Zet meer financiële middelen en menskracht in bij het beter benutten van bestaande bedrijventerreinen in plaats van de uitleg van nieuwe bedrijventerrein en transformatie van werklocaties. Dat is de kern van een nieuw advies van de Sociaal Economische Raad (SER) Overijssel. 'Die oproep is eigenlijk gericht aan heel Nederland', zegt adviseur Cees-Jan Pen.
LINK
De bouwsector staat voor de uitdaging grote hoeveelheden woningen te bouwen en bestaande voorraad te verduurzamen. Tegelijkertijd hebben we de opgave om CO2 uitstoot omlaag te brengen, heeft Nederland een stikstof probleem, is er of dreigt er een grondstoffentekort en willen we de afhankelijkheid van het buitenland verkleinen. Werken met lokale biobased bouwmaterialen kan hiervoor, naast andere voordelen, oplossingen bieden. Ondanks de voordelen van biobased bouwmaterialen, blijft acceptatie achter door onbekendheid en onjuiste en of incomplete beeldvorming bij bedrijven in de bouwketen, opdrachtgevers, gemeenten en eindgebruikers. Dit project onderzoekt hoe met creatieve ontwerpstrategieën, zoals storytelling, visualisatie en participatief ontwerp, een toolbox kan worden ontwikkeld die architecten kunnen inzetten voor een reële beeldvorming rondom en bredere acceptatie van gezonde en duurzame biobased bouwmaterialen door verschillende stakeholders. Onderzoekers van twee lectoraten van hogeschool Windesheim, lectoraat Netwerken in een Circulaire Economie (NiCE) en lectoraat Energietransitie, werken hierin samen met architecten, studenten en docent-onderzoekers. Door middel van praktijkgerichte workshops en co-creatiesessies wordt een toolkit ontwikkeld voor architecten om gezonde en duurzame biobased bouwmaterialen effectiever te positioneren en te communiceren. Dit project draagt bij aan de versterking van ontwerpkracht en versnelt de transitie naar een duurzamere bouwsector.
Klimaatverandering en het opraken van eindige voorraden materialen worden gezien als de grote maatschappelijke uitdagingen van onze tijd. Eén van de manieren om deze uitdagingen het hoofd te bieden is het gebruiken van biobased materialen - materialen die door de natuur worden voortgebracht, en die na gebruik weer terug kunnen worden gebracht in de natuur. Zo worden er ook in de bouw steeds vaker biobased materialen toegepast. Producenten van biobased isolatiematerialen zoeken kwantitatieve kennis over de waarde van hun materialen in termen van energieverbruik, duurzaamheid en comfort. Kunnen hun materialen bijdragen aan een verdere verlaging van de energievraag van woningen? Aan het verduurzamen van gebouwen? Kunnen de materialen zorgen voor een beter comfort in de woning? En hoe moeten hun materialen dan gebruikt worden? Internationale onderzoeken laten zien dat biobased isolatiematerialen toegevoegde waarde kunnen hebben, doordat zij beschikken over ‘thermohygrische’ eigenschappen. De materialen kunnen vocht vasthouden én weer vrij laten komen. Maar hoe zit dat als ze zijn toegepast in een hele gevel, in de Nederlandse bouwwijze? Hoe verhouden deze eigenschappen zich tot dampopen of dampdicht bouwen? Hierover is nauwelijks gevalideerde kennis beschikbaar. De reguliere normen en voorschriften voor het ontwerpen en realiseren van woningen houden hier geen rekening mee. Bio-Iso wil deze kennis ontwikkelen. Centraal staat het ontwerpen en bouwen van een testopstelling bij HZ, waarmee een vijftal verschillende biobased geveldelen worden getest en beoordeeld. Hiermee krijgen de mkb’ers gevalideerde prestaties van hun materialen, en de juiste opbouw van de gevel waarin de toegevoegde waarde het beste tot zijn recht komt. Het project wordt uitgevoerd door een mix van kennisinstellingen die ervaring hebben met het testen en beoordelen van (biobased) bouwmaterialen, samen met producenten en gebruikers, ondersteund door o.a. Bouwend Nederland en een vertegenwoordiging van de relevante normcommissie, die de projectresultaten verder zullen kunnen brengen naar de reguliere bouwsector.
Regio Utrecht kampt net als overig Nederland met een enorm woningtekort. Daarom komen er tot 2040 in de provincie Utrecht 100.000 woningen bij, en binnen de gemeente Utrecht ongeveer 60.000, veelal binnen de gemeentegrenzen. Om te zorgen dat mensen gezond en gelukkig kunnen (samen)leven op deze compact gebouwde plekken, is het belangrijk dat deze aspecten vanaf het begin worden meegenomen in gebiedsontwikkeling. Dit gebeurt in de Utrechtse gebiedsontwikkeling Cartesius. Daar worden tot 2028 circa 3000 woningen gebouwd, van sociale huur tot duurdere koopwoningen. Het ruimtelijk ontwerp van deze gebiedsontwikkeling is geïnspireerd door Blue Zones, gebieden in de wereld waar mensen aantoonbaar langer gezond en gelukkig leven. Er is nadrukkelijk aandacht voor gemeenschapsontwikkeling (‘community development’), met als doel de diversiteit aan mensen prettig te laten samenleven op een klein oppervlak. Het is echter nog onduidelijk in hoeverre de gekozen insteek in Cartesius ertoe zal leiden dat mensen daar ook echt gezond en gelukkig (samen) leven. Wat werkt wel en wat werkt niet, en voor wie? Dit project richt zich op deze praktijkvraag. Cartesius is een living lab waarbinnen we samen met (toekomstige) bewoners, praktijk- en kennispartners leren. We ontwikkelen een reflexief monitoringsysteem waarmee we de gebiedsontwikkeling, (determinanten van) gezondheid en welzijn van bewoners, de gemeenschapsontwikkeling en de samenwerking in het gebied volgen. We brengen het gebruik, beleving en behoefte van de diversiteit aan bewoners ten aanzien van het gebied in kaart; en leveren geleerde lessen en handelingsperspectieven op met praktische handvatten voor gezonde gebiedsontwikkeling. Dit project wordt uitgevoerd door een consortium bestaande uit Hogeschool Utrecht, Universiteit Utrecht, Universitair Medisch Centrum Utrecht, gemeente Utrecht, provincie Utrecht, projectontwikkelaars Ballast Nedam Development, MRP, zorgorganisatie De Tussenvoorziening en woningcorporatie Portaal. Het bouwt voort op de activiteiten en samenwerking vanuit een bestaand samenwerkingsconvenant ‘Bouwen aan een Gezonde Wijk’ waaraan de meeste consortiumpartners momenteel al aan deelnemen.