Dit is alweer de vijfde editie van het congres Met het oog op behandeling. De afgelopen jaren hebben we gezien dat de maatschappelijke belangstelling voor mensen met een licht verstandelijke beperking (LVB) sterk toeneemt. Dit jaar is er zelfs een Interdepartementaal Beleidsonderzoek gedaan door diverse ministeries over de positie van mensen met een LVB in de Nederlandse samenleving. In het onderzoeksrapport wordt gepleit voor het verbeteren van de communicatie tussen algemene voorzieningen en deze burgers. Voor alle professionals in het brede sociaal domein wordt aanbevolen dat zij meer kennis en vaardigheden moeten hebben voor hun hulp- en dienstverlening aan mensen met een LVB. Dat geldt voor alle professionals in het sociaal domein en in het bijzonder voor professionals die werken voor cliënten met een LVB waarbij sprake is van ernstige gedragsproblematiek en psychische problemen. In dat geval moet je kunnen omgaan met ‘onbegrepen gedrag’ en agressie en wil je beschikken over de beste, actuele kennis op dat gebied.
DOCUMENT
There is a central dilemma embedded in the relationship between teachers and researchers. Teachers know the story of the classroom well, but they are seldom asked to tell their stories, nor do they usually have the opportunity. Researchers, on the other hand, are skilled at telling certain things about classrooms, but they often miss the central stories that are there. This divergence can lead to different opinions on what teaching is about and what is important within it. To bridge this gap, we describe an approach which puts the teacher and the student at the centre. With respect to emotional and behavioural problems of students, we underline the notion of student-teacher compatibility, deriving from theories emphasizing the transactional/reciprocal nature of human behaviour. One of the aims of the Lectorship and Knowledge Network Behavioural Problems in School Practice, is to identify at-risk-teachers (i.e. those most vulnerable to the presence of behaviourally challenging students and parents) so that interventions, both in initial teacher training as well as in inservice training can be applied to help them develop adequate attitudes and coping-skills. In clinical supervision, peer coaching or reflective practice, these teachers can be helped to consider in what way student and parental problem behaviour contribute to their loss of satisfaction, their feelings of self doubt, perceived disruption of the teaching process, and their frustration working with parents.
DOCUMENT
Dit proefschrift onderzoekt de manieren waarop affectieve reacties op lichamen met een handicap worden gerepresenteerd en hoe dit ons uitnodigt om deze lichamen esthetisch te lezen. Ik stel dat deze affectieve impact begrepen kan worden als een ‘affordance’, een term die ik gebruik om te beschrijven hoe de verschijning van en interactie met gehandicapte lichamen affectieve reacties teweegbrengt, zoals angst, verwondering of walging. Ik bestudeer de relatie tussen representatie en affectieve reacties via literatuur en andere kunstvormen. Door middel van close readings van literaire teksten en kunstwerken biedt dit proefschrift een alternatief voor het zogenaamde modeldenken - een benadering die categorisering benadrukt. In plaats daarvan stel ik een lezing voor die zich richt op hoe lichamelijke capaciteiten cultureel en sociaal vertaald worden in (on)vermogens. In tegenstelling tot taxonomische benaderingen die categoriseren en generaliseren, maakt deze methode het mogelijk om van het bijzondere naar het private te gaan. Kunstwerken, hoewel vatbaar voor generalisatie, benadrukken hun uniciteit en weerstaan categorisering. Door te analyseren hoe verschillende kunstvormen gehandicapte lichamen representeren, geeft dit proefschrift een nieuwe dimensie aan het begrijpen van onze emotionele reacties en de esthetische waardering van lichamelijke diversiteit.
MULTIFILE
Samen met leraren (opleiders), studenten, en duurzaamheidsexperts onderzoeken we hoe Leren voor Duurzame Ontwikkeling vorm kan krijgen in de bèta-schoolvakken en welke docentcompetenties leraren-in-opleiding daarvoor moeten ontwikkelen.
Samen met leraren (opleiders), studenten, en duurzaamheidsexperts onderzoeken we hoe Leren voor Duurzame Ontwikkeling vorm kan krijgen in de bèta-schoolvakken en welke docentcompetenties leraren-in-opleiding daarvoor moeten ontwikkelen.Doel Onder leraren, scholen en beleidsmakers bestaat brede steun voor de gedachte dat duurzaamheidsvraagstukken een integrale plaats moeten krijgen in het funderend onderwijs. Onderwijs over duurzaamheid vraagt echter deskundigheden en benaderingswijzen die in het reguliere bèta-onderwijs minder gebruikelijk zijn: redeneren met onzekere of onvolledige informatie, morele discussies en omgaan met emotionele reacties, en interdisciplinaire en buitenschoolse projecten. Daarnaast lopen de opvattingen uiteen over de gewenste inhoudelijke en didactische invulling van “leren voor duurzame ontwikkeling” (LvDO). Ook de voorstellen van Curriculum.nu bieden hiervoor nog weinig houvast. In de praktijk blijkt het dan ook moeilijk om duurzame ontwikkeling goed in te bedden in de bèta-onderwijspraktijk. Dit promotieonderzoek richt zich op de begripsmatige verheldering en operationele invulling van LvDO binnen en met de bètavakken, de kennis, houding en vaardigheden die daarvoor nodig zijn, en de manier waarop deze in een initiële lerarenopleiding ontwikkeld kunnen worden, zodanig dat studenten in staat zijn om aspecten van LvDO-onderwijs daadwerkelijk in hun vo-praktijk te integreren. Looptijd 01 januari 2020 - 31 december 2023 Aanpak Het onderzoek volgt een ontwerpgerichte benadering. Als proeftuin dient daarbij de bèta-lerarenopleidingscursus Lesgeven in het Leergebied Mens en Natuur (LLMN), waarin LvDO het centrale thema vormt. In wisselwerking met de schoolpraktijk, externe stakeholders en experts, onderzoeken we hoe LvDO vorm kan krijgen en welke docentcompetenties bèta-leraren in opleiding (in het tweedegraadsgebied) daarvoor nodig hebben.
Hybride producten, bestaande uit zowel vlees als plantaardige ingrediënten, zijn een veelbelovende optie binnen de eiwittransitie. Ze dragen bij aan een daling van vleesconsumptie en daarmee aan een lagere milieubelasting. Eerdere introducties in supermarkten mislukten, mogelijk door een verkeerde timing en onduidelijke communicatie. Het bewustzijn over de impact van dierlijke producten op het milieu groeit. De timing voor hybride producten is nu dus gunstiger. Bovendien bestaat er draagvlak voor het gedeeltelijk vervangen van vlees door plantaardige ingrediënten. Onderzoek laat echter zien dat communiceren over 'minder vlees' een averechts effect heeft op productwaardering. Er zou dus zo min mogelijk gecommuniceerd moeten worden over het hybride karakter van producten. Tegelijkertijd is transparantie ook een vereiste voor consumenten. Dit leidt tot de centrale hoofdvraag: Wat is het optimale communicatieniveau voor producenten van hybride producten bij een introductie in supermarkten, variërend van volledig informerend tot subtiel informerend over het hybride karakter van het product? Dit project onderzoekt de impact van communicatieniveaus op productattitudes, aankoopbereidheid, aandacht, emoties en productwaardering. Ook voor consortiumpartner Olijck is dit vraagstuk cruciaal. De hybride producten van Olijck (vlees en zeewier) zijn succesvol binnen de foodservice, waar communicatie een geringe rol speelt. Olijck bereidt momenteel de stap naar de supermarkt voor, waar communicatie juist wel een rol speelt. Het project omvat de volgende twee werkpakketten: 1) ontwikkeling van testverpakkingen en reclame-uitingen met verschillende communicatieniveaus (volledig informerend versus subtiel informerend), 2) onderzoek naar de invloed van communicatieniveaus op a) productattitudes (bewuste processen), b) aandachtsprocessen en emotionele reacties (onbewuste processen) en c) ervaringen tijdens het bereiden en consumeren van het product. Met behulp van co-creatie (werkpakket 1), focusgroepen, psychofysiologisch onderzoek en sensorisch onderzoek (werkpakket 2) wordt antwoord gegeven op bovenstaande hoofdvraag. Het lectoraat Purposeful Marketing werkt hierin samen met Olijck, maar ook met de Radboud Universiteit, de Consumentenbond, ProVeg en North Sea Farmers.