Hoe kan business onderwijs bijdragen aan een economie die deugt? Dat is de centrale vraag van de onderzoekslijn Reshaping Business Education (RBE) waar lector Jacco van Uden van De Haagse Hogeschool zich druk om maakt. Hierbinnen richt ik me in de periode april 2021-december 2022 op de vraag hoe het business onderwijs een plek kan geven aan ‘omgaan met onzekerheid’. Als kunstenaar weet ik dat onzekerheid ook een creatieve kracht is, die ingezet kan worden in een business context. Onzekerheid als bron van innovatie. In Jacco als lector Change Management heb ik een medestander gevonden voor dit onderwerp.
MULTIFILE
Drie onderzoekers (twee kunstlectoren en een hoogleraar) werden uitgenodigd een reflectie te bieden op de tentoonstelling Dwell, act, transform van het lectoraat Image in Context van Academie Minerva. Peter Sonderen (ArtEZ) brengt de noodzaak van het present zijn van het onderzoekproces als overdrachtsvorm onder de aandacht. Sara Strandvad (RUG) ziet in de tentoonstelling vooral een mogelijkheid om het beeldende van het artistieke onderzoek naar de voorgrond te halen. Ruth Benschop (Hogeschool Zuyd) vraagt zich af hoe een tentoonstelling van artistiek onderzoek een andere toeschouwer kan produceren dan een tentoonstelling van kunst.De reflecties maken duidelijk dat de transformatie van kunsttentoonstelling naar kunstonderzoek-tentoonstelling ingewikkeld is. Deels omdat de tentoonstelling van de bezoeker onmiddellijk een reeds gecodeerde reactie oproept die in de praktijk van het kijken zelf gedeconstrueerd zal moeten worden. Deels omdat we nieuwe concepten nodig hebben om tot nieuwe tentoonstellingspraktijken te komen, waarbij een heroriënteren op de diversiteit van bestaande tentoonstellingspraktijken noodzakelijk zal zijn. En deels omdat we nog niet genoeg weten hoe we via beelden processen kunnen communiceren zonder aanvullende tekstuele uitleg.De belangrijkste vraag voor ons als curatoren van de tentoonstelling is daarbij de vraag naar de relatie tussen de onderzoeker en zijn publiek. Hoe kan een tentoonstelling zelf een middel worden waarmee de onderzoeker in gesprek komt met zijn omgeving? En welke complementaire performatieve overdrachtsvormen kunnen daarbij behulpzaam zijn?
Curious Hands for Educational Labs is een onderzoek naar het ontwerp van onderwijs op het snijvlak van kunst, wetenschap en technologie. Een onderzoek waarin maken als een materieel proces wordt gezien dat bijdraagt aan een belichaamde manier van leren. Dit artikel is een vervolg op Het belang van ruimte en materialiteit voor leren in de kunsten (Kunstzone 04, 2021).
Leren door te maken; hoe werkt dat in de praktijk op een middelbare school? Promotieonderzoeker Imka Buurke onderzoekt het vormgeven van een Educational Laboratory (E-lab) waarin belichaming en materialiteit een rol spelen tijdens het leren door leerlingen. Dit promotieonderzoek is onderdeel van het onderzoeksprogramma Curious Hands: Moving Making to the Core of Education, dat gefinancierd wordt door NWO.Van oudsher is het Nederlandse onderwijs gebaseerd op het idee dat kennis, cognitie en leren, abstracte processen zijn in het individuele brein en gescheiden zijn van het lichaam, van de materie en van het sociale. Op dit moment neemt de erkenning van het belang van materialiteit en belichaming in het onderwijs toe. Daarbij spelen er sinds 2014 landelijke ontwikkelingen in de richting van beter techniekonderwijs, maakonderwijs en digitale geletterdheid in het onderwijscurriculum van het voortgezet onderwijs.Dit onderzoek laat zien hoe de kunst en artistieke leerprocessen kunnen fungeren als een inspiratie voor onderwijsvormen waarin het belang van materialiteit en belichaming wordt hersteld. Het richt zich op het vormgeven van onderwijs in Educational Laboratories (afgekort E-labs) waarin belichaming en materialiteit een rol spelen tijdens het leren door te maken.Titel: Curious Hands in het Educational laboratory Dit onderzoek is een onderdeel van het onderzoeksprogramma Curious Hands: Moving Making to the Core of Education. Een onderzoek naar het vormgeven van een Educational Laboratory waarin belichaming en materialiteit een rol spelen tijdens het leren door te maken. Traditioneel is het westerse onderwijs (inclusief Nederlands onderwijs) gebaseerd op het idee dat kennis, cognitie en leren, abstracte processen zijn in het individuele brein en gescheiden zijn van het lichaam, van de materie en van het sociale. Dit idee is echter de afgelopen eeuwen zwaar besproken, en op dit moment neemt de erkenning van het belang van materialiteit en belichaming in het onderwijs toe (Newen, De Bruin & Galagher 2018.) Dit onderzoek draagt bij aan deze ontwikkeling door te laten zien hoe de kunst en artistieke leerprocessen kunnen fungeren als een inspiratie voor vormen van onderwijs waarin het belang van materialiteit en belichaming in het onderwijs wordt hersteld. Een bijdrage aan de hoognodige herwaardering van belichaamde impliciete kennis (tacit knowlege) zoals bijvoorbeeld te vinden is in vele ambachten en technische beroepen. Dit onderzoek richt zich op het vormgeven van onderwijs in Educational Laboratories (afgekort E-labs) waarin belichaming en materialiteit een rol spelen tijdens het leren door te maken. Het onderzoek sluit aan op landelijke ontwikkelingen die zich sinds 2014 in het Nederlandse onderwijs afspelen. Een ontwikkeling in de richting van beter techniekonderwijs, maakonderwijs en digitale geletterdheid in het onderwijscurriculum van het primair en voortgezet onderwijs.
Taal is een modaliteit van het lichaam. Kinderen leren met hun lijf wanneer zij door spel de wereld ontdekken. Kinderen verwerven taal om deze ervaringen te verwoorden en zodoende grip op de wereld en de mensen om hen heen te krijgen. Professionals die met jonge kinderen werken (h)erkennen dit belichaamde leren, de ‘embodiedness’ van taal, maar hebben te weinig zicht op dit proces om daar in hun taalonderwijs op aan te kunnen sluiten. De vraagstelling voor dit onderzoek komt vanuit onderbouwleerkrachten uit hartje Rotterdam die deze verstedelijkte cultuur als een verarmde pedagogische omgeving benoemen. Zij leggen daarbij een verband met taalachterstanden. De taalstimuleringsprogramma’s waarmee zij werken om die taalachterstanden tegen te gaan zijn ontwikkeld met een sterke focus op cognitieve opbrengsten waarin de verwevenheid van taal(verwerven)–lijfelijkheid–kennis(verwerven) uit beeld is geraakt. Hierdoor is een kennisniche ontstaan. Met dit onderzoek willen we hierop inspelen. Enerzijds wil het de relatie lijfelijkheid-taal-kennis inzichtelijk maken. Anderzijds gaat het erom dat de functie van het lijf in taalverwerving zichtbaar wordt in het handelen van professionals. Meer specifiek gaat het om de vraag hoe fysiek, sensorisch en manipulatief spel leidt tot betekenisstructuren voor het conceptualiseren van de dynamische en relationele aspecten van taal, met als doel de inzichten die dit oplevert te gebruiken voor het innoveren van het vroegschoolse taalonderwijs. Met de professionals willen we, door precieze observaties, de relatie tussen spelgedrag, taalgedrag en speelomgeving in kaart brengen. Vervolgens willen we in ‘communities of practice’ taalonderwijs ontwerpen dat aansluit bij het belichaamde leren van jonge kinderen. Vanuit deze onderzoeksmethodiek ontstaan nieuwe praktijken die van binnenuit het taalonderwijs vernieuwen. Een deel van de participerende scholen in dit onderzoek heeft een vergelijkbare stedelijke context. Omdat de vraag breder wordt gevoeld, doen ook scholen in andere contexten mee. Dat biedt mogelijkheden voor vergelijking van die contexten.