Pijn aan het bewegingsapparaat staat in onze samenleving op de eerste plaats van oorzaken voor ziekteverzuim. Bij aspecifieke chronische lage rugpijn kunnen lichamelijke inspanningen op het werk zoals dynamische en statische functionele capaciteit verlaagd zijn en de aanleiding zijn voor ziekteverzuim. Volgens het promotieonderzoek van Sandra Jorna-Lakke is bij deze groep patiënten aanvullend onderzoek nodig door middel van gestandaardiseerde functionele capaciteitstesten.
DOCUMENT
Uit de RAAK-projecten van SIA blijkt dat er op een aantal thema’s veel projecten en onderzoeken plaatsvinden. Verspreid over de hogescholen in Nederland zijn onderzoekers actief op dezelfde onderwerpen. Met de Thematische Impulsen wil SIA overleg en afstemming stimuleren tussen de lectoren en landelijke kennisnetwerken onderling en de beroepspraktijk. Met elkaar stellen zij de state-of-the-art vast, bespreken de verwachtingen die zij hebben voor de toekomst en geven aan waar de zwaartepunten in praktijkgericht onderzoek moeten liggen. De Thematische Impuls sluit aan bij de doelstelling om kennisuitwisseling te bevorderen en daarmee het innovatief vermogen van de beroepspraktijk te vergroten. In dit artikel meer over het doen van praktijkgericht onderzoek op medische beeldvormende diagnostiek in de eerste lijn. Er zijn 3 lectoraten betrokken bij deze thematsiche impuls.
DOCUMENT
Due to the ageing population, the prevalence of musculoskeletal disorders will continue to rise, as well as healthcare expenditure. To overcome these increasing expenditures, integration of orthopaedic care should be stimulated. The Primary Care Plus (PC+) intervention aimed to achieve this by facilitating collaboration between primary care and the hospital, in which specialised medical care is shifted to a primary care setting. The present study aims to evaluate the referral decision following orthopaedic care in PC+ and in particular to evaluate the influence of diagnostic tests on this decision. Therefore, retrospective monitoring data of patients visiting PC+ for orthopaedic care was used. Data was divided into two periods; P1 and P2. During P2, specialists in PC+ were able to request additional diagnostic tests (such as ultrasounds and MRIs). A total of 2,438 patients visiting PC+ for orthopaedic care were included in the analysis. The primary outcome was the referral decision following PC+ (back to the general practitioner (GP) or referral to outpatient hospital care). Independent variables were consultation- and patient-related predictors. To describe variations in the referral decision, logistic regression modelling was used. Results show that during P2, significantly more patients were referred back to their GP. Moreover, the multivariable analysis show a significant effect of patient age on the referral decision (OR 0.86, 95% CI = 0.81– 0.91) and a significant interaction was found between the treating specialist and the period (p = 0.015) and between patient’s diagnosis and the period (p < 0.001). Despite the significant impact of the possibility of requesting additional diagnostic tests in PC+, it is important to discuss the extent to which the availability of diagnostic tests fits within the vision of PC+. In addition, selecting appropriate profiles for specialists and patients for PC+ are necessary to further optimise the effectiveness and cost of care.
DOCUMENT
Kinderen met een (erfelijke) bindweefsel aandoening hebben vaak (chronische) pijnklachten en een verminderde participatie en kwaliteit van leven. Door onvoldoende kennis en expertise in de 1ste en 2de lijn zijn kinderfysiotherapeuten en andere paramedici niet goed in staat om deze kinderen goed, op maat gesneden te helpen. Samen met hen, kinderen, ouders en experts, worden een meetstraat voor diagnose en monitoring van lichaamsfuncties, activiteiten en participatie en interdisciplinaire behandelmodules ontwikkeld, alsook een nieuw zorgpad. Aan de hand van de vraagarticulatie vanuit de beroepspraktijk en de ‘state of the art’ is de volgende algemene onderzoeksvraag opgesteld: “Welke problemen in fysiek-, psychosociaal- en maatschappelijk functioneren zijn aanwezig bij kinderen met een (erfelijke) bindweefsel aandoening, welke factoren werken belemmerend of bevorderend en hoe zijn deze factoren met een behandeling zodanig te beïnvloeden dat het functioneren van kinderen met bindweefselaandoeningen verbetert?”. Honderdvijftig kinderen met erfelijke bindweefselaandoeningen en hun ouders vanuit Amsterdam en Gent worden in het onderzoek betrokken. Aan de hand van vragenlijsten en fysieke metingen worden het fysiek functioneren, de sociaal-emotionele ontwikkeling en het maatschappelijk functioneren in kaart gebracht. Er wordt een op maat gesneden behandeling gemaakt waarbij de nadruk zal liggen op het fysiek functioneren en het gedrag. De behandeling wordt in een haalbaarheidsstudie onderzocht op toepasbaarheid en resultaten. De doelstelling van het consortium is om nieuwe kennis te ontwikkelen over a) bindweefselaandoeningen bij kinderen en b) de behandeling van deze aandoeningen bij kinderen door professionals in de 1e en 2e lijn. De ambitie bestaat om er met een betere diagnose en behandeling voor te zorgen dat de problemen/belemmeringen die de kinderen ervaren door de aandoening worden verminderd. De kennis die in dit project wordt ontwikkeld over diagnostiek, risicoschatting en behandeling is ook relevant voor kinderen met andere chronische aandoeningen in voornamelijk het bewegingsapparaat. Docenten, studenten en onderzoekers van de opleiding Fysiotherapie, Oefentherapie, Verpleegkunde en Ergotherapie van de Faculteit Gezondheid van de Hogeschool van Amsterdam, de beroepspraktijk uit de 1e lijn van Groot-Amsterdam, het expertiseteam voor bindweefselaandoeningen in het AMC te Amsterdam en het expertiseteam voor bindweefselaandoeningen in UZ te Gent (België), alsook de patiëntenverenigingen van het Ehlers-Danlos syndroom en het Marfan syndroom zijn bij deze onderzoek aanvraag betrokken.
Een consult bij de eerstelijns fysiotherapeut duurt ongeveer 30 minuten en tijdens dit consult wordt veel informatie uitgewisseld tussen fysiotherapeut en patiënt. Vooral bij klachten aan het bewegingsapparaat zoals rug-, nek- en/of schouderpijn geven de verbale uitingen van patiënten indicaties voor eventuele aanwezigheid van psychosociale factoren die samenhangen met een ongunstige prognose. In lijn met aanbevelingen door zorgverzekeraars en de richtlijnen van het KNGF, zal de fysiotherapeut doorgaans echter de prognose inschatten door vragenlijsten af te nemen. Nadeel van dergelijke vragenlijsten is echter dat ze belastend zijn voor de patiënt en veel tijd vragen om in te vullen. Dit geldt in het bijzonder voor fysiotherapiepatiënten met een lage sociaaleconomische achtergrond en daarmee samenhangende gebrekkige taal- en gezondheidsvaardigheden. Juist omdat deze groep oververtegenwoordigd is onder genoemde patiëntengroepen, is het raadzaam te onderzoeken welke verbale en schriftelijke uitingen van patiënten indicatief zijn voor een ongunstige prognose. Meer kennis over deze uitingen (signaalwoorden) kan de fysiotherapeut helpen om een inschatting te maken of de patiënt een ongunstige prognose heeft, en aanknopingspunten bieden om de communicatie aan de individuele patiënt aan te passen. Dit draagt bij aan een persoonsgerichte benadering die de behandeling beter laat aansluiten bij patiënten die ‘at risk’ zijn om chronisch te worden. In het voorgestelde onderzoek wordt gebruik gemaakt van 50 bestaande geluidsopnames uit eerdere projecten en worden 20 nieuwe geluidsopnames gemaakt bij patiënten met een lage sociaaleconomische status. De uitingen van de patiënten in de consulten worden gecodeerd volgens een gevalideerde methodiek en gerelateerd aan angst, gemeten met een korte vragenlijst voorafgaand aan het consult. Met de opbrengst van de analyses wordt in co-creatie met patiënten en fysiotherapeuten onderzocht hoe geïdentificeerde taaluitingen (signaalwoorden) betekenisvol benut kunnen worden voor inschatting van de prognose en behandeling.