Beschrijving van het gebruik van een activiteitenmonitor bij patiënten in de poliklinische revalidatiezorg, met als doel meer objectieve uitspraken te kunnen doen over het beweeggedrag van de patiënt.
DOCUMENT
Internationale literatuur laat zien dat mensen met een reumatische aandoening minder aan sport- en beweegactiviteiten doen. Het is niet duidelijk of dit ook geldt voor Nederlanders met een reumatische aandoening. In dit onderzoek is gekeken naar het sport- en beweeggedrag van mensen met een reumatische aandoening middels interview- en vragenlijstonderzoek. Het aantal respondenten dat heeft aangegeven aan de Nederlandse beweegrichtlijnen te voldoen (52,7%) is redelijk in lijn met onderzoeksresultaten van het Centraal Bureau voor de Statistiek waaruit blijkt dat 48,4% van de Nederlanders met een chronische aandoening aan de beweegrichtlijnen voldoet. Mensen met reuma sporten veelal als onderdeel van de revalidatie of bij een fitnesscentrum. De belangrijkste barrières voor mensen met reuma om georganiseerd te sporten in hun eigen regio hebben betrekking op de kennis en vaardigheden van sportbegeleiders, gebrek aan hulp bij het vinden van een geschikte sport- en/of beweegactiviteit en aanwezigheid van geschikte sport- en spelmaterialen.
LINK
Naarmate leerlingen ouder worden, lijkt de fysieke activiteit van leerlingen af te nemen. Dit terwijl het aantal gereguleerde uren lichamelijke opvoeding toeneemt in het voortgezet onderwijs (VO) ten opzichte van het primair onderwijs (PO). De veranderde omgeving waaraan VO-leerlingen worden blootgesteld lijkt een belangrijke factor in de verklaring van de teruggang. Hoe dit precies zit, is tot op heden echter weinig over bekend. Inzicht krijgen in hoe en waar deze teruggang lijkt plaats te vinden, helpt daarom om het probleem gericht(er) te kunnen aanpakken en om LO’ers beter in staat te stellen hierin een belangrijke bijdrage aan te leveren.
DOCUMENT
De openbare ruimte biedt veel kansen om mensen aan het bewegen en sporten te krijgen en daarmee gezondheidswinst te realiseren. Er wordt echter zelden onderzocht hoe men daadwerkelijk gebruik maakt van openbare sport- en beweegplekken. Deze inzichten zijn nodig om op termijn optimaal gebruik te kunnen maken van de openbare ruimte in de strijd tegen overgewicht en bewegingsarmoede. Dit postdoc onderzoek beoogt hieraan bij te dragen door kennis te ontwikkelen over het gebruik van openbare sport- en beweegplekken. Onderzocht wordt hoe de fysieke kenmerken van openbare sport- en beweegplekken gerelateerd zijn aan het beweeggedrag van gebruikers. Ook wordt onderzocht in welke mate het organiseren van sportactiviteiten het gebruik van dergelijke plekken beïnvloedt.
Het project BAMBAM richt zich op de zorg voor kinderen van 0-2 jaar. Met name op de motorische ontwikkeling van baby's die risico lopen door bijvoorbeeld een slechte start. Kinderfysiotherapeuten begeleiden deze baby's en een goed ontwikkelde motoriek is cruciaal voor andere ontwikkelingsdomeinen en een actieve leefstijl. BAMBAM ontwikkelt een smartsuit om het beweeggedrag van baby's vast te leggen, in samenwerking met kinderfysiotherapeuten, experts en ouders. Het doel is een prototype-systeem en een conceptdashboard te ontwikkelen dat kinderfysiotherapeuten ondersteunt bij hun klinisch redeneren. Het systeem moet valide en betrouwbare metingen leveren en de impact op ouders en therapeuten wordt meegenomen in het ontwikkelproces om de technologie verantwoord in te zetten.
Chronische primaire pijn (pijn zonder duidelijke biomedische oorzaak) is geassocieerd met significante emotionele distress of functionele beperkingen (in activiteiten in het dagelijkse leven of sociale rollen)1,2 Bij zorgzoekende mensen met chronische primaire pijn is vaak sprake van beweegarmoede, verminderde zelfredzaamheid, slaapproblemen, suboptimaal functioneren in werk, hobby en thuis, langdurig ziekteverzuim en sociale isolatie3. Aangezien er geen effectieve behandeling bestaat die chronische pijn kan wegnemen, ligt de fysiotherapeutische focus bij behandeling op de vermindering van de ervaren beperkingen in het dagelijkse functioneren ondanks pijn, het hervatten van betekenisvolle activiteiten en participatie en het verbeteren van kwaliteit van leven. Fysiotherapeuten vragen “Hoe kunnen wij het type beweeggedrag van mensen met chronische pijn objectief meten zodat we hen beter kunnen ondersteunen in het verminderen van beperkingen in het dagelijks functioneren?” Nauwkeurige en objectieve instrumenten voor het meten van het type beweegpatronen zijn belangrijk om functionele beperkingen bij patiënten met chronische pijn goed te kunnen analyseren, om daarop een gepersonaliseerde interventie op toe te passen en vervolgens de resultaten te evalueren. De huidige commerciële beweegsensoren zijn (nog niet) in staat om de informatie te genereren die fysiotherapeuten nodig hebben, omdat vaak alleen rekening wordt gehouden met de kwantitatieve (hoeveelheid en intensiteit) aspecten van beweeggedrag en niet het dynamische of relationele aspect van beweeggedrag . Volgens de huidige theorieën moeten binnen het beweeggedrag van patiënten met chronische pijn verschillende beweegpatronen (vermijders, volharders en de vermijders/volharders) onderscheiden kunnen worden. Het valide identificeren en betrouwbaar meetbaar maken van deze beweegpatronen en de daarbij horende in stand houdende factoren (relationele aspecten van beweeggedrag) is een eerste stap die gaat helpen met het implementeren van een meer gepersonaliseerde fysiotherapeutische aanpak van patiënten met chronische pijn. Dit kan leiden tot beter functioneren, hogere kwaliteit van leven en betere uitkomsten In de zorg.