Kijkend naar de ontwikkelingen in de medische en farmaceutische zorg, concludeer ik dat het belang van innovaties niet altijd in overeenstemming is met de snelheid waarmee die innovaties hun plek krijgen in het standaardhandelingsarsenaal van zorgverleners. Veranderingen in de zorg gaan vaak langzaam en doorbraken worden slecht herkend. De vraag is hoe dit komt. Er blijken vele factoren van invloed op het mogelijke succes van een innovatie. Van groot belang is het inzicht dat innoveren meer is dan iets bedenken en dan maar aannemen dat het wel zal worden opgepikt door de (potentiële) doelgroep. Het aan de man brengen (‘dissemineren’) van de innovatie is mede bepalend voor een succesvolle implementatie. In de farmaceutische zorg is voor deze overbruggingsfunctie een belangrijke rol weggelegd voor de farmakundige. Mijn lectoraat, dat is gekoppeld aan de opleiding Farmakunde, zal zich bezighouden met het onderzoek naar het proces om farmaceutische innovaties te dissemineren. In deze openbare les licht ik de context en consequenties van dit onderzoeksthema nader toe. Ik begin met een uitleg van de farmakundige en diens toegevoegde waarde in het werkveld (hoofdstuk 1), en vervolg met een korte beschrijving van recente veranderingen binnen de zorg (hoofdstuk 2). In het begeleiden van die veranderingen ligt een belangrijke meerwaarde van de farmakundige, en de missie van dit lectoraat. Daarna (hoofdstuk 3) beschouwen we het innoveren in de (farmaceutische) gezondheidszorg in meer detail. Hoofdstuk 4 geeft diverse handvatten voor het kiezen van de juiste interventies om de afstand tussen de innovator en de toekomstige gebruiker te overbruggen en zodoende de toegang voor de gebruiker tot de innovatie te verbeteren. De keuze van de onderzoekslijnen van mijn lectoraat, zoals in hoofdstuk 5 beschreven, is daarvan afgeleid
DOCUMENT
In Nederland gebruiken 65 plussers drie keer zoveel medicijnen als de gemiddelde Nederlander. Voor 75 plussers geldt dat zij vijf keer zoveel medicijnen gebruiken. In combinatie met leeftijdsgerelateerde natuurlijke veranderingen in het metabolisme, verminderde cognitie, multi-morbiditeit, verminderde nierfunctie, polyfarmacie en verminderde capaciteit tot herstel, zijn ouderen kwetsbaar voor medicatiegerelateerde problemen. Thuiszorg cliënten zijn doorgaans ouder dan 65 jaar, waardoor er vaker sprake is van polyfarmacie en verminderde cognitie. Daarom bevinden zich vooral in deze populatie cliënten, die kwetsbaar zijn voor medicatiegerelateerde problemen. Verschillende studies hebben aangetoond dat huisartsen en apothekers een bijdrage kunnen leveren aan het herkennen van medicatiegerelateerde problemen bij hun patiënten. Er is echter weinig aandacht besteed aan het vroegsignaleren van observaties die kunnen duiden op een medicatie gerelateerd probleem door thuiszorgmedewerkers. In aanvulling op de huisarts en apotheker zouden thuiszorgmedewerkers, die hun patiënten op regelmatige basis thuis bezoeken, een bijdrage kunnen leveren aan het vroegsignaleren van potentiële medicatiegerelateerde problemen. Het doel van dit proefschrift is het: 1. verkennen van de opvattingen van ouderen ten aanzien van hun medicatie en hun medicatie management capaciteit gerelateerd aan zelfmanagement vaardigheden en cognitie; 2. beschrijven van de kennis, houding en medicatie management praktijk van thuiszorgmedewerkers; 3. vaststellen of een gestandaardiseerde observatielijst leidt tot vroegsignalering van potentiële medicatiegerelateerde problemen in de thuiszorg
DOCUMENT
In dit afscheidscollege kijk ik terug op de afgelopen vier jaren en schets ik een beeld van de mogelijkheden voor de toekomst. De ondertitel van het afscheidscollege luidt: Van het lectoraat ‘Disseminatie van Farmaceutische Innovaties’ naar het lectoraat ‘Innovatie van Zorgprocessen in de Farmacie’. Het betoog begint met een overzicht van de ontwikkelingen in de (farmaceutische) zorg sinds de start van ons lectoraat (Hoofdstuk 2, Van waar komen we?). Daarna vat ik samen wat we zelf hebben gepresteerd (Hoofdstuk 3, Wat hebben we bereikt?). In hoofdstuk 4 werp ik een blik op de toekomst (Waar gaan we heen?). En ik kan het niet laten ook nog een paar gedachten te formuleren over hoe we die toekomst vorm kunnen geven (Hoofdstuk 5: Hoe gaan we erheen?). Een samenvatting staat in hoofdstuk 6 en ik eindig met een kort dankwoord in hoofdstuk 7.
DOCUMENT
Op welke wijze kan het lectoraat FAI zijn onderzoeksterrein positioneren in genoemd referentiekader en bijdragen aan het versterken van het businessmodeldenken? Om dit te schetsen wordt in het volgende hoofdstuk verder ingezoomd op de relatie tussen businessinnovatie en het belang van onderzoek aan de hand van een doorkijk naar de nieuwe rol van de accountant in de veranderende wereld. Hoewel het door het lectoraat uitgevoerde onderzoek zich niet uitsluitend richt op de beroepsgroepaccountants, is voor deze openbare les bewust gekozen om de veranderende wereld van één beroepsgroep eruit te lichten in plaats van een generiek verhaal neer te zetten. Ik heb gekozen voor de beroepsgroep accountants omdat ik zelf onderdeel van deze professie ben, al geruime tijd werkzaam ben in deze branche en onlangs ben gepromoveerd in deze discipline. Diverse rapporten en documenten geven aan dat de professionals de noodzaak tot innovatie van het vak onderkennen. Is mijn verhaal ook voor ‘niet-accountants’ interessant?Jazeker, de veranderingen waar accountants voor staan doen zich namelijk in vergelijkbare vormen ook voor in aangrenzende beroepen (zoals controllers) en bij andere zakelijke dienstverleners (bijvoorbeeld notarissen, assurantietussenpersonen). Zorgprofessionals (zoals fysiotherapeuten en apothekers) zullen mogelijk parallellen zien wat betreft de invloed van ICT op bestaande processen (procesoptimalisatie, e-health) en de invloed van regulering in de branche op hun businessmodellen. Ten slotte wordt, voor diegenen die nog relatief onbekend zijn met lectoren en lectoraten, in hoofdstuk 3 kort de rol en plaats van het lectoraat in de kennisinfrastructuur in Nederland toegelicht.
DOCUMENT
Oudere patiënten slikken, als ze meerdere chronische ziekten hebben, vaak heel wat pillen op een dag. Maar wie houdt bij patiënten die thuis wonen het overzicht over al die verschillende medicijnen? Van de bijwerkingen? En of die pillen wel doen wat ze moeten doen? Verpleegkundige Nienke Dijkstra (33) onderzocht hoe in de wijk wordt omgegaan met medicatie en keek naar de rol van verpleegkundigen daarbij.
LINK
In de huidige gezondheidszorg ontvangen patiënten vaak zorg van verschillende zorgverleners, bijvoorbeeld de huisarts (eerstelijns zorg) en de specialist in het ziekenhuis (tweedelijns zorg). Wanneer een patiënt die geneesmiddelen gebruikt in het ziekenhuis opgenomen wordt, brengt dit vaak de betrokkenheid van verschillende voorschrijvers met zich mee. Na ontslag uit het ziekenhuis ontstaan hierdoor vaak zogenoemde geneesmiddelgerelateerde problemen. Informatie over het geneesmiddelengebruik van de patiënt wordt bij het ontslag uit het ziekenhuis namelijk vaak onvolledig overgedragen naar de eerstelijnszorgverleners. Daarnaast wordt de patiënt niet altijd goed geïnformeerd over de veranderingen van zijn geneesmiddelen, zoals bijvoorbeeld over aanpassingen in de dosering of nieuwe geneesmiddelen. De ontstane geneesmiddelgerelateerde problemen kunnen de patiëntveiligheid in gevaar brengen. Ze kunnen bijvoorbeeld resulteren in een ongeplande heropname in het ziekenhuis of andere gezondheidsschade voor de patiënt. Zo ervaart een op de vijf patiënten binnen drie weken na ontslag een bijwerking van een geneesmiddel. De focus van de studies beschreven in dit proefschrift ligt op de periode direct na het ontslag uit het ziekenhuis. We noemen dit de heropname in de eerste lijn. Patiënten, maar ook hun mantelzorgers, voelen zich vaak onvoorbereid voor de thuiskomst. Tijdens de ziekenhuisopname nemen de zorgverleners in het ziekenhuis de zorg voor de patiënt op zich. Het moment van ontslag betekent dat zij zelf de regie over hun gezondheid en geneesmiddelen weer moeten overnemen. Het is daarom van belang om kort na het ontslag uit het ziekenhuis het geneesmiddelengebruik met de patiënt te evalueren om onduidelijkheden over bijvoorbeeld hun nieuwe geneesmiddelenschema weg te nemen. Van oudsher hadden openbaar apothekers als hoofdtaak het bereiden en verstrekken van geneesmiddelen. Tegenwoordig zijn zij echter meer en meer betrokken bij het begeleiden van patiënten met betrekking tot hun geneesmiddelengebruik. Deze andere rol kan cruciaal zijn bij het garanderen van de medicatieveiligheid gedurende en na de overgang van het ziekenhuis naar huis. Daarom is het doel van dit proefschrift om de problemen die optreden bij de heropname in de eerste lijn te ontrafelen en om de rol van de openbaar apotheker hierin te onderzoeken.
LINK
Verslag van het project Samenredzaam. Drie best practices, uitgevoerd door het Netwerk Utrecht Zorg Ouderen (NUZO) om ouderen zo lang mogelijk zelfstandig en prettig te kunnen laten wonen in hun dagelijkse omgeving.
DOCUMENT
Voor het afstemmen van zorg moeten zorgverleners informative met elkaar delen. Er is dan ook een grote diversiteit aan (nieuwe) interprofessionele overlegvormen. Maar patiëntgerelateerde informatie delen mag niet zomaar. Daarvoor gelden verschillende wetten en regels. In dit artikel zetten we ze op een rijtje.
DOCUMENT
Collaboration among various professions often faces barriers owing to divergent perspectives, priorities, and expertise shaped by distinct socialization processes. These differences can hinder effectiveness, efficiency, and workforce well-being. The Extended Professional Identity Theory (EPIT) addresses this issue by fostering an interprofessional identity without weakening professional identities. Drawing from psychological theories, EPIT explains the coexistence of interprofessional and professional identities, and predicts associated behaviors. It also emphasizes the importance of combining interprofessional identity formation with developing interprofessional competencies and adapting to environmental factors to achieve synergy in (temporary or permanent) mixed profession groups. Introduced in 2018, EPIT research initially relied on the measurement of congruent interprofessional behaviors as indirect indicators of interprofessional identity that could not yet be measured. An experiment demonstrated that enhancing social identification in mixed profession groups with interprofessional assignments reduced the social hierarchy within 6 h across three meetings. The 2020 development of the Extended Professional Identity Scale (EPIS) confirmed interprofessional identity as a three-dimensional social construct. So far, several scientific studies have supported many propositions of EPIT. These propositions are related to dimensionality and various psychometric properties, cross-cultural similarities, evidence and clues for interprofessional identity formation, and its predictive validity in interprofessional education and collaborative practice. Türkiye is among several countries (e.g., the Netherlands, Belgium, Germany, Lithuania, Finland, and Indonesia) where EPIT-based interprofessional identity is being investigated. To illustrate contextual differences and their potential cross-cultural implications, it is valuable to explore how interprofessional identity adds value in the Turkish context. This approach facilitates understanding the regional implications of interprofessional identity, including interprofessional education initiatives, increased university engagement, the development of measurement instruments, challenges and future directions, and national and international collaborations. This paper aims to explain and clarify EPIT propositions compared to other theories, describe current evidence, and outline future research directions, with a focus on developments within the Turkish context as a showcase.
DOCUMENT
Het doel van het dit onderzoek is om inzicht te krijgen in het gedrag van burgers in NoordNederland met betrekking tot het omgaan met ongebruikte medicijnen. Deze inzichten kunnen worden gebruikt om media-gedragsinterventies te ontwerpen die burgers stimuleren om ongebruikte medicijnen in te leveren bij een apotheek of de milieustraat. Het onderzoek is uitgevoerd door het lectoraat Transformational Media van NHL Stenden Hogeschool en maakt deel uit van het door SNN-gesubsidieerde project "Medicijnresten uit Water", een samenwerkingsproject van het Netwerk Medicijnresten uit water Noord-Nederland. Dit is een brede samenwerking van 20 partners uit de zorg-, water- en kennissector, geleid door het HANNN (Healthy Ageing Network Noord-Nederland), met als doelstelling om medicijnresten in het water te verminderen door een Mcross-sectorale samenwerking.
DOCUMENT