Een gedragsinterventie die kan bijdragen aan het vergroten van de gelegenheid om gft te scheiden is het aanbieden van een gft-bakje en zakjes. Maar welk soort bakje kun je het beste aanbieden aan bewoners, geef je wel of niet een keuze en hoe kun je het beste de uitgifte regelen? Deze vragen hebben wij geprobeerd te beantwoorden d.m.v. een onderzoek naar de inzet van gftbakjes in Nederland.
Bevoorrading en retourstromen in stedelijke gebieden zijn kostbaar en gebonden aan veel regelgeving. Er is verkeersdruk en parkeren (op laad- en losplekken) is vaak slecht mogelijk. Dit project bekijkt een nieuwe techniek om verkeersstromen in Amsterdamse straten te observeren en de relatie te leggen met de bevoorrading van winkels, van de markt en van andere bedrijven en partijen in een straat. Met dit inzicht kan er in samenwerking met vervoerders, leveranciers, ondernemers en bewoners bekeken worden welke oplossingen er zijn om de verkeersdruk te verminderen. Het slimmer en schoner regelen van de bevoorrading en inzameling van afval betekent een beter leefklimaat, een betere bereikbaarheid en niet in de laatste plaats een bruisende wijk waar het prettig vertoeven is. Het samenbrengen van de benodigde data is arbeidsintensief en zal in verband met concurrentie posities en privacy niet altijd mogelijk zijn. Schattingsmodellen en metingen worden daarom ingezet. Een andere techniek is om daadwerkelijk in een winkelstraat te gaan observeren. Fysiek is dat zeer arbeidsintensief en camerabeelden mogen meestal niet worden gebruikt in verband met privacy. Met artificiële intelligentie kunnen objecten (en personen) uit beeldmateriaal worden herkend. Daarover zijn succesverhalen in een social media context gepresenteerd, en recent ook in verkeersomgevingen (vaak snelwegen). In dit project willen we gedetailleerd beeldmateriaal (foto’s) verzamelen, om te zien welke informatie kan worden geleerd met beeldherkennings-algoritmes. Het betreft een verkennend bruikbaarheidsonderzoek met een aantal praktijkpartners.
Bij de ontwikkeling van kinderen speelt de omgeving waarin zij opgroeien en de wijze waarop zij zich verbonden voelen met hun buurt een belangrijke rol (Owens, 2004; 2016). Om als basisschool goed bij te kunnen dragen aan de ontwikkeling van kinderen is het van belang dat scholen de omgeving en de buurt waarin hun leerlingen opgroeien kennen en kunnen benutten voor hun onderwijs. In het bijzonder gaat het daarbij om de betekenis die deze omgeving voor hun leerlingen heeft. Voor basisscholen in wijken met een grote diversiteit aan inwoners kan de betekenis van eenzelfde omgeving voor verschillende leerlingen ook zeer verschillend zijn. Naar de wijze waarop kinderen zich verbonden voelen met de fysieke en sociale ruimte is nog weinig onderzoek gedaan (Tani, 2016). Naast inzicht in de bestaande verbinding van kinderen met hun omgeving is het voor het onderwijs belangrijk om inzicht te verkrijgen in de wijze waarop kinderen in staat kunnen worden gesteld om zich te binden aan een plek en om deze plek te benutten bij hun ontwikkeling. De capability approach (Nussbaum, 2014) en een perspectief op de veerkracht van kinderen (Enthoven, 2007) bieden een kader om naar dit vraagstuk te kijken. Het onderzoek richt zich op wat het primair onderwijs kan doen om de aan de omgeving gerelateerde vermogens van kinderen te ontwikkelen. Onderwijs waarin de leefomgeving van kinderen wordt betrokken of waarin de leefomgeving op enige wijze een rol speelt kan hiertoe een middel zijn. Dit vanuit de notie dat door het ontwikkelen van een ‘sense of place’ (Dolan, 2016) de kennis, persoonlijke verbondenheid en verantwoordelijkheid voor de lokale omgeving versterkt kunnen worden. Het onderzoek zal na een verkennende fase een ontwerpgericht karakter krijgen, waarbij op onderzoeksmatige wijze materiaal wordt ontwikkeld dat bruikbaar is op basisscholen en lerarenopleidingen basisonderwijs.
De druk op dansers is enorm. Lange en intensieve werkdagen, veel reizen en verschillende werkplekken maken het lastig om lichaam en geest goed te verzorgen. Hierdoor liggen blessures en mentale klachten op de loer. In het RAAK project Fit to Perform hebben Het Nationale Ballet (HNB), Scapino Ballet Rotterdam en Codarts de krachten gebundeld om de fysieke en mentale gezondheid van dansers te verbeteren en prestaties te optimaliseren. Het project is gestart in april 2016 en heeft inmiddels de volgende resultaten opgeleverd: 1. De Performing artist and Athlete Health Monitor (PAHM) is ontwikkeld. Dit is een online tool dat real-time informatie over de fysieke en mentale gezondheid van podiumkunstenaars verzamelt, analyseert en visualiseert. Via een persoonlijk dashboard koppelt het systeem de uitkomsten van de fysieke testen en de maandelijkse gezondheidsvragenlijst terug aan de studenten (Codarts) en dansers (Het Nationale Ballet en Scapino Ballet Rotterdam). 2. Binnen Codarts wordt de kennis uit PAHM gebruikt voor a) vernieuwing van het onderwijscurriculum, b) evidence based onderbouwing voor het handelen van het Performing Arts Health Team, c) individuele begeleiding van de studenten op het gebied van fysieke en mentale gezondheid door een health coach, d) het ontwikkelen van een traject rondom Periodisering Op Maat (POM). 3. Vier publicaties in internationale wetenschappelijke tijdschriften en diverse presentaties op (inter)nationale congressen. 4. Borging en uitbreiding van het consortium voor 8 jaar door honorering van een SPRONG subsidie resulterend in de oprichting van PEARL (PErforming artist and Athlete Research Lab). Gedurende het RAAK project zijn is er zowel vanuit het onderwijs (Codarts), het praktijkveld (Het Nationale Ballet) als de wetenschappelijke wereld (congresorganisaties) de vraag gesteld aan de projectgroep om de beschikbare gegevens verder te analyseren. Doel van deze top-up aanvraag is het vergroten van de impact van het Fit to Perform project door het verbeteren van de doorwerking van de resultaten richting: 1. Onderwijs: De 4 internationale publicaties worden omgezet naar begrijpelijke factsheets/ infographics. 2. Onderzoek: Er worden secundaire analyses uitgevoegd op de Fit to perform database om inzicht te krijgen welke vragenlijsten door onderzoekers gebruikt moeten worden in projecten om inzicht te krijgen in de omvang, aard, risicofactoren en preventieve maatregelen van fysieke en mentale klachten bij dansers. De uitkomsten worden gepubliceerd in een internationaal tijdschrift en weergegeven in een toegankelijker factsheet/infographic. 3. Praktijk: Er worden secundaire analyses uitgevoerd op de Fit to Perform database om inzicht te krijgen in welke kenmerken van dansers (leeftijd, aantal jaren danservaring, vooropleiding, rang in het gezelschap etc) van invloed kunnen zijn op het grootste blessurerisico. Deze blessureprofielen worden via een presentatie teruggekoppeld aan Het Nationale Ballet.