Onderwijs is per definitie een morele activiteit. We doen dagelijks uitspraken over en richting onze leerlingen over wat we verstaan onder goed menszijn. We houden ons dagelijks ook bezig met de vraag wat het betekent om goed samen te leven. Dat kunnen we doen op diverse manieren, vanuit verschillende waarden en op basis van allemaal goedbedoelde ideeën over hoe onderwijs het samen leven, werken en leren en de democratie versterkt. Soms gebeurt dit bewust, vaker zonder dat we het doorhebben.
LINK
In dit opiniestuk betoogt Jos Fransen dat docenten de mogelijkheden van online onderwijs moeten gebruiken om studenten zelfstandig te laten werken.
Het onderwijs zoals we het nu kennen stamt uit het begin van de 19e eeuw. In de Nederlandse onderwijswet van 1806 werden leraren verplicht klassikaal les te gaan geven en de oude manier van lesgeven werd verboden (het zogenaamde hoofdelijk onderwijs). Onderwijzers moesten vanaf dat moment bevoegd zijn tot onderwijzen en de landelijke inspectie hield toezicht of de nieuwe schoolregels werden nageleefd. Gezien de veranderingen in de samenleving, ziet het er naar uit dat het ‘traditionele’ onderwijs aan het einde van zijn levenscyclus is gekomen. Technologische innovaties maken dat werk verandert en onderwijs dat jongeren voorbereidt op “volwaardige deelname aan de samenleving en een bij hun talenten passende (toekomstige) positie op de arbeidsmarkt” (Onderwijsbegroting OCW 2011, artikel 3) zal zich daarop moeten aanpassen. En zoals het geen zin heeft om krijtjes voor het schoolbord te verbeteren als een digibord wordt gebruikt, gaat het ook niet lukken om het onderwijs te verbeteren met verouderde gereedschappen. In dit essay zullen enkele kenmerken van de hedendaagse loopbaanbegeleiding worden geplaatst in de tijdgeest waaruit deze kenmerken zijn voortgekomen. De tekst komt deels uit de oratie ‘Architectuur van leren voor de loopbaan: richting en ruimte (Kuijpers, 2012).
Dit lectorenplatform richt zich op vakoverstijgend onderwijs op het snijvlak van kunst, wetenschap en technologie: ArtsSciences onderwijs. Het doel van het platform is dat leerlingen en studenten vanuit verschillende kennisdomeinen gestimuleerd worden om samen op zoek te gaan naar nieuwe manieren van leren en het oplossen van problemen. Om dit doel te bereiken zet het platform in op het actualiseren van leerinhouden van kunst- en bètavakken en hoe ze elkaar in onderlinge interactie kunnen versterken: van funderend tot beroepsonderwijs. Met de platformregeling II wil het platform (1) het bestaande netwerk uitbreiden om meer kritische massa te genereren voor het opzetten van activiteiten en het doen van onderzoeksaanvragen en (2) de onderzoeksagenda doorontwikkelen, om nader aan te sluiten bij de strategische onderzoeksagenda voor het HBO (met name via de NWA) en om de brede implementatie van Arts Sciences onderwijs voor te bereiden. Het platform initieert onderzoek en activiteiten, zoals de participatie in- en initiëren van- interdisciplinaire onderzoeksinitiatieven, het ontwikkelen van voorbeelden voor de ArtsSciences lespraktijk, het adviseren bij de ontwikkeling van een blauwdruk voor een ArtsSciences minor en de organisatie van (inter)nationale ArtsSciences bijeenkomsten/symposia.
In staat zijn om te ‘leren leren’ vergroot de succeskansen van kinderen en jongeren tijdens hun hele schoolcarrière. Aandacht hiervoor helpt hen bovendien voor te bereiden op een leven lang leren in een kennissamenleving waarin grenzen tussen traditionele beroepsgroepen vervagen, werk in toenemende mate veelzijdiger en multidisciplinair wordt en er meer dan ooit van baan wordt gewisseld. Deze inzichten hebben in het onderwijs geleid tot toenemende aandacht voor het bevorderen van zelfregulerend leren (ZRL), wat inhoudt dat leerlingen zelf initiatieven ondernemen, doorzettingsvermogen tonen en adaptief het eigen leerproces vormgeven om hun doelen te bereiken Onderzoek laat echter zien dat beschikbare wetenschappelijk kennis over het effectief bevorderen van ZRL maar moeizaam doorwerkt naar de klassenpraktijk. Dit leidt ertoe dat praktische en onderbouwde instrumenten voor leraren ontbreken. Vanuit dit knelpunt slaan, binnen het consortium MOZAIC, onderwijsprofessionals en onderzoekers de handen ineen om vanuit een gedeelde ambitie hier verandering in te brengen. MOZAIC staat voor MOtivatie (als belangrijkste aanjager van hogere orde (meta)cognitieve processen), Zelfregulatie (als centrale focus), ACtiverende didactiek (gericht op het activeren van ZRL bij leerlingen) en InteraCtie (tussen leraren-leerlingen; praktijk-wetenschap). Onze focus ligt op versterking van het handelen van leraren door het ontwikkelen en onderzoeken van concreet toepasbare oplossingen voor ZRL-gerelateerde praktijkvraagstukken. We geven dit ontwikkelproces vorm als een gelaagd ontwerpgericht actieonderzoek. Sector-overstijgende ontwerpgroepen van leraren uit het basis- en voortgezet onderwijs, en onderzoekers werken samen in een iteratief proces van evidence-informed (her)ontwerpen, uitproberen en methodisch-systematisch evalueren, waarbij alle deelnemende partijen maximaal profiteren. Overkoepelend voeren we een vergelijkende gevalsstudie uit over deze ontwerpgroepen, die leidt tot een set van generieke ontwerprichtlijnen voor ZRL-bevorderende didactiek geïllustreerd met praktijkvoorbeelden. Kennisdisseminatie vindt plaats door het opleveren van zowel praktische als wetenschappelijke publicaties en presentaties. Bovendien vloeien verworven inzichten terug naar de curricula van deelnemende lerarenopleidingen
Top-Up is nodig om een onderbelicht onderwerp uit het project Play Fit verder uit te werken in een ebook en zodoende toegankelijk te maken voor onderwijs en bedrijfsleven. Het gaat hierbij om het onderwerp Swimgames. De aandacht voor innovatie in het zwembad neemt toe, maar toch blijven de meeste partijen handelingsverlegen. De aggregatie van de resultaten willen we ook gebruiken om een nieuw projectvoorstel met het MKB in te dienen om zo onderzoek in het HBO te gebruiken om het onderzoek naar meer en veilig zwemmen te stimuleren. Play Fit was bedoeld om VMBO scholieren in de context van een school meer aan het bewegen te krijgen. Een deel hiervan is al gevat in ebooks (http://www.playfitproject.nl/ebooks/), maar van swimgames nog niet. Een apart onderdeel in het curriculum is schoolzwemmen. Er zijn onder Play Fit een paar verkennende initiatieven geweest, zoals game jams in het zwembad om hier aandacht aan te schenken en de bevindingen uit de school te kunnen generaliseren. De swimgames adresseren een belangrijk onderdeel in het activeren van de Nederlandse jeugd: Jongeren zijn moeilijk tot een zwembadbezoek te motiveren als een zwembad minder aansluit bij hun belevingswereld. Voor de regionale zwembaden heeft het wegblijven van deze groep impact op het sluitend krijgen van de exploitatie. Daarmee komen andere functies (regionale ontmoetingsplaats, sportlocatie) en doelgroepen (kinderen die leren zwemmen, ouderen die gezond fit willen blijven, verenigingen) onder druk te staan. Dat beeld wordt bevestigd door de zwembadbranche. Zwembad exploitanten zoals OptiSport (OS) en Sportfondsen B.V. (SF) geven aan dat met name de jeugd van 12 tot 22 jaar wegblijft: “Na de basisschool komen ze steeds minder in het zwembad, om pas terug te komen als ze zelf kinderen hebben”. Voor Center Parcs N.V. (CP) is de “Aqua Mundo” de spil in het aanbod, “de vakantie dichtbij voor de hele familie”. Jongeren vinden de Aqua Mundo minder interessant, waardoor de keuze voor de Aqua Mundo en CP als vakantie bestemming vaker ter discussie wordt gesteld in een gezin. Behalve deze activerende functie heeft de afname in zwemvaardigheid tot gevolg dat in Nederland het aantal gevallen van verdrinking stijgt, op dit moment enkele duizenden per jaar. In juli 2014 zijn hier Kamervragen over gesteld. De minister van VWS wijst voor de oorzaak naar de afgenomen vaardigheid van de zwemmers door verminderd zwembadbezoek. Het ligt niet aan de verminderde ondersteuning in het zwemonderwijs, 94% van de kinderen haalt nog altijd minstens één zwemdiploma. Voor de afname in zwemvaardigheid wijst de minister naar de ouders, zij moeten hun kroost (met name de jeugd) naar het zwembad brengen. Zo bezien zijn de bevindingen uit dit PlayFit onderdeel, een belangrijke bijdrage aan de aan het activeren van de samenleving voor meer vormen, aantrekkelijke en veilige vormen van beweging. De Top-Up financiering is nodig om ook dit onderdeel verder uit te kunnen werken.