Kijkend naar de ontwikkelingen in de medische en farmaceutische zorg, concludeer ik dat het belang van innovaties niet altijd in overeenstemming is met de snelheid waarmee die innovaties hun plek krijgen in het standaardhandelingsarsenaal van zorgverleners. Veranderingen in de zorg gaan vaak langzaam en doorbraken worden slecht herkend. De vraag is hoe dit komt. Er blijken vele factoren van invloed op het mogelijke succes van een innovatie. Van groot belang is het inzicht dat innoveren meer is dan iets bedenken en dan maar aannemen dat het wel zal worden opgepikt door de (potentiële) doelgroep. Het aan de man brengen (‘dissemineren’) van de innovatie is mede bepalend voor een succesvolle implementatie. In de farmaceutische zorg is voor deze overbruggingsfunctie een belangrijke rol weggelegd voor de farmakundige. Mijn lectoraat, dat is gekoppeld aan de opleiding Farmakunde, zal zich bezighouden met het onderzoek naar het proces om farmaceutische innovaties te dissemineren. In deze openbare les licht ik de context en consequenties van dit onderzoeksthema nader toe. Ik begin met een uitleg van de farmakundige en diens toegevoegde waarde in het werkveld (hoofdstuk 1), en vervolg met een korte beschrijving van recente veranderingen binnen de zorg (hoofdstuk 2). In het begeleiden van die veranderingen ligt een belangrijke meerwaarde van de farmakundige, en de missie van dit lectoraat. Daarna (hoofdstuk 3) beschouwen we het innoveren in de (farmaceutische) gezondheidszorg in meer detail. Hoofdstuk 4 geeft diverse handvatten voor het kiezen van de juiste interventies om de afstand tussen de innovator en de toekomstige gebruiker te overbruggen en zodoende de toegang voor de gebruiker tot de innovatie te verbeteren. De keuze van de onderzoekslijnen van mijn lectoraat, zoals in hoofdstuk 5 beschreven, is daarvan afgeleid
Er is nog weinig zicht op hoe burgerschapsonderwijs tijdens de COVID-19-lockdowns is verlopen. Onderzoek naar burgerschapsonderwijs en afstandsonderwijs biedt aanknopingspunten om burgerschapsonderwijs op afstand vorm te geven. Dit artikel heeft als doel meer inzicht te krijgen in de didactische aanpakken die leraren hierbij gebruiken, en de mogelijkheden en belemmeringen die volgens leraren bestaan bij burgerschapsonderwijs op afstand. Daartoe bevroegen wij aan de hand van een vragenlijst 173 leraren in het Nederlandse funderend onderwijs. De resultaten laten zien dat leraren kritisch zijn over het geven van burgerschapsonderwijs op afstand, in het bijzonder omdat het in een online omgeving moeilijk is interactie en discussie te organiseren. Leraren geven aan dat zij met afstandsonderwijs veel minder aandacht kunnen besteden aan de doelen die zij bij burgerschapsonderwijs belangrijk vinden en dat er veel minder aandacht besteed kan worden aan het ontwikkelen van vaardigheden en houdingen van leerlingen. Ook veel didactische aanpakken die leraren gebruiken bij fysiek onderwijs werken in het afstandsonderwijs niet goed, omdat interacties tussen leerlingen online slecht waren vorm te geven. In de discussie geven we verschillende verklaringen voor de kritische perspectieven van leraren op de mogelijkheden van burgerschapsonderwijs op afstand.
MULTIFILE
In Amsterdam Nieuw-West zijn in vergelijking met andere stadsdelen in Amsterdam relatief veel werklozen. Het is aannemelijk dat een deel van deze werkloze bevolking een afstand tot de arbeidsmarkt heeft. In dit onderzoek ligt de nadruk op wat organisaties in Nieuw-West doen om deze groep mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt te laten participeren.
De Wet passend onderwijs (2014) zou er voor moeten zorgen dat alle kinderen een goede onderwijsplek krijgen. Echter, voor leerlingen met autismespectrumstoornis (ASS) die substantiële ondersteuning nodig hebben, is dat lastig te realiseren. Zij laten problemen zien in hun betrokkenheid bij de leertaak, wat gerelateerd is aan lage schoolprestaties en voortijdige uitval. Deze leerlingen hebben baat bij een goede gezamenlijke ondersteuning van leerkracht en jeugdprofessional. Echter, leerkrachten hebben weinig kennis en ervaring met ASS om de juiste ondersteuning te kunnen bieden. Jeugdhulpverleners, die op school ingezet worden, zijn onvoldoende op de hoogte van wat er vanuit het onderwijs moet gebeuren. Leerkrachten en jeugdhulpverleners kunnen elkaar versterken, maar er is nog te vaak sprake van figuurlijke afstand en gebrek aan verbondenheid. Professionalisering is nodig, gericht op het versterken van het handelen van leerkrachten en jeugdhulpverleners in de klas en hun interprofessionele samenwerking. Hoe zo’n professionalisering eruit moet zien en hoe leerkrachten en jeugdhulpverleners elkaar kunnen versterken is nog onduidelijk. Er is behoefte aan good practices op dit terrein. Om dit complexe praktijkprobleem op te lossen, maken we gebruik van ontwerponderzoek. We richten ons op de vraag: Hoe draagt een professionaliseringstraject bij aan het versterken van het handelen in de klas en het interprofessioneel samenwerken van leerkrachten en jeugdhulpverleners, zodat zij een integrale aanpak kunnen vormgeven waarmee de betrokkenheid van leerlingen met ASS in de klas wordt vergroot? Daartoe ontwikkelen we een professionaliseringstraject, waarbij we voortbouwen op kennis uit onder andere het vooronderzoek ’T PASST WEL!. We voeren het traject uit en evalueren systematisch de genomen stappen. Het project levert een toepasbaar professionaliseringstraject met (e-)tools rondom good practices voor de (opleidings-)praktijk op. Deze producten bieden onderbouwde en overdraagbare oplossingen voor problemen waar leerkrachten en jeugdhulpverleners tegenaan lopen bij het integraal vormgeven van hun aanpak bij leerlingen met ASS.
“KITT, activate super pursuit mode!” Actiefilms zijn kenmerkend vanwege de hoeveelheid stunts die erin voorkomen. Auto’s die crashen of elkaar net missen ontbreken hierin niet. Momenteel worden de stunts nog gedaan door getrainde stuntprofessionals wat de nodige risico’s met zich meebrengt. Naast de veiligheidsrisico’s spelen inschattingsfouten en menselijke communicatie een grote rol. Daarom is vanuit het mkb actief in de filmindustrie de vraag ontstaan hoe (gevaarlijke) stunts met voertuigen & beweegbare objecten veiliger, accurater en nauwkeuriger uitgevoerd kunnen worden. In deze KIEM worden de mogelijkheden van technologische toepassingen vanuit de Mobiliteit / Automotive Branche, zoals teleoperatie (het op afstand besturen van een voertuig) en autonome applicaties voor het mkb actief in de filmindustrie onderzocht. De vraag die centraal staat luidt daarom: “Wat is de potentie van technologieën als teleoperatie en autonomie binnen de Nederlandse Filmindustrie voor het uitvoeren van gevaarlijke en nauwkeurige voertuigstunts?” De vraag wordt beantwoord door zowel op schaal als op 1:1 voertuigen teleoperatie & autonome applicaties te ontwikkelen voor een specifieke stunt. Door te werken aan 1 scenario, te weten het net missen van twee voertuigen die op een kruispunt afrijden, bouwen we kennis op over de geschiktheid van teleoperatie en autonomie voor het mkb in de stuntindustrie. De resultaten van deze KIEM zullen worden vastgelegd en gepubliceerd en kunnen de basis vormen voor vervolg onderzoeken zoals een RAAK-mkb onderzoek.
Zowel internationaal als nationaal zijn steden weer geliefd zijn. Zowel bij studenten, alleenstaanden als bij gezinnen. De vraag naar woningen is daardoor al jaren groter dan het aanbod. Om aan die toenemende woningvraag te voldoen, moeten steden steeds meer bouwen op inbreidingslocaties en in steeds hogere bebouwingsdichtheden. Deze verdichtingsopgave geldt ook voor de gemeente Delft. De vraag is hoe men hier invulling aan moet geven. De laatste hoogbouwvisie van de gemeente Delft waarin dit gedeeltelijk staat beschreven, stamt uit 2005 en is daardoor toe aan een actualisatie. Er wordt nu gewerkt aan een nieuwe visie. Deze moet antwoord geven op de vraag op welke plekken hoogbouw wordt toegestaan en welke voorwaarden aan die hoogbouw gesteld zullen worden. Dit laatste gaat bijvoorbeeld over de maximale hoogte, de functionaliteiten, uitstraling, betaalbaarheid, verbinding met de wijk en hoe je in je ontwerp rekening kan houden met de anderhalve meter maatschappij. De gemeente Delft wil graag een aantal van deze voorwaarden en gedachten testen op een aantal locaties door middel van een multidisciplinaire challenge met studenten. Studenten van diverse kennisinstellingen (Haagse Hogeschool, hogeschool Inholland en TU Delft) en allerlei opleidingen, omdat het hier niet alleen gaat over een technisch ontwerp van een gebouw, maar ook over prettig wonen, leven en werken. Het gaat over mensen, over voorzieningen, over openbare ruimte en over voldoende afstand houden.