws maken om zo de werkingsmechanismen ervan te doorgronden. De game leunt op de inoculatie theorie (McGuire, 1961a, 1961b), die ervan uitgaat dat de toediening van het (nepnieuws)virus resulteert in meer antistoffen, en dus hogere weerbaarheid. Recent onderzoek door Roozenbeek en Van der Linden (2019) geeft bewijslast voor deze theorie en wijst op de positieve effecten van gamificatie. Gesteund door inzichten uit de gedragswetenschappen willen we in dit project nader onderzoeken welke interventies effectief zijn voor het verhogen van de digitale weerbaarheid tegen desinformatie bij jongeren tussen de 15 en 18 jaar. Deze doelgroep opgegroeid in het digitale tijdperk zou namelijk steeds meer moeite hebben om echt van nep te onderscheiden (Wineburg, S., McGrew, S., Breakstone, Joel and Ortega, T, 2016). Op basis van real life casestudies van DROG en het Instituut voor Beeld en Geluid zullen we een drietal interventie-strategieën testen bij de doelgroep jongeren (leeftijd 15 jaar tot 18) om zo meer gefundeerde inzichten te genereren over de effectiviteit van het aanbod en inzichten te genereren over het mogelijk verbeteren en aanscherpen daarvan.
Een gebeurtenis wordt steeds vaker live verslagen. Rampen, rechtszaken, sportwedstrijden en verkiezingen zijn online in tekst en beeld van minuut-tot-minuut te volgen. Wat doen journalisten om hun berichten geloofwaardig te maken? En welk effect hebben die pogingen op het publiek? Kortom: hoe ontstaat journalistieke geloofwaardigheid onder onmiddellijke omstandigheden? Doel Klassieke studies naar geloofwaardigheid kijken naar de afzender, het communicatiekanaal of de boodschap. Maar online zijn er ook netwerkeffecten die de geloofwaardigheid bepalen. Lezers gaan zelf aan de slag met de informatie die ze aangeboden krijgen. In dit promotieonderzoek stellen we dat geloofwaardigheid geen product is, maar een uitkomst van een proces tussen de journalisten en publiek. Het doel van dit onderzoek is om journalistieke strategieën van geloofwaardigheid vast te stellen en de acceptatie (of verwerping) door publiek te toetsen. Resultaten Dit onderzoek loopt momenteel. Na afronding vind je hier een samenvatting van de resultaten. Tijdens het onderzoek schrijft Sebastiaan van der Lubben blogs waaronder: Ik kwam, zag en deed verslag Onmiddellijkheid is subjectiever Genrevervuiling: liveblog KPN-storing Bloggen over boeven - maar hoe lang nog? Livebloggen in 280 tekens Looptijd 01 december 2018 - 01 december 2022 Aanpak In dit onderzoek worden drie methoden gebruikt: Genre-analyse (van liveblogs) Inhoudsanalyse (van gerealiseerde geloofwaardigheid) Semi-experimenten (naar geaccepteerde geloofwaardigheid)