Built environments are increasingly vulnerable to the impacts of climate change. Most European towns and cities have developed horizontally over time but are currently in the process of further densification. High-rise developments are being built within city boundaries at an unprecedented rate to accommodate a growing urban population. This densification contributes to the Urban Heat Island phenomenon and can increase the frequency and duration of extreme heat events locally. These new build-up areas, in common with historic city centres, consist mainly of solid surfaces often lacking open green urban spaces.The Intervention Catalogue is the third publication in a series produced by the Cool Towns project and has been designed as a resource for decision makers, urban planners, landscape architects, environmental consultants, elected members and anyone else considering how to mitigate heat stress and increase thermal comfort in urban areas. Technical information on the effectiveness of the full array of intervention types from trees to water features, shading sails to green walls, has been assessed for their heat stress mitigation properties, expressed in Physiological Equivalent Temperature (PET). The results shown in factsheets will help the process of making an informed, evidence based, choice so that the most appropriate intervention for the specific spatial situation can be identified.
De Nederlandse arbeidsmarkt heeft dringend behoefte aan meer instroom in technische mbo-opleidingen en beroepen, maar het imago van techniek spreekt nog onvoldoende aan bij scholieren in po en vmbo. De uitdaging is om leerlingen al op jonge leeftijd te laten kennismaken met een rijker (beroeps)beeld van de techniek waarin ook 21ste-eeuwse vaardigheden als creativiteit, communiceren, probleemoplossen en ondernemen een prominente plaats hebben. Een veelbelovend aanknopingspunt om het techniekonderwijs breder en aantrekkelijker te maken is het ontwerpproces. Met name de bespreking van voorlopige ideeën met de klant, met behulp van taal, beelden, schetsen en objecten, vormt een interessant gebied, dat sterk beroep doet op creatieve en communicatieve vaardigheden, waarover echter vanuit didactisch oogpunt nog te weinig bekend is om dit goed naar po- en vo-onderwijs te vertalen. Om dit onderwijs goed en aansprekend vorm te geven is het gewenst dat po- en v(mb)o-docenten, die zelf geen ontwerpers zijn, meer inzicht verwerven in de authentieke communicatiepraktijken van technische ontwerpers in interactie met gebruikers en klanten, en dat zij kunnen beschikken over geschikte (video)-voorbeelden die kunnen dienen als model om met hun leerlingen te bespreken. Het doel van dit project is om zulke authentieke praktijken te verzamelen in mbo- en TU-ontwerpersopleidingen en deze voor docenten en leerlingen te ontsluiten in de vorm van good-practices met uitleg en voorbeeldmatige instructies. Dit project levert als eindproduct een catalogus van good-practices van ontwerpcommunicatie (presentaties en dialoog) in het onderwijs met bijbehorende genre-kenmerken, feedbacksuggesties en beoordelingscriteria. Na dit project volgt de stap om samen met po- en vmbo-docenten te onderzoeken hoe deze good-practices gebruikt kunnen worden om hun technische ontwerponderwijs te verrijken.
Lab-on-a-Chip (LOC) devices worden op dit moment voor het overgrote deel in de wetenschap toegepast, in laboratoria met apparatuur die daar gebruikelijk is. LOC-devices hebben echter een grote potentie buiten de laboratoria, in bijvoorbeeld Point-Of-Care Testing situaties in de gezondheidszorg, en het verrichten van metingen ter plaatse t.b.v. de voedsel- en watersector. Ook in andere applicatievelden zoals forensisch recherchewerk, en environmental monitoring kunnen LOC devices een enorme impact hebben. Voorwaarde is wel dat zij hanteerbaarder, goedkoper en robuuster worden, en qua productiewijze minder gecompliceerd. De ontwikkeling van de huidige LOCs vereist een aanzienlijke investering om tot een werkend en betrouwbaar product te komen. Traditioneel wordt hierbij gebruikt gemaakt van kostbare fotolithografische technieken in combinatie met chemisch etsen in zogenoemde cleanrooms. Dit maakt de initiële drempel voor nieuwe toepassingen extreem hoog. Daarnaast is de apparatuur om deze chips aan te sluiten, aan te sturen en een meting te verrichten in veel gevallen zeer specialistisch en daardoor blijft de inzet van deze technologie beperkt tot een goed geoutilleerd lab. Met het LOC2Use project van Saxion lectoraten NanoBio en Industrial Design in samenwerking met het bedrijfsleven wordt beoogd om de LOC-technologie uit het lab te halen, door technologische toepassingen te ontwikkelen op basis van meer toegankelijke technologie. Vertrekpunt voor de toepassingen zijn de use-cases, die in samenwerking met stakeholders en MKB-partners in verschillende toepassingsgebieden worden opgesteld. Beoogd resultaat is een catalogus vol met getoetste technische oplossingen, gekoppeld aan de eisen uit de use-cases. Aan de hand van de gevonden technologische oplossingen worden een viertal illustratieve cases uitgewerkt. En worden er uit de catalogus een aantal bruikbare technologische bouwstenen geselecteerd voor rapid prototyping en kleine series microfluidic devices in een FabLab omgeving, een eerste stap in de richting van een LOC-fieldlab. Met dit project wordt LOC betaalbaar en breder toepasbaar voor het MKB.
Vrijwel iedereen heeft er meteen een beeld bij: Jaren 30-wijken, naoorlogse woonwijken, bloemkoolwijken, de Bijlmer, Vinex-locaties. Dat is heel anders voor de woonwijken met sociale huurappartementen uit de jaren ’70-’80. Die zijn nauwelijks bekend, ook niet professioneel. En dat is een probleem omdat juist voor deze wijken een golf aan herstructurering- en verdichtingsprojecten op handen is. Deze wijken zijn verwant aan de naoorlogse woonwijken, maar hebben ook wezenlijk andere karakteristieken. Bovendien is er binnen de versnipperde praktijk van de ruimtelijke ontwikkeling weinig kennis van de plannen in andere gemeenten of woningbouwcorporaties. Nog minder bekend is of deze wijken ruimte bieden voor het aanpakken van de hardnekkige woningnood en het oplossen van andere grote maatschappelijke opgaven, zoals energie, biodiversiteit en circulariteit. Tijd voor een inventarisatie. In de planvorming voor deze woonwijken stellen gemeenten, ontwikkelaars en woningbouwcorporaties de kaders, maar het zijn de stedenbouw- en architectuurbureaus die dit moeten vertalen in concrete ontwerpoplossingen. Wij richten ons op deze MKB-ers. Met de KIEM brengen we de ambities, uitdagingen en kansen van de herstructuering van deze woonwijken in drie stappen in kaart: 1. Wat voor type plannen en ambities zijn er voor deze woonwijken? Hiervoor onderzoeken we vier grote- en vier middelgrote steden, middels beleidsanalyses van de omgevingsvisies en gebiedsvisies en interviews. 2. Wat kenmerkt de ruimtelijk-sociale opbouw van deze woonwijken? Hiervoor maken we een vergelijkende ruimtelijk-sociale analyse met de vroeg-naoorlogse woonwijken. 3. Welke kansen en uitdagingen biedt de herstructurering voor dit type woonwijken? Hiervoor zetten we de inzichten uit de eerste twee stappen in bij een middagvullende co-creatiesessie met het consortium – en een bredere kring van gemeenten en woningbouwcorporaties. De resultaten leggen we vast in een open acces booklet – en vormt de opmaat voor een RAAK aanvraag.