Op papier lijkt hybride werken een uitkomst voor mensen met een arbeidsbeperking. In de praktijk wordt deze kans te weinig gegrepen, zo blijkt uit onderzoek van Hogeschool van Amsterdam en Hogeschool Saxion. Het zit 'm vaak in kleine aanpassingen die al veel verbetering brengen.Hybride werken, waarbij een deel van de tijd thuis en een deel op kantoor wordt gewerkt, biedt veel voordelen voor medewerkers met een arbeidsbeperking. Denk bijvoorbeeld aan meer flexibiliteit in werkuren, autonomie in werktaken en het bewaken van de werk-privé balans. De realiteit blijkt echter een stuk weerbarstiger.
LINK
De Participatiewet heeft niet de inclusieve arbeidsmarkt gecreëerd waarop bij de invoering werd gehoopt.Toch wil de meerderheid van de mensen met een beperking graag aan de slag bij een reguliere werkgever. Op basis van uitgebreid onderzoek wordt gepleit op een recht op volwaardige deelname aan de arbeidsmarkt voor iedereen met een arbeidsbeperking.
DOCUMENT
De Participatiewet en de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten moeten ervoor zorgen dat veel meer mensen met een arbeidsbeperking duurzaam aan het werk komen. In de praktijk komt hier nog onvoldoende van terecht. In dit artikel komt het perspectief van de arbeidsbeperkten zelf aan bod. Waar lopen zij tegenaan en wat is hun behoefte?
DOCUMENT
Wat zijn de ervaringen van mensen met een arbeidsbeperking met werken in reguliere bedrijven? En hoe kunnen wij die ervaringen inzetten om duurzame dienstverbanden voor deze groep mensen te bevorderen? Deze onderzoeksvragen liggen ten grondslag aan deze rapportage
DOCUMENT
Dit rapport geeft de uitkomsten weer van een enquête onder bedrijven en instellingen in de arbeidsmarktregio Groningen naar hun behoefte aan een arbeidspool. De enquête is in opdracht van het Regionaal Werkbedrijf uitgevoerd door het lectoraat Juridische Aspecten van de Arbeidsmarkt van de Hanzehogeschool Groningen. Werkgevers in de arbeidsmarktregio Groningen blijken bereid om werkplekken te creëren voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt maar lopen daarbij ook tegen knelpunten aan. Het Regionaal Werkbedrijf wil weten in hoeverre bedrijven en instellingen de gesignaleerde knelpunten herkennen. Ook wil het Werkbedrijf inzicht in hoeverre een arbeidspool zou kunnen bijdragen om die knelpunten op te lossen en te helpen bij het creëren van (meer) arbeidsplekken voor mensen met een arbeidsbeperking. De enquête is gericht uitgezet onder de 45 leden van Noorderlink en 14 leden van werkgeversvereniging AWVN. 28 Respondenten hebben de enquête ingevuld waarvan 20 alle vragen hebben beantwoord.Een ruime meerderheid van de respondenten zet mensen met een arbeidsbeperking in hun organisatie in. Zou daarvoor een arbeidspool worden opgericht, dan zou een meerderheid van de respondenten daar aan deelnemen. De belangstelling voor een arbeidspool lijkt bij de respondenten niet in deeerste plaats gekoppeld aan de inzet van medewerkers met een arbeidsbeperking. De belangstelling onder de respondenten is nog groter voor een arbeidspool die gericht zou zijn op het herplaatsen van medewerkers. Ook een ‘bredere’ arbeidspool gericht op meer doelen en/of doelgroepen, bijvoorbeeld ontwikkeling van medewerkers of het opvangen van pieken, kan op meer deelname rekenen dan een pool die alleen gericht is op het inzetten van medewerkers met een arbeidsbeperking.Ten aanzien van de vormgeving vinden de meeste respondenten dat bedrijven en instellingen en gemeenten en UWV de belangrijkste deelnemende partijen zouden moeten zijn. De meeste hebben geen voorkeur voor de juridische vormgeving van de arbeidspool en voor zover men een voorkeuraangaf is de stichting het meest genoemd. Een ruime meerderheid van de respondenten vindt dat de arbeidspool meerdere taken zou moeten uitvoeren: detachering, scholing en ontwikkeling, doorstroom en begeleiding van de medewerkers. Tenslotte geeft een meerderheid van de respondenten aan bereidte zijn om financieel bij te dragen aan een arbeidspool, met name aan de scholing en begeleiding van de medewerkers. Eveneens is een meerderheid van de respondenten bereid om mee te werken aan eventuele vervolgactiviteiten door het Regionale Werkbedrijf gericht op het ontwikkelen van eenarbeidspool.Samengevat kan gesteld worden dat een meerderheid van de respondenten positief staat tegenover de ontwikkeling van een arbeidspool. Opgemerkt moet worden dat de gekozen onderzoekpopulatie geen aselecte steekproef betreft van alle bedrijven en instellingen in de arbeidsmarktregio Groningen. Dat wasook niet de opzet, het Regionaal Werkbedrijf wilde een eerste indruk van de mogelijke behoefte aan een arbeidspool. Van die behoefte lijkt bij een meerderheid van de respondenten sprake te zijn.
DOCUMENT
Centraal staan de ervaringen van mensen met een arbeidsbeperking, die duurzaam geplaatst zijn bij een werkgever. We hebben 22 van hen (en waar mogelijk hun leidinggevende en collega's intensief bevraagd en op basis van hun verhalen centrale thema's benoemd die relevant zijn bij aanname en duurzaamheid van de plaatsing. In 2017/ 2018 volgt een tweede meting bij dezelfde doelgroep.
DOCUMENT
In deze publicatie zijn de verhalen opgenomen van 22 mensen met een arbeidsbeperking die vertellen over de betekenis die werk voor hen heeft en over hun ervaringen met dat werk
DOCUMENT
SportDrenthe heeft twee sportseizoenen lang een proeftuin uitgevoerd waarbij de inzet was om 150 jongeren te bereiken die nu niet of minder maatschappelijk actief en/of betrokken zijn en waarbij de sportvereniging (of andere sportaanbieder) hen de nodige leerervaringen en sociale context kan bieden. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om jongeren met een tussenjaar, (meerderjarige) jongeren zonder startkwalificatie en zonder baan, jongeren met een arbeidsbeperking, jongeren in armoede, jonge statushouders, vroegtijdige schoolverlaters en andere kwetsbare en/of moeilijk toegankelijke jongeren met een afstand tot deelname in een reguliere sociale (werk)context. In deze monitoring worden de opbrengsten van de proeftuin in beeld gebracht waarbij de volgende vraag centraal staat:Wat zijn de opbrengsten van de MDT proeftuin in Drenthe voor de jongeren en de betrokken stakeholders?
DOCUMENT
Uit onderzoek van de Hanzehogeschool Groningen blijkt dat ondernemers bij de uitvoering van de Wet Banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten vragen om betrouwbaar partnerschap en het voor ogen houden van het gemeenschappelijke doel: werkplekken bieden.
MULTIFILE
Uitgangspunt van de Participatiewet is meedoen in de samenleving en werken naar vermogen. De wet moet ervoor zorgen dat meer mensen werk vinden, ook mensen met een arbeidsbeperking (wetten.overheid, 2015). In het onderzoek naar begeleidingsvormen binnen de bijstand in Amsterdam, hebben we de ruim 800 deelnemers ook gevraagd naar hun niet-betaalde werkzaamheden: vrijwilligerswerk, mantelzorg en scholing. Hoewel onze doelgroep niet representatief is voor de gehele bijstandspopulatie in Amsterdam, geven de onderstaande bevindingen wel een beeld van de situatie waarin bijstandsgerechtigden zich bevinden. Op basis van de vier metingen in het onderzoek (zie hoofdstuk 2 voor de opzet en fasering van de metingen) constateren we dat ruim de helft van onze deelnemers een of meer langdurige ziekten, aandoeningen of handicaps heeft. En weer de helft van hen komt daardoor niet tot (betaald) werken. Anderen geven aan niet meer uren te werken dan ze al doen, omdat dat een te grote fysieke of mentale belasting geeft. Er is in onze samenleving dus een hoog percentage mensen dat als gevolg van fysieke of mentale belemmeringen nooit betaald werk zal verrichten of nooit voldoende uren kan werken om uit de uitkering te komen. Dit betekent niet dat ze zich niet willen inzetten in de maatschappij. In sommige gevallen participeren ze al op een of andere manier, onbetaald. Meedoen naar vermogen kan immers ook het verrichten van vrijwilligerswerk en/of mantelzorg betekenen. Soms naast een baan, maar in enkele gevallen ook in plaats van een (parttime) baan. Als stimulans om te (blijven) participeren, is het voor veruit de meeste bijstandsgerechtigden belangrijk perspectief te bieden op (meer) betaald of onbetaald werk of op scholing.In dit hoofdstuk komen drie vormen van onbetaalde (maatschappelijke) activiteit aan bod die door de ondervraagde bijstandsgerechtigden naast of in plaats van een betaalde baan worden verricht: vrijwilligerswerk, mantelzorg en scholing.
DOCUMENT