Met het Programma Energieparticipatie (PEP) 2020 - 2030 willen de Groninger Energiekoepel, Grunneger Power en de Natuur- en Milieufederatie voor meer participatie zorgen van Groningers in de energietransitie, meer en innovatiever verduurzamen en te komen tot een bestendige en professionele lokale energiesector. De Hanzehogeschool Groningen is gevraagd om dit programma progressiegericht (met als doel het programma te versterken) te monitoren. De eerste tussentijdse evaluatie wordt in dit rapport beschreven.
DOCUMENT
In het kader van het Interreg North Sea Region project "RIGHT skills for the RIGHT future" is een rapport geschreven waarin het concept waardeketens (value chains) en de ontwikkeling daarvan in de energiesector verkend is.
DOCUMENT
Groen Gas Hub Salland is een experimenteel en innovatief project. De beleidscontext van dit project laat zich kenmerken door een dynamiek van publieke belangen. Op de eerste plaats is er de liberalisering van de energiesector, die tot gevolg had dat de overheid op afstand van de sector is komen te staan. Daarnaast is er de wens in de samenleving om een duurzame energievoorziening te realiseren. Om aan deze wens tegemoet te komen, is het goed denkbaar dat de overheid haar verantwoordelijkheid neemt door in samenwerking met particulieren innovatieve duurzaamheidsprojecten te starten. Deze beleidscontext roept de vraag op (i) of en (ii) zo ja hoe een Groen Gas Hub in Salland georganiseerd kan worden. In dit rapport staan kritische succesfactoren waarmee bij de organisatie van het initiatief rekening kan worden gehouden. Daarnaast wordt een model gepresenteerd waardoor het mogelijk is om op een systematische en gefaseerde wijze een afweging te maken tussen verschillende organisatorische constructies. Deze afweging is terug te brengen tot een keuze op twee dimensies, namelijk: (i) het type belang en (ii) de schaal van het project. De keuzemogelijkheden op de twee dimensies leiden tot vier organisatievormen. Bij elke vorm hoort een andere verdeling van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden tussen de verschillende partijen. Van deze organisatievormen is “de op een publiek belang gerichte provinciaal/regionaal georiënteerde organisatie” vooralsnog te prefereren.
MULTIFILE
De energietransitie is één van de grootste communicatie-uitdagingen van de komende decennia. Bij de energietransitie zijn verschillende belanghebbenden (stakeholders) met soms tegenstrijdige belangen, zoals overheid, organisaties en burgers. Om de energietransitie goed te laten verlopen, moeten deze stakeholders actief bij het proces betrokken worden. Voordat dergelijke participatie-initiatieven succesvol kunnen zijn, is het allereerst belangrijk om de visies van deze verschillende stakeholdergroepen (professionals uit de publieke sector, professionals uit de energiesector, burgers) op de energietransitie in kaart te brengen. Desalniettemin is er nog weinig onderzoek naar communicatie over de energietransitie binnen de Nederlandse communicatiepraktijk. Het netwerk dat wordt opgezet met deze aanvraag biedt de mogelijkheid om verschillende praktijkperspectieven hierover te koppelen aan wetenschappelijk onderzoek. Specifiek brengen we kennis uit communicatieadviesbureaus, energiesector en beroepsvereniging bij elkaar. Een eerste stap naar een gedeelde kennisbank is een survey-onderzoek naar visies op de energietransitie binnen drie stakeholdergroepen: overheid, organisaties en burgers. De resultaten van deze studie zullen laten zien welke aspecten van de energietransitie door welke stakeholders saillant gemaakt worden, en welke aspecten onderbelicht blijven. Deze resultaten bieden vervolgens een aanzet tot optimalisering van communicatie over de energietransitie binnen deze groepen. Met behulp van de netwerkpartners zullen de resultaten vertaald worden in een tool voor communicatieprofessionals. De resultaten en tool zullen breed gedeeld worden onder Nederlandse communicatieprofessionals en bieden daarnaast een mogelijke opstap naar verdieping van samenwerking binnen het netwerk in vervolgprojecten.
In dit KIEM-project verkennen we de haalbaarheid van een nieuw concept voor energietransitie en circulaire economie: EnTranCe-for-a-Community. Dit is een generiek concept voor draagvlak voor lokale waarde-creatie en groene energieproductie. Na discussies met ons werkveld implementeren we EnTranCe-for-a-Community hier als een publiekskas met technologie om lokale biomassa om te zetten in groene energie (gas) en biocompost. We onderzoeken of dit concept een aantrekkelijke uitbreiding is voor lokale energie-initiatieven en energiecoöperaties (doorgaans bezig met zon en/of wind) als alternatief voor aardgas of een warmtenet. We willen weten of en hoe het realiseren van een EnTranCe-for-a-Community-project op een concrete locatie kansrijk is. Dat kansrijk zijn wordt op drie niveaus onderzocht: (a) de bijdrage aan de lokale energietransitie (kosten/baten); (b) de bijdrage aan een lokale circulaire economie door verwaarding van lokale biomassa (kosten/baten) en (c) de bijdrage aan draagvlak en enthousiasme (en dus praktische haalbaarheid) voor deze ontwikkelingen, door het nauw betrekken van lokale stakeholders bij de studie en eventuele implementatie. EnTranCe-for-a-Community combineert eerder opgedane kennis en kunde op een innovatieve manier en beoogt lokale energietransitie te verbreden naar lokale biomassa. Deze haalbaarheidsstudie wordt uitgevoerd door een nieuw samenwerkingsverband van partners uit de coöperatieve en lokale energiesector, MKB en het expertisecentrum EnTranCe van de Hanzehogeschool Groningen. Allen dragen bij aan de haalbaarheidsstudie met kennis, kunde en netwerken die nodig zijn voor dit onderzoek en voor realisatie op langere termijn, indien voldoende kansrijk. We gebruiken de beproefde iteratieve Lean Startup-aanpak, die juist is ontwikkeld voor dit type complexe en multidimensionale projecten. We gaan komen tot een business en een mission model voor eventuele toekomstige implementatie ergens in Groningen op basis van de gedocumenteerde kansrijkheid van het concept. Op die manier zal dit KIEM-project de basis leggen voor een veel groter projectvoorstel voor verdere realisatie.
Het project FIXAR richt zich op het beantwoorden van de vraag: Hoe kan de luchtvaart- en windenergiesector composietenreparaties middels geautomatiseerde technologieën economisch verantwoord maken? Deze vraag komt voort uit eerdere ervaringen in RAAK-mkb projecten op het gebied van composietfabricage, oriëntatie op de nationale en internationale markt en uit de feedback van het betrokken mkb. Het mkb staat voor de uitdaging kennis en ervaring met automatiseringsoplossingen op te doen en nieuwe inspectietechnologieën in te voeren, wil het de groeiende behoefte aan composietenreparaties het hoofd bieden. De doelstelling van het project is dan ook, het door praktijkgericht onderzoek ontwikkelen van geautomatiseerde methoden voor duurzame geautomatiseerde composietenreparaties die technisch- en economisch haalbaar zijn. Om dit doel te bereiken wordt door Hogeschool Inholland samengewerkt met een aantal kennisinstituten en mkb-partners. Het project is opgebouwd rondom vier deelonderzoeken. Hiermee zijn alle aspecten van composietenreparaties gedekt; hulpmiddelen voor geautomatiseerde reparaties, inspectie en validatie, materiaalonderzoek en opleiding van medewerkers. Gelet op de state of the art-kennis, ligt de focus op luchtvaart en windenergie. Het zijn namelijk juist deze twee sectoren die het meest van elkaar kunnen profiteren. Binnen de deelonderzoeken komen state of the art-zaken aan bod als drones en Augement Reality. Aangezien het onderzoek zich richt op actuele problemen bij de bedrijven, zal een deel van het onderzoek bij de bedrijven zelf plaatsvinden en kunnen deze bedrijven direct profiteren van de resultaten van het onderzoek. In het onderwijs komen stage- en afstudeerplekken beschikbaar voor de studenten van de deelnemende hogescholen. Daarnaast vindt er een duurzame vertaalslag plaats van de projectresultaten en bevindingen middels het realiseren van onderwijsmateriaal t.b.v. de curricula van de opleidingen aviation, luchtvaarttechnologie, werktuigbouwkunde, en technische informatica. Het project heeft een blijvende impact op de beroepspraktijk omdat het deelnemende mkb met de resultaten uit dit project hun kennis van reparatieprocessen op hoger niveau brengt.