Binnen de klas kunnen aspecten van burgerschap ontwikkeld en gestimuleerd worden. Het stimuleren kan op verschillende manieren gebeuren. Daarbij worden twee hoofdvormen onderscheiden: Een open en veilig klasklimaat is een belangrijke manier om burgerschap te ontwikkelen. Hierbij gaat het er dan om dat leerlingen het gevoel moeten hebben dat zij er mogen zijn, er ruimte is voor verschillende perspectieven en zij niet afgerekend worden op hun inbreng.Ook het lesgeven over burgerschapsonderwerpen is een belangrijke manier voor het stimuleren van burgerschap van leerlingen. Het kan dan van belang geacht worden dat leerlingen leren over het 'hoe en waarom’ van onderwerpen. Daarnaast is het belangrijk dat zijzelf actief aan het werk gezet worden, dat er een kwalitatief goede dialoog is en dat onderwerpen in een curriculaire lijn worden ingezet. Dit kan vervolgens via verschillende werkvormen worden uitgevoerd, zoals klassikale instructie, discussie in kleine groepen, toepassingsopdrachten, maatschappelijke projecten, en besluitvormingsoefeningen via simulaties en leerlingenraden. Kennis zal waarschijnlijk vooral via instructiegerichte werkvormen aangeleerd worden, houdingen zijn vaker gekoppeld aan projecten of ervaringsleren.Effectieve benaderingen van burgerschapsonderwijs zullen een combinatie laten zien van het gebruikmaken van zowel een open en veilig klasklimaat en het behandelen van burgerschapsonderwerpen aan de hand van verschillende werkvormen.
MULTIFILE
Er is nog weinig zicht op hoe burgerschapsonderwijs tijdens de COVID-19-lockdowns is verlopen. Onderzoek naar burgerschapsonderwijs en afstandsonderwijs biedt aanknopingspunten om burgerschapsonderwijs op afstand vorm te geven. Dit artikel heeft als doel meer inzicht te krijgen in de didactische aanpakken die leraren hierbij gebruiken, en de mogelijkheden en belemmeringen die volgens leraren bestaan bij burgerschapsonderwijs op afstand. Daartoe bevroegen wij aan de hand van een vragenlijst 173 leraren in het Nederlandse funderend onderwijs. De resultaten laten zien dat leraren kritisch zijn over het geven van burgerschapsonderwijs op afstand, in het bijzonder omdat het in een online omgeving moeilijk is interactie en discussie te organiseren. Leraren geven aan dat zij met afstandsonderwijs veel minder aandacht kunnen besteden aan de doelen die zij bij burgerschapsonderwijs belangrijk vinden en dat er veel minder aandacht besteed kan worden aan het ontwikkelen van vaardigheden en houdingen van leerlingen. Ook veel didactische aanpakken die leraren gebruiken bij fysiek onderwijs werken in het afstandsonderwijs niet goed, omdat interacties tussen leerlingen online slecht waren vorm te geven. In de discussie geven we verschillende verklaringen voor de kritische perspectieven van leraren op de mogelijkheden van burgerschapsonderwijs op afstand.
MULTIFILE
"Je kunt niet op Bonaire wonen en niets van Bonaire afweten, dan ben je een half mens” Duidelijke taal van juf Sonia Janga. Ze is remedial teacher op het Integraal Kind Centrum (IKC) van de Bonairiaanse basisschool Kolegio Kristu Bon Wardador. Ze deed deze uitspraak toen ze door ons werd geïnterviewd over het Bonairiaans burgerschapsprogramma, dat recent voor vier basisscholen op het eiland is ontwikkeld. De noodzaak om een burgerschapsprogramma te ontwikkelen kwam voort uit het feit dat het onderwijs op Bonaire – in de hoedanigheid van bijzondere gemeente binnen het Koninkrijk der Nederlanden – uitgaat van vrijwel dezelfde richtlijnen als voor scholen in Europees Nederland. Daar hoort de burgerschapsopdracht uit 2021 ook bij. In deze bijdrage staan we achtereenvolgens stil bij: 1) de visie achter en uitgangspunten voor het betekenisvolle Bonairiaans burgerschapsonderwijs, 2) de wijze waarop scholen dit burgerschapsonderwijs hebben ontwikkeld en geïmplementeerd en 3) succesfactoren en uitdagingen die de scholen tijdens het proces ondervonden.Inzichten over het Bonairiaanse burgerschapsonderwijsprogramma zijn ook relevant voor scholen in Europees Nederland, die een (cultureel) diverse leerlingpopulatie hebben: ook zij moeten stilstaan bij de vraag welk (burgerschaps)onderwijs voor hun leerlingen betekenisvol is.
LINK
Burgerschapscompetenties, gericht op het actief mee kunnen doen met en het betrokken voelen bij de samenleving, zijn cruciaal om oplossingen te vinden voor (maatschappelijke) kwesties zoals de afwezigheid van een veilig pedagogisch klimaat in de wijk en een toenemende segregatie doordat niet alle ouders gebruik kunnen maken van sociaalpedagogische voorzieningen. Ondanks dat burgerschapsonderwijs wettelijk verplicht is, wijst de Onderwijsinspectie (2020) op de beperkte doelgerichtheid op veel scholen, veroorzaakt doordat scholen onvoldoende weten wat goede invullingen zijn. Daarbij komt dat de complexiteit van maatschappelijke kwesties beïnvloed wordt door factoren die niet alleen in de school, maar ook in de omgeving van de school (i.e. thuis en de wijk) plaatsvinden. Burgerschapsvorming zou dus vanuit meerdere perspectieven, interprofessioneel, moeten worden bekeken en opgepakt door verschillende professionals in het sociaal-educatieve domein. Een welzijnswerker is een professional in het sociale domein die, net als leraren, kinderen begeleidt met het vormgeven van burgerschap. Ondanks dat professionals in zowel het educatieve als het sociale domein actief bezig zijn met burgerschapsvorming bij kinderen geven zij en de organisaties waarin zij werkzaam zijn aan onvoldoende geëquipeerd te zijn om op effectieve wijze interprofessioneel met elkaar samen te werken aan burgerschapsthema’s. Het doel van dit onderzoeksproject is om een aanpak te ontwikkelen om het interprofessioneel samenwerken aan burgerschapsvorming te bevorderen. Deze aanpak wordt in co-creatie, met leraren basisonderwijs, welzijnswerkers, opleiders en studenten ontwikkeld en gedurende het onderzoeksproject direct geïmplementeerd in het opleidings-en professionaliseringsaanbod van (toekomstige) leraren basisonderwijs en welzijnswerkers. Dit onderzoek zal uitgevoerd worden in Amersfoort, in samenwerking met het ABC-netwerk, een samenwerkingsverband van professionals uit het onderwijs, welzijnsorganisaties en de gemeente. De onderzoeksmethode die in dit onderzoeksproject wordt gehanteerd is participatief actieonderzoek; samen met studenten, opleiders en professionals wordt gezocht naar de beste aanpak om verandering te bewerkstelligen in de (opleidings)praktijk van leraren en welzijnswerkers.
Door verhalen kunnen kinderen leren zich te verplaatsen in andere mensen en ze kunnen andere werelden, culturen en denkbeelden leren kennen. Het begrijpen van verhalen vraagt om inlevingsvermogen in de verschillende perspectieven van de personages. Dit ‘zich verplaatsen in anderen’ laat zich verbinden met de burgerschapsopdracht in de Wet op het primair onderwijs. Volgens de Inspectie van het Onderwijs (2016) geven scholen invulling aan burgerschapsonderwijs, maar weinig plan- en doelmatig. Hier liggen dus kansen voor verbetering. In dit postdoc-onderzoeksvoorstel staat de vraag centraal hoe het werken met verhalen verdieping zou kunnen geven aan zowel het verhaalbegrip als aan burgerschapsvorming, specifiek aan inlevingsvermogen en multiperspectiviteit. Expliciet wordt gekeken hoe dit bij de jongste basisschoolkinderen kan. De onderzoeksvraag is ingebed in het Kenniscentrum Spelend en Onderzoekend Leren en wordt onderzocht door literatuurstudie en gerichte gesprekken met (aankomend) leerkrachten en leesexperts. Samen met (aankomend) leerkrachten worden handvatten en good practices ontworpen voor de inzet van verhalen bij het tegelijkertijd stimuleren van lees- en burgerschapsdoelen. Parallel hieraan wordt onderzocht hoe opleiders verhalen kunnen benutten om te werken aan multiperspectiviteit bij aankomend leerkrachten. Verwacht mag worden dat studenten die zelf hebben ervaren hoe verhalen kunnen bijdragen aan multiperspectiviteit en inlevingsvermogen dit ook gemakkelijker kunnen toepassen in hun eigen (lees)onderwijs. Dit onderdeel van het postdoc-onderzoek zal worden onderzocht door met studenten verhalen te lezen en focusgesprekken te voeren over hun leeservaringen, aangezien gebleken is dat teksten bediscussiëren goede mogelijkheden biedt om de visie van aankomend leerkrachten op cultureel sensitief lesgeven verder vorm te geven (Hall, 2009). Het onderzoek draagt bij aan de (inhoudelijke) verbinding tussen de onderzoekslijnen Diversiteit en Kritisch Burgerschap en Jonge Kind en integratie van doelen voor studenten in de opleiding. Het onderzoek levert diverse wetenschappelijke en publieksartikelen op, alsmede een website voor de onderwijspraktijk met een methodiek en good practices.