De Nederlandse overheid staat voor een uitdaging op het terrein van klimaat en energie. De afgelopen jaren heeft zij ambitieuze beleidsdoelstellingen geformuleerd om de broeikasuitstoot te verminderen door onder meer het aandeeld hernieuwbare energie te verhogen en het totale energieverbruik te verlagen. Om de ambities ook daadwerkelijk te realiseren, is een 'energistransitie ' vereist. Daarbij is een belangrijke rol voor burgerinitiatieven weggelegd. Maar burgers kunnen het niet alleen. Het is noodzakelijk dat overheden hen daarbij ondersteunen. Sommige overheden pakken dit inmiddels enthousiast op. In het Duurzaam Dorp-programma van de Provincie Overijssel worden burgers gestimuleerd en gefaciliteerd om hun eigen energie-ambities te bereiken.
MULTIFILE
Far from being negligible in quantity, decentralized energy production delivers a considerable part of the renewable energy production in the Netherlands. Decentralized production takes place by individual households, companies as well as citizen groups. Grassroots initiatives have sprung up in the Netherlands in the last 5 years, in a recent inventory 313 formally instituted local energy cooperatives were found. Cooperatives’ aims are sustainability, strengthening local economy and promoting a democratic governance structure for energy production.The energy industry in the Netherlands has traditionally been dominated by large energy companies, and the Groningen gas field has resulted in a very high dependency on natural gas for both consumer and business households. The climate for grassroots initiatives has improved since the so-called Energy Covenant in 2013. This covenant pertains to an agreement between government, industry representatives, labor unions and non-governmental organizations to arrive at a substantial reduction of energy use, ambitious increase in the production of renewable energy, and new jobs in the renewable energy sector.The covenant also announced new policies to stimulate community energy activities, such as the Zip-code-rose policy . The governmental interest in new forms of energy transition, is also demonstrated by the ‘Experiments Electricity Law’ facility, which gives local business and community initiatives an opportunity to experiment with a local energy system. This policy is meant as a ‘learning facility’; experiences are expected to lead to adaptations in Dutch electricity law and regulation.
In het Nationaal Park Drentsche Aa startte in 2021 het driejarige programma “Energietransitie en participatie’. Hierin staan de opvattingen van bewoners en hun energie-initiatieven centraal: Wat vinden inwoners kwaliteiten op gebieds- en dorpsniveau? Hoe wil men hier in het kader van de energietransitie mee omgaan? Welke concrete projecten kunnen zij hieruit ontplooien? Voor de uitvoering van dit programma maken zij graag gebruik van de integrale methodiek zoals beschreven in het werkboek “WI’J DOONT! Samen energie steken in onze waardevolle gebouwen, dorpen en landschappen”. Met dit nieuwe werkboek kunnen lokale gemeenschappen zelf, vanuit de kracht van hun dorp en erfgoedkwaliteiten, een energievisie en concrete plannen ontwikkelen. Het werkboek is gereed voor toepassing in een pilot. Omdat binnen het programma geen ruimte is voor de (inhoudelijke) ondersteuning van het werkboek wordt in dit KIEM-project een training ontwikkeld voor gebruikers en procesbegeleiders. Dit KIEM-project heeft op verschillende manieren een vernieuwend karakter: - Lokale gemeenschappen zijn centrale besluitvormers over energieplannen en niet slechts een partij die inspreekt op een plan van overheid of energiebedrijven. - Verschillende disciplines werken samen: energie, gebouwd erfgoed en landschappelijk erfgoed. In de huidige praktijk werken deze vaak na elkaar. - Vanuit een theoretisch perspectief is het werkboek het eerste integrale instrument dat aansluit bij de ‘erfgoed als ruimtelijke vector-benadering’. In dit KIEM-project vindt de eerste toepassing plaats. - Met de training en begeleiding heeft dit KIEM-project een directe impact op de praktijk, wat de lokaal gedragen energietransitie ten goede komt. De consortiumpartners voor dit project zijn de Hanzehogeschool Groningen, de Drentse vereniging voor Dorpsbelangen en Dorpshuizen (BOKD), de Natuur- en Milieufederatie Drenthe (NMFD). Daarnaast zullen enkele externe partijen worden ingehuurd voor inhoudelijke ondersteuning van de lokale gemeenschappen (de deelnemers).
In het Nationaal Park Drentsche Aa startte in 2021 het driejarige programma “Energietransitie en participatie’. Hierin staan de opvattingen van bewoners en hun energie-initiatieven centraal: Wat vinden inwoners kwaliteiten op gebieds- en dorpsniveau? Hoe wil men hier in het kader van de energietransitie mee omgaan? Welke concrete projecten kunnen zij hieruit ontplooien? Voor de uitvoering van dit programma maken zij graag gebruik van de integrale methodiek zoals beschreven in het werkboek “WI’J DOONT! Samen energie steken in onze waardevolle gebouwen, dorpen en landschappen”. Met dit nieuwe werkboek kunnen lokale gemeenschappen zelf, vanuit de kracht van hun dorp en erfgoedkwaliteiten, een energievisie en concrete plannen ontwikkelen. Het werkboek is gereed voor toepassing in een pilot. Omdat binnen het programma geen ruimte is voor de (inhoudelijke) ondersteuning van het werkboek wordt in dit KIEM-project een training ontwikkeld voor gebruikers en procesbegeleiders.Dit KIEM-project heeft op verschillende manieren een vernieuwend karakter:- Lokale gemeenschappen zijn centrale besluitvormers over energieplannen en niet slechts een partij die inspreekt op een plan van overheid of energiebedrijven.- Verschillende disciplines werken samen: energie, gebouwd erfgoed en landschappelijk erfgoed. In de huidige praktijk werken deze vaak na elkaar.- Vanuit een theoretisch perspectief is het werkboek het eerste integrale instrument dat aansluit bij de ‘erfgoed als ruimtelijke vector-benadering’. In dit KIEM-project vindt de eerste toepassing plaats.- Met de training en begeleiding heeft dit KIEM-project een directe impact op de praktijk, wat de lokaal gedragen energietransitie ten goede komt.De consortiumpartners voor dit project zijn de Hanzehogeschool Groningen, de Drentse vereniging voor Dorpsbelangen en Dorpshuizen (BOKD), de Natuur- en Milieufederatie Drenthe (NMFD). Daarnaast zullen enkele externe partijen worden ingehuurd voor inhoudelijke ondersteuning van de lokale gemeenschappen (de deelnemers).In het Nationaal Park Drentsche Aa startte in 2021 het driejarige programma “Energietransitie en participatie’. Hierin staan de opvattingen van bewoners en hun energie-initiatieven centraal: Wat vinden inwoners kwaliteiten op gebieds- en dorpsniveau? Hoe wil men hier in het kader van de energietransitie mee omgaan? Welke concrete projecten kunnen zij hieruit ontplooien? Voor de uitvoering van dit programma maken zij graag gebruik van de integrale methodiek zoals beschreven in het werkboek “WI’J DOONT! Samen energie steken in onze waardevolle gebouwen, dorpen en landschappen”. Met dit nieuwe werkboek kunnen lokale gemeenschappen zelf, vanuit de kracht van hun dorp en erfgoedkwaliteiten, een energievisie en concrete plannen ontwikkelen. Het werkboek is gereed voor toepassing in een pilot. Omdat binnen het programma geen ruimte is voor de (inhoudelijke) ondersteuning van het werkboek wordt in dit KIEM-project een training ontwikkeld voor gebruikers en procesbegeleiders.Dit KIEM-project heeft op verschillende manieren een vernieuwend karakter:- Lokale gemeenschappen zijn centrale besluitvormers over energieplannen en niet slechts een partij die inspreekt op een plan van overheid of energiebedrijven.- Verschillende disciplines werken samen: energie, gebouwd erfgoed en landschappelijk erfgoed. In de huidige praktijk werken deze vaak na elkaar.- Vanuit een theoretisch perspectief is het werkboek het eerste integrale instrument dat aansluit bij de ‘erfgoed als ruimtelijke vector-benadering’. In dit KIEM-project vindt de eerste toepassing plaats.- Met de training en begeleiding heeft dit KIEM-project een directe impact op de praktijk, wat de lokaal gedragen energietransitie ten goede komt.De consortiumpartners voor dit project zijn de Hanzehogeschool Groningen, de Drentse vereniging voor Dorpsbelangen en Dorpshuizen (BOKD), de Natuur- en Milieufederatie Drenthe (NMFD). Daarnaast zullen enkele externe partijen worden ingehuurd voor inhoudelijke ondersteuning van de lokale gemeenschappen (de deelnemers).
Elektrisch rijden staat aan de vooravond van een schaalsprong. De ambitie van zowel de Nederlandse overheid als internationale overheden is om binnen nu en 12 jaar alleen nog maar elektrische auto’s nieuw op de markt toe te laten. De elektrisch vervoer (EV) keten staat voor de grote uitdaging om deze schaalsprong op tijd met voldoende laadinfrastructuur te faciliteren. Nederlandse ketenpartners willen, net als de afgelopen jaren, koploper blijven op het gebied van EV-laadinfrastructuur en daarom goed voorbereid zijn op deze schaalsprong. De centrale praktijkvraag van de EV-ketenpartners is “Hoe kan de toekomstige laadbehoefte voor elektrische voertuigen in een snel groeiende markt met nieuwe gebruikersgroepen goed worden ingevuld?” Het doel van Future Charging is om bij te dragen aan de doorbraak van elektrisch rijden door kennis over de laadbehoefte van nieuwe gebruikersgroepen te ontwikkelen en toekomstig laadgedrag in een agent-based model te simuleren. Simulaties geven EV-ketenpartners concrete inzichten in effecten van toekomstscenario’s op het gebruik van laadinfrastructuur, de impact op het elektriciteitsnet en openbare ruimte. Deze kennis ondersteunt EV-ketenpartners bij de uitrol van toekomstbestendige laadinfrastructuur. In totaal brengt dit project 17 consortiumpartners bij elkaar waarmee de volledige EV-keten voor laadinfrastructuur vertegenwoordigd is: gemeenten, netbeheerders, laadpaal-exploitanten, energiebedrijven en gebruikers. De partners bieden hiermee een rijke praktijkomgeving waar continu kan worden geleerd over de veranderende laadbehoefte van verschillende gebruikersgroepen en in verschillende ruimtelijke settings: van grootstedelijk tot “laden in de regio”. Sinds 2014 beheert en monitort de Hogeschool van Amsterdam de laaddata voor G4/MRA-E. Meer dan 8,5 miljoen laadsessies zijn opgeslagen in een professioneel datawarehouse en middels beveiligde accounts toegankelijk voor onderzoek. Future Charging slaat de brug tussen theorie over laadbehoefte, laadgedrag en agent-based simuleren en de praktijk van laadinfrastructuur. Het resultaat is een praktisch toepasbaar simulatiemodel waarmee ontwerpstudies en praktijkcases worden doorgerekend.