During the COVID-19 pandemic, the bidirectional relationship between policy and data reliability has been a challenge for researchers of the local municipal health services. Policy decisions on population specific test locations and selective registration of negative test results led to population differences in data quality. This hampered the calculation of reliable population specific infection rates needed to develop proper data driven public health policy. https://doi.org/10.1007/s12508-023-00377-y
MULTIFILE
Built environments are increasingly vulnerable to the impacts of climate change. Most European towns and cities have developed horizontally over time but are currently in the process of further densification. High-rise developments are being built within city boundaries at an unprecedented rate to accommodate a growing urban population. This densification contributes to the Urban Heat Island phenomenon and can increase the frequency and duration of extreme heat events locally. These new build-up areas, in common with historic city centres, consist mainly of solid surfaces often lacking open green urban spaces.The Intervention Catalogue is the third publication in a series produced by the Cool Towns project and has been designed as a resource for decision makers, urban planners, landscape architects, environmental consultants, elected members and anyone else considering how to mitigate heat stress and increase thermal comfort in urban areas. Technical information on the effectiveness of the full array of intervention types from trees to water features, shading sails to green walls, has been assessed for their heat stress mitigation properties, expressed in Physiological Equivalent Temperature (PET). The results shown in factsheets will help the process of making an informed, evidence based, choice so that the most appropriate intervention for the specific spatial situation can be identified.
De Nederlandse arbeidsmarkt heeft dringend behoefte aan meer instroom in technische mbo-opleidingen en beroepen, maar het imago van techniek spreekt nog onvoldoende aan bij scholieren in po en vmbo. De uitdaging is om leerlingen al op jonge leeftijd te laten kennismaken met een rijker (beroeps)beeld van de techniek waarin ook 21ste-eeuwse vaardigheden als creativiteit, communiceren, probleemoplossen en ondernemen een prominente plaats hebben. Een veelbelovend aanknopingspunt om het techniekonderwijs breder en aantrekkelijker te maken is het ontwerpproces. Met name de bespreking van voorlopige ideeën met de klant, met behulp van taal, beelden, schetsen en objecten, vormt een interessant gebied, dat sterk beroep doet op creatieve en communicatieve vaardigheden, waarover echter vanuit didactisch oogpunt nog te weinig bekend is om dit goed naar po- en vo-onderwijs te vertalen. Om dit onderwijs goed en aansprekend vorm te geven is het gewenst dat po- en v(mb)o-docenten, die zelf geen ontwerpers zijn, meer inzicht verwerven in de authentieke communicatiepraktijken van technische ontwerpers in interactie met gebruikers en klanten, en dat zij kunnen beschikken over geschikte (video)-voorbeelden die kunnen dienen als model om met hun leerlingen te bespreken. Het doel van dit project is om zulke authentieke praktijken te verzamelen in mbo- en TU-ontwerpersopleidingen en deze voor docenten en leerlingen te ontsluiten in de vorm van good-practices met uitleg en voorbeeldmatige instructies. Dit project levert als eindproduct een catalogus van good-practices van ontwerpcommunicatie (presentaties en dialoog) in het onderwijs met bijbehorende genre-kenmerken, feedbacksuggesties en beoordelingscriteria. Na dit project volgt de stap om samen met po- en vmbo-docenten te onderzoeken hoe deze good-practices gebruikt kunnen worden om hun technische ontwerponderwijs te verrijken.
Lab-on-a-Chip (LOC) devices worden op dit moment voor het overgrote deel in de wetenschap toegepast, in laboratoria met apparatuur die daar gebruikelijk is. LOC-devices hebben echter een grote potentie buiten de laboratoria, in bijvoorbeeld Point-Of-Care Testing situaties in de gezondheidszorg, en het verrichten van metingen ter plaatse t.b.v. de voedsel- en watersector. Ook in andere applicatievelden zoals forensisch recherchewerk, en environmental monitoring kunnen LOC devices een enorme impact hebben. Voorwaarde is wel dat zij hanteerbaarder, goedkoper en robuuster worden, en qua productiewijze minder gecompliceerd. De ontwikkeling van de huidige LOCs vereist een aanzienlijke investering om tot een werkend en betrouwbaar product te komen. Traditioneel wordt hierbij gebruikt gemaakt van kostbare fotolithografische technieken in combinatie met chemisch etsen in zogenoemde cleanrooms. Dit maakt de initiële drempel voor nieuwe toepassingen extreem hoog. Daarnaast is de apparatuur om deze chips aan te sluiten, aan te sturen en een meting te verrichten in veel gevallen zeer specialistisch en daardoor blijft de inzet van deze technologie beperkt tot een goed geoutilleerd lab. Met het LOC2Use project van Saxion lectoraten NanoBio en Industrial Design in samenwerking met het bedrijfsleven wordt beoogd om de LOC-technologie uit het lab te halen, door technologische toepassingen te ontwikkelen op basis van meer toegankelijke technologie. Vertrekpunt voor de toepassingen zijn de use-cases, die in samenwerking met stakeholders en MKB-partners in verschillende toepassingsgebieden worden opgesteld. Beoogd resultaat is een catalogus vol met getoetste technische oplossingen, gekoppeld aan de eisen uit de use-cases. Aan de hand van de gevonden technologische oplossingen worden een viertal illustratieve cases uitgewerkt. En worden er uit de catalogus een aantal bruikbare technologische bouwstenen geselecteerd voor rapid prototyping en kleine series microfluidic devices in een FabLab omgeving, een eerste stap in de richting van een LOC-fieldlab. Met dit project wordt LOC betaalbaar en breder toepasbaar voor het MKB.
Jonge ontwerpers voelen steeds meer verantwoordelijkheid om duurzame keuzes te maken en grondstoffengebruik te verminderen met hun ontwerpen. Tegelijkertijd belanden in de Nederlandse productie-industrie waardevolle, constante reststromen nog altijd op de stortplaats. Tijdens gesprekken met producenten is gebleken dat zij wel willen verduurzamen, maar onvoldoende tijd en financiële ruimte hebben. Daardoor is de vindbaarheid van hun reststromen gering en er is op dit moment geen online database waar deze reststromen eenvoudig gedeeld en gevonden kunnen worden. WasteBase wordt de B2B-marktplaats voor lokale post-productie reststromen. Het online platform brengt ontwerpers en producenten met elkaar in contact om waardevolle reststromen te hergebruiken in nieuwe ontwerpen. De samenwerkingen die voortkomen uit het platform dragen direct bij aan het behalen van de klimaatdoelen voor 2030 en 2050. Alle materialen worden vooraf gescreend en er is transparantie in de mate van circulariteit en duurzaamheid van elk aangeboden materiaal. De materialen worden toegevoegd aan een overzichtelijke catalogus waarin de belangrijkste technische eigenschappen van elk materiaal staan vermeld. Voorafgaand aan deze aanvraag is onderzoek gedaan naar de wensen van ontwerpers en producenten voor het platform en is een eerste reeks reststromen in kaart gebracht. Met deze gegevens is een eerste clickable ontwikkeld, te vinden op WasteBase.eu. De HBO Take-Off subsidie zal gebruikt worden voor het ontwikkelen van een bèta-versie van dit platform om de aannames uit het onderzoek te valideren. Deze zal getest worden door beide eindgebruikers; de jonge ontwerpers en de producenten uit de Nederlandse productie-industrie. Voor het bouwen van dit platformprototype is al contact gelegd met verschillende back-end developers. Het team heeft tijdens de opleiding Industrial Design Engineering meermaals het probleem uit alinea één zelf ervaren. Zij beschikken dankzij deze opleiding over de benodigde materialenkennis, hebben ervaring in de realisatie van producten gemaakt van reststromen en ervaren zelf de noodzaak om dit plan te realiseren.