This relationship between external knowledge providers, e.g. consultants and academic institutions, and small and medium enterprises (SMEs) is a difficult one. SME entrepreneurs think external advice is expensive, not required and/or not useful. In this paper these arguments are explored against the specific characteristics of SMEs. The argument of price probably tells more about the consultants inability to quantify the returns on their advice than about the cost of their services. Support policies enable free consults for SMEs on numerous topics, but the use of these facilities is relatively low. The suggestion that SME entrepreneurs do not need external knowledge is contradicted by their own assessment of their qualities. Typically the entrepreneurs lack expertise in supporting business functions like HR, IT, Finance and Legal. In SMEs these blank spots are not compensated by specialist staff members because the of the scale of the organization. The argument that the advice of an external consultant is generally not useful raises the question whether the insights gained in several business sciences only apply to large companies. This seems unlikely. Given the characteristics of SMEs the difference is probably more the context in which the insights are applied than the content of the insights itself. From the analysis of the characteristics of SMEs the dominant influence of the person of the owner/director, together with the absence of specialist staff, appeared as two of the most significant differences between SMEs and large companies. Given the personal profiles of these owners/directors as studied by Blom (Blom, 2001), the external knowledge providers should realize the three ways in consulting. The first way is the way of thinking. For this way it was stated already that the content of business sciences is not likely to differ for SMEs. The second way, the way of working, represents for the way information is gathered and the entrepreneur and his staff is involved in the process of developing the advice. In this way the consultant should allow for interaction and should make it fun for the participants. In this aspect, the process approach of consulting shows promising. The third way, the way of communicating, represents the way the knowledge is transferred from the advisor to the entrepreneur. In this way it is crucial to acknowledge the different personal profiles of SME entrepreneurs and consultants and to adjust the communication accordingly. Taking the three ways into account, the conclusion could be that the transfer of knowledge should be more the sharing of experiences. The Chair of Management Consulting will adjust her activities to explore this insight further.
DOCUMENT
Full text beschikbaar met HU-account. Het evalueren van de effectiviteit van een complexe interventie in een gerandomiseerde klinische trial is niet eenvoudig.1,2) In de literatuur wordt een interventie als effectief beschouwd wanneer er een positief resultaat op de primaire uitkomst is gevonden. Echter, om de validiteit en betrouwbaarheid van een interventie te beoordelen is kennis nodig over de mate waarin de interventie is uitgevoerd als gepland, ofwel de interventiegetrouwheid.3) Daarnaast geeft kennis over interventiegetrouwheid inzicht in hoeverre de implementatie succesvol was en daadwerkelijk een bijdrage heeft kunnen leveren aan de geobserveerde uitkomsten.
DOCUMENT
Als de veiligheid verbetert, maar de Rotterdammers dat niet lijken te merken, schiet het veiligheidsbeleid tekort. Bij de behandeling van het nieuwe veiligheidsprogramma, #Veilig010 (Gemeente Rotterdam, 2013), werd een raadsbrede motie ingediend om te achterhalen wat achter deze ontwikkeling schuilgaat. En vooral natuurlijk, wat daaraan gedaan zou kunnen worden. Dus werd besloten tot een zogenaamde ‘brede consultatie’. Als Rotterdamse lector Publiek Vertrouwen in Veiligheid legt Marnix Eysink Smeets zich al geruime tijd toe op de vraag hoe burgers hun veiligheid ervaren, waardoor die ervaring wordt beïnvloed en – vooral – wat je als bestuur eraan kunt doen om de veiligheidsbeleving op een voldoende niveau te brengen of te houden.
DOCUMENT
Het is belangrijker dan ooit om leefstijl-gerelateerde ziekten te voorkomen. De helft van de volwassenen in Nederland heeft overgewicht, 14% heeft zelfs ernstig overgewicht (obesitas). Artsen, verpleegkundigen en paramedici kunnen een belangrijke rol spelen bij het terugdringen hiervan. Wanneer zorgprofessionals n meer aandacht hebben voor een gezonde leefstijl van hun patiënten en ook de achterliggende factoren bij het ontstaan van overgewicht en obesitas bespreken kan er veel gezondheidswinst geboekt worden. Het landelijk doel, zoals benoemd in het Nationaal Preventieakkoord, is om in 2030 in het onderwijs voor zorgprofessionals voldoende aandacht te hebben voor voeding, bewegen, ontspanning, een brede blik op de achterliggende problematiek bij obesitas en samenwerking in de keten. De opdracht ‘Overgewicht en Leefstijl in Zorgopleidingen’ van het ministerie van VWS in het kader van het nationaal preventie akkoord heeft sinds de start in 2019 een beweging in gang gezet om binnen de opleidingen geneeskunde, HBO-V en MBO-V structurele aandacht voor het ontstaan, de gevolgen en de behandeling van overgewicht te vragen gezien de impact op zowel het individu als de samenleving. Doel Aanjagen en stimuleren van onderwijsvernieuwing voor structurele aandacht voor overgewicht en leefstijl in het curriculum van de WO opleidingen Geneeskunde en de HBO en MBO opleidingen Verpleegkunde. Resultaten Dit project draagt bij aan: • het door ontwikkelen en/of opstarten van aandacht voor overgewicht in de opleidingen geneeskunde, HBO-V en MBO-V. • het stimuleren van structurele inbedding van het thema overgewicht in het onderwijs. • het delen van ervaringen en het uitwisselen van kennis tussen de diverse opleidingen ten behoeve van borging van het thema overgewicht in het curriculum. • het actief betrekken van relevante sleutelfiguren in zorgonderwijs. Looptijd 01 juni 2019 - 31 maart 2023 Aanpak Er is een netwerk opgezet met geneeskunde en verpleegkunde opleidingen met docenten en opleiders van WO, HBO en MBO zorgonderwijs. Dit netwerk is betrokken bij de aanpak, behoefte-analyse, pilots, kennisverspreiding en het ontwikkelen van materialen voor onderwijsvernieuwing. Na afronding van het project zetten de betrokken opleidingen zelfstandig het netwerk voort. Er is een netwerk opgezet met inhoudelijke en branche-organisaties (gebundeld in de klankbordgroep) en met vertegenwoordigers van beroepsgroepen en patiëntenvertegenwoordiging (werkgroep PON-partners). Voor docenten in WO, HBO en WO zijn leeruitkomsten geformuleerd, zijn lesmaterialen ontwikkeld en is een online bibliotheek opgezet. Tevens wordt scholing aangeboden aan docenten van HBO en MBO met als doel voldoende competent lessen over overgewicht en leefstijl te kunnen geven aan studenten Verpleegkunde.
Het is belangrijker dan ooit om leefstijl-gerelateerde ziekten te voorkomen. De helft van de volwassenen in Nederland heeft overgewicht, 14% heeft zelfs ernstig overgewicht (obesitas). Artsen, verpleegkundigen en paramedici kunnen een belangrijke rol spelen bij het terugdringen hiervan. Wanneer zorgprofessionals n meer aandacht hebben voor een gezonde leefstijl van hun patiënten en ook de achterliggende factoren bij het ontstaan van overgewicht en obesitas bespreken kan er veel gezondheidswinst geboekt worden. Het landelijk doel, zoals benoemd in het Nationaal Preventieakkoord, is om in 2030 in het onderwijs voor zorgprofessionals voldoende aandacht te hebben voor voeding, bewegen, ontspanning, een brede blik op de achterliggende problematiek bij obesitas en samenwerking in de keten. De opdracht ‘Overgewicht en Leefstijl in Zorgopleidingen’ van het ministerie van VWS in het kader van het nationaal preventie akkoord heeft sinds de start in 2019 een beweging in gang gezet om binnen de opleidingen geneeskunde, HBO-V en MBO-V structurele aandacht voor het ontstaan, de gevolgen en de behandeling van overgewicht te vragen gezien de impact op zowel het individu als de samenleving.