Op 1 oktober 2019 verzorgde het programma OptimaliserenOnderwijs Palliatieve Zorg (O²PZ) het symposium PalliatieveZorg: optimaliseren begint bij onderwijs. Het symposium vormdede afsluiting van het eerste subsidiejaar en een opmars naar dekomende twee jaar. Fred Lafeber (beleidscoördinator Palliatieve Zorg, ministerie vanVWS), Sander de Hosson (longarts), Rob Bruntink (journalist),Marieke van den Brand (internist - ouderengeneeskunde en docent)en Monique Steegers (hoogleraar Pijngeneeskunde en PalliatieveGeneeskunde en docent) spraken over het belang van palliatievezorg in het onderwijs. Patrick van Veen (bioloog) vertelde aan dehand van het gedrag van apen hoe hiervoor onderwijscurriculaveranderd kunnen worden. Tijdens de workshops ontvingen dedeelnemers praktische tips en tools om de optimalisatieslag in hetzorgonderwijs over palliatieve zorg te maken. In dit e-book vindt u een samenvatting van het symposium.
MULTIFILE
Geriatrische revalidatie: Lectorale rede Marije Holstege Inspiratie uit de praktijk Mijn interesse voor de geriatrische revalidatie is gewekt toen ik als fysiotherapeut aan het werk ging in verpleeghuis De Noordse Balk in Wormerveer. Daar zag ik de grote uitdagingen die gepaard gaan met de groep kwetsbare ouderen die na een meestal acute opname in het ziekenhuis vanwege een beroerte, gebroken heup of achteruitgang van functioneren, gaan revalideren om weer terug naar huis te kunnen. Dit doen zij onder begeleiding van een team van professionals met verschillende expertises. De ervaringen die ik heb opgedaan en de voorbeelden uit de praktijk inspireren mij nog steeds in mijn huidige werk als onderzoeker. Bijzonder lectoraat Geriatrische revalidatie Het bouwen aan het praktijkonderzoek in de geriatrische revalidatie en de al bestaande samenwerkingen tussen Omring en Hogeschool Inholland maakten dat er ook een gezamenlijke ambitie was om een bijzonder lectoraat in te stellen voor geriatrische revalidatie. De leeropdracht richt zich op het optimaliseren van de geriatrische revalidatie door het slimmer (met innovatieve interventie én door inzet digital health) en het samen door ontwikkelen naar toekomstbestendige zorg. Dit om de best mogelijk passende zorg te kunnen geven samen met de professionals, revalidanten en hun naasten. Ik ben er trots op dat Omring deze leerstoel heeft ingesteld in samenwerking met Hogeschool Inholland en het daarmee mogelijk maakt om de onderzoekslijnen binnen deze leerstoel verder te verstevigen. Dit doe ik door een bijdrage te leveren aan de verbinding tussen onderzoek, praktijk en onderwijs. Ik krijg vaak de vraag wat een lector eigenlijk doet. Een lector doet praktijkgericht onderzoek naar vraagstukken uit de praktijk om te achterhalen wat oorzaken zijn en mogelijke oplossingen. Dit om bij te dragen aan het verder optimaliseren van geriatrische revalidatie, zelfredzaamheid en eigen regie van revalidanten en naasten, professionalisering van studenten, docenten en professionals van Hogeschool Inholland en Omring. En daarbij ook landelijk deze kennis te delen. Door deze samenwerking kunnen we het onderwijs en de studenten structureel verbinden aan relevante praktijkgerichte vraagstukken. Dit doe ik zeker niet alleen, maar met een heel team van onderzoekers binnen het lectoraat; we noemen dit de kenniskring. De onderzoekers in de kenniskring doen naast het werk in de praktijk onderzoek. Ze doen dit samen met studenten, die onderzoek- en innovatieopdrachten uitwerken, samen met gedreven professionals uit de praktijk én in samenwerking met docenten, collega-lectoren en externe onderzoekspartners. Vooral het samen doen maakt dit werk ontzettend leuk. Aan het eind van mijn rede kom ik terug op hoe die samenwerking eruitziet.
INTRODUCTION: Patients with COVID-19-related acute respiratory distress syndrome (ARDS) have been postulated to present with distinct respiratory subphenotypes. However, most phenotyping schema have been limited by sample size, disregard for temporal dynamics, and insufficient validation. We aimed to identify respiratory subphenotypes of COVID-19-related ARDS using unbiased data-driven approaches.METHODS: PRoVENT-COVID was an investigator-initiated, national, multicentre, prospective, observational cohort study at 22 intensive care units (ICUs) in the Netherlands. Consecutive patients who had received invasive mechanical ventilation for COVID-19 (aged 18 years or older) served as the derivation cohort, and similar patients from two ICUs in the USA served as the replication cohorts. COVID-19 was confirmed by positive RT-PCR. We used latent class analysis to identify subphenotypes using clinically available respiratory data cross-sectionally at baseline, and longitudinally using 8-hourly data from the first 4 days of invasive ventilation. We used group-based trajectory modelling to evaluate trajectories of individual variables and to facilitate potential clinical translation. The PRoVENT-COVID study is registered with ClinicalTrials.gov, NCT04346342.FINDINGS: Between March 1, 2020, and May 15, 2020, 1007 patients were admitted to participating ICUs in the Netherlands, and included in the derivation cohort. Data for 288 patients were included in replication cohort 1 and 326 in replication cohort 2. Cross-sectional latent class analysis did not identify any underlying subphenotypes. Longitudinal latent class analysis identified two distinct subphenotypes. Subphenotype 2 was characterised by higher mechanical power, minute ventilation, and ventilatory ratio over the first 4 days of invasive mechanical ventilation than subphenotype 1, but PaO2/FiO2, pH, and compliance of the respiratory system did not differ between the two subphenotypes. 185 (28%) of 671 patients with subphenotype 1 and 109 (32%) of 336 patients with subphenotype 2 had died at day 28 (p=0·10). However, patients with subphenotype 2 had fewer ventilator-free days at day 28 (median 0, IQR 0-15 vs 5, 0-17; p=0·016) and more frequent venous thrombotic events (109 [32%] of 336 patients vs 176 [26%] of 671 patients; p=0·048) compared with subphenotype 1. Group-based trajectory modelling revealed trajectories of ventilatory ratio and mechanical power with similar dynamics to those observed in latent class analysis-derived trajectory subphenotypes. The two trajectories were: a stable value for ventilatory ratio or mechanical power over the first 4 days of invasive mechanical ventilation (trajectory A) or an upward trajectory (trajectory B). However, upward trajectories were better independent prognosticators for 28-day mortality (OR 1·64, 95% CI 1·17-2·29 for ventilatory ratio; 1·82, 1·24-2·66 for mechanical power). The association between upward ventilatory ratio trajectories (trajectory B) and 28-day mortality was confirmed in the replication cohorts (OR 4·65, 95% CI 1·87-11·6 for ventilatory ratio in replication cohort 1; 1·89, 1·05-3·37 for ventilatory ratio in replication cohort 2).INTERPRETATION: At baseline, COVID-19-related ARDS has no consistent respiratory subphenotype. Patients diverged from a fairly homogenous to a more heterogeneous population, with trajectories of ventilatory ratio and mechanical power being the most discriminatory. Modelling these parameters alone provided prognostic value for duration of mechanical ventilation and mortality.
Veel ouderen ervaren tijdens en na ziekenhuisopname functieverlies. ‘Function Focused Care in Hospital’, ook wel bekend als bewegingsgerichte zorg, is een interventie gericht op het voorkomen en verminderen van functieverlies bij ouderen tijdens een ziekenhuisopname. Verpleegkundigen moedigen patiënten aan tot actieve betrokkenheid in de dagelijkse zorgmomenten.Doel Doel van dit project is de effectiviteit bepalen van Function Focused Care in Hospital op het fysiek functioneren van patiënten die opgenomen zijn in de Nederlandse ziekenhuizen. Resultaten Nederlandstalig scholingsprogramma en handboek van de Function Focused Care in Hospital-benadering voor de ziekenhuissetting; Een evaluatie van het proces en de uitkomsten van de Function Focused Care-benadering. Looptijd 01 november 2020 - 31 oktober 2025 Aanpak Er is een haalbaarheidsstudie uitgevoerd, die uitwees dat de interventie geschikt is voor de Nederlandse praktijk. Op de neurologische en geriatrische afdelingen van drie ziekenhuizen is Function Focused Care in Hospital in de dagelijkse zorg geïmplementeerd en geëvalueerd op effectiviteit. Over de interventie Function Focused Care (FFC) is een zorgbenadering waarin verpleegkundigen patiënten actief betrekken bij alle zorgmomenten om hun fysiek functioneren te optimaliseren. Eerder onderzoek heeft laten zien dat FFC een positief effect heeft op fysieke activiteit, mobiliteit en ADL bij ouderen in de wijk en de langdurige zorg. Ook laten studies in de acute zorg belovende resultaten zien van FFC op fysieke activiteit en mobiliteit bij ouderen opgenomen in het ziekenhuis. Voorbeelden van zorg volgens de FFC-benadering zijn met de patiënt naar de badkamer lopen in plaats van wassen op bed, of de maaltijd aan tafel nuttigen in plaats van zittend in bed eten. De essentie van FFC is het behouden of, indien mogelijk, verbeteren van het fysieke functioneren. Tijdens de hele ziekenhuisopname wordt de patiënt aangemoedigd meer tijd te laten besteden aan fysieke activiteit op een op de patiënt aangepast niveau. Co-financiering Het project wordt mede gefinancierd door ZonMW, projectnummer 520002003.
Kwetsbare thuiswonende ouderen met een acute zorgvraag worden regelmatig opgenomen in het ziekenhuis. Het voorkómen van een onnodige acute opname is belangrijk. Een acute opname leidt namelijk vaak tot negatieve uitkomsten voor ouderen, zoals het vergroten van kwetsbaarheid, lichamelijke achteruitgang en functieverlies. Uit meerdere gespreksrondes met wijkverpleegkundigen blijkt dat zij het lastig vinden om de medische urgentie van een acute zorgvraag van ouderen goed in te schatten, en zodanig over te dragen naar de huisarts, zodat deze de urgentie begrijpt en oppakt. Ambulancezorgprofessionals geven aan dat zij de medische toestand juist goed in beeld hebben, maar de ondersteuningsbehoefte bij kwetsbare oudere moeilijk in kunnen schatten en niet weten wiens verantwoordelijkheid het is om de ondersteuningsbehoefte aan over te dragen. Beide disciplines kunnen van elkaar leren. Met dit project beogen wij door ontwerpgericht onderzoek kennisuitwisseling tot stand te brengen en nieuwe toepasbare kennis en handvatten te ontwikkelen om de handelingsverlegenheid van wijkverpleegkundigen en ambulancezorgprofessionals bij kwetsbare ouderen te verminderen. Hiermee dragen we bij aan het oplossen van de knelpunten in de acute zorgverlening voor kwetsbare ouderen in de thuissituatie en ondersteunen we maatschappelijke ontwikkelingen gericht op het organiseren van zorg dicht bij de patiënt. De eerste stap van het plan van aanpak is om knelpunten en oorzaken verder in kaart te brengen, met behulp van een PRISMA-analyse van echte ‘vastgelopen’ casuïstiek van kwetsbare ouderen met een acute zorgvraag. Vervolgens worden instrumenten in kaart gebracht via een rapid literatuurreview, aangevuld met via een enquête verkregen gegevens onder professionals in Nederland. Deze informatie wordt verwerkt in een drietal ontwerpsessies, waarbij handvatten voor wijkverpleegkundigen en ambulancezorgprofessionals in co-creatie worden ontwikkeld. Vervolgens worden deze handvatten in een pilot getest op haalbaarheid. Met deze uitkomsten worden handvatten zo nodig aangepast en vervolgens verspreid onder betrokken professionals via diverse kanalen, kennissessies en in het HBO-onderwijs opgenomen.
Eerstelijns fysiotherapiepraktijken worden enerzijds geconfronteerd met een steeds grotere vraag vanuit de samenleving om hun aanbod te vernieuwen en hoge kwaliteit te leveren. Anderzijds hebben zij weinig financiële middelen om hun aanbod te innoveren. Hoe ga je als kleine zorgondernemer binnen de fysiotherapie om met deze uitdagingen?