Democratie, vrijheid, gelijkheid voor wie? Deze vraag staat centraal in het boek Denken over Democratie, geschreven voor het havo-eindexamen filosofie. Leerlingen verdiepen zich in een reeks politieke denkers van de Oudheid tot de huidige tijd: van Plato tot Michael Sandel. Ze denken na over fundamentele democratische kwesties zoals vrijheid van meningsuiting en de rechtsstatelijkheid van partijprogramma’s. Dit informatieve boek biedt aanknopingspunten om in de geschiedenisles met leerlingen na te denken over zulke vraagstukken.
DOCUMENT
Pleidooi om in het nieuwe programma Cultuurparticipatie meer oog te hebben voor culturele democratie.
DOCUMENT
De ontwikkelingen in de Arabische regio gaan momenteel erg snel, waardoor sommige informatie in dit rapport bij het lezen mogelijk al is achterhaald door de actualiteit. De AIV meent dat de politieke omwentelingen in de Arabische regio belangrijke kansen bieden voor een betere, meer op rechtsstaat en democratie gerichte omgang van westerse landen met autocratische regimes die verantwoordelijk zijn voor ernstige schendingen van mensenrechten. Weliswaar nopen zwaarwegende geopolitieke belangen tot het onderhouden van diplomatieke betrekkingen met autocratische regimes, maar dialoog en (beperkte) samenwerking op regeringsniveau mogen niet ten koste gaan van de ondersteuning van hervormingsgezinden en het maatschappelijk middenveld in die landen. Teveel hebben westerse regeringen zich in het verleden geïdentificeerd met autoritaire regimes, op basis van de onjuist gebleken veronderstelling dat dergelijke regimes voor politieke stabiliteit zouden kunnen zorgen. Ook nu is er het gevaar dat het beleid van westerse landen wordt beheerst door een taxatie van de overlevingskansen van een autocratisch regime, los van de vraag wat in het belang is van respectering van de rechten van de mens en de democratische en sociaaleconomische aspiraties van de bevolking. De AIV is van oordeel dat de Nederlandse regering zich niet moet laten gijzelen door de angst dat radicale islamitische groeperingen een greep naar de macht doen. De kans daarop neemt eerder toe dan af door een politiek van – al dan niet heimelijke – steun aan regimes die blijvend vervreemd zijn geraakt van de legitieme eisen van de burgers in de Arabische samenlevingen. De AIV concludeert dat de recente ontwikkelingen in Tunesië, Egypte en andere Arabische landen het belang onderstrepen van een gerichte versterking van het maatschappelijk middenveld (politieke partijen, maatschappelijke organisaties en vakbonden). De opbouw van een krachtig maatschappelijk middenveld vergt een lange adem, maar sorteert uiteindelijk het meeste effect bij het bevorderen van vrijheid, gerechtigheid en democratie. De AIV merkt op dat zowel Nederland als de EU reeds beschikken over passende beleidsinstrumenten ter versterking van de civil society. Echter, vooral de EU heeft in het recente verleden verzuimd de instrumenten uit het Europees Nabuurschapsbeleid (ENB) op de juiste wijze toe te passen. Zo heeft de Unie in de politieke dialoog met zuidelijke buurstaten onvoldoende nadruk gelegd op de onvolkomenheden (of zelfs afwezigheid) van de rechtsstaat en de ontwikkeling van een onafhankelijke particuliere sector die gevrijwaard is van politieke beïnvloeding. De opkomst van hervormingsbewegingen in verschillende Arabische landen verschaft de EU nieuwe kansen. Nederland beschikt met het Mensenrechtenfonds en het Fonds Ontwikkeling Pluriformiteit en Participatie in islamitische landen over passende bilaterale hulpinstrumenten waarmee een stem gegeven kan worden aan maatschappelijke organisaties die het huidige transitieproces in de Arabische regio kunnen dragen. De AIV meent echter dat investeringen in additionele expertise en analysecapaciteit noodzakelijk zijn om de regering goed te kunnen adviseren over mogelijke Nederlandse bijdragen aan versterking van de civil society in de Arabische regio. Voldoende analysecapaciteit op ambassades in de regio en nauwere samenwerking van de regering met (Nederlandse) NGO’s, instellingen voor capaciteitsopbouw van politieke partijen en de vakbeweging zijn het meest doelmatig om in deze behoefte aan expertise en analysecapaciteit te voorzien [tot besluit - conclusie van een rapport uitgebracht door commissie onder voorzitterschap van F. Korthals Altes]
DOCUMENT
Democratie, burgerschapsvorming, kritisch denken en Bildung worden vaak samen genoemd, maar een heldere kijk op de onderlinge samenhang ontbreekt nog. In dit onderzoeksproject ontwikkelen we een visie op burgerschapsvorming in het middelbaar beroepsonderwijs, waarin kritisch denken en Bildung worden opgenomen.
Democratie, burgerschapsvorming, kritisch denken en Bildung worden vaak samen genoemd, maar een heldere kijk op de onderlinge samenhang ontbreekt nog. In dit onderzoeksproject ontwikkelen we een visie op burgerschapsvorming in het middelbaar beroepsonderwijs, waarin kritisch denken en Bildung worden opgenomen.Doel We willen met het project 'Democratisering van kritisch denken' de volgende doelen bereiken: Het formuleren van een heldere kijk op het samenbrengen van kritisch denken, burgerschap, Bildung en de beroepsvoorbereiding in het mbo; Het creëren van een duurzame, professionele leergemeenschap; De ontwikkeling van kennis om kritisch denken toe te passen in de lespraktijk; Het beschikbaar stellen van leerplannen en meetinstrumenten voor mbo-docenten. Resultaten Dit onderzoek loopt. Na afloop vind je hier een samenvatting van de resultaten. Looptijd 17 september 2018 - 31 januari 2023 Aanpak Dit project is onderdeel van de Werkplaats Onderwijsonderzoek van NRO. Deze werkplaatsen zijn gericht op het instellen van duurzame ‘professionele leergemeenschappen’. Ook in dit project komen verschillende expertises samen: die van mbo-docenten (Nederlands, Burgerschap en vakdocenten), onderzoekers van een practoraat, het Expertisecentrum Kritisch Denken (ECKD), het lectoraat Normatieve professionalisering en twee universiteiten. Studenten en externe partners brengen bovendien praktijkkennis in. Samen werken de partners aan een visie op kritisch denken, burgerschap en bildung en de vertaling hiervan in leerlijnen en assessment-tools. Samen met mbo-docenten kijken we bovendien welke professionalisering er nodig is om kritisch denken toe te passen in het beroepsonderwijs. Lees meer over het project Democratisering van kritisch denken.
Democratieonderwijs wordt steeds belangrijker in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo). Ervaringsleren, waarbij studenten door sociale interactie bekend raken met democratische concepten, is hiervoor een goede benadering. Binnen die benadering zijn democratiesimulaties een potentieel effectieve manier van werken waar nog beperkt onderzoek naar is gedaan. Simulaties maken de lesstof levendig en stimuleren studenten om verschillende perspectieven te ontdekken en gezamenlijk problemen op te lossen. Mbo-burgerschapsdocenten onderschrijven de meerwaarde van democratiesimulaties, maar voelen zich vaak niet bekwaam om ermee les te geven, vanwege gebrek aan scholing. Docenten gebruiken de werkvorm dus relatief weinig. Met dit onderzoek willen we meer inzicht krijgen in de pedagogisch-didactische competenties die docenten nodig hebben voor het uitvoeren van democratiesimulaties en in de manieren waarop docenten hierin kunnen worden geprofessionaliseerd. Een consortium bestaande uit Hogeschool van Amsterdam (HvA), Universiteit van Amsterdam (UvA), Noorderpoort Practoraat Burgerschap en tien mbo-scholen zal het onderzoek uitvoeren, samen werkveldpartijen: Expertisepunt Burgerschap, ProDemos, Nederlandse Vereniging Leraren Maatschappijleer, Landelijk Expertisecentrum Mens- en Maatschappijvakken en JOB-mbo. Het levert twee producten op. Ten eerste een overzicht van concrete pedagogisch-didactische competenties die nodig zijn voor het gebruiken van democratiesimulaties. Ten tweede een evidence-informed docentprofessionaliseringstraject (DPT) om docenten te professionaliseren in deze competenties. Hiervoor worden professionaliseringsactiviteiten, professionaliseringsmaterialen en handelingsprotocollen ontwikkeld en wordt bestaand simulatielesmateriaal aangescherpt. Deze producten worden ontworpen met het oog op brede toepasbaarheid, ook binnen het voortgezet onderwijs, hbo en universiteit, en specifiek voor lerarenopleidingen. Het project bestaat uit drie onderzoeksfasen: in fase 1 worden de pedagogisch-didactische competenties geconcretiseerd en een DPT ontwikkeld, gebaseerd op wetenschappelijke literatuur en in samenwerking met een expertgroep. In fase 2 wordt het DPT gepilot bij mbo-docenten. In fase 3 doen 40 docenten mee met het DPT en geven zij simulatielessen. Het DPT zal kwalitatief worden geëvalueerd (via observaties, docent-interviews en student-focusgroepen) en het effect op docentcompetenties zal worden gemeten via experimenteel onderzoek.
Lectoraat, onderdeel van Saxion