In dit artikel wordt eerst beschreven wat het verschil is tussen Evidence Based Practice (EBP) en Practice Based Evidence (PBE). Vervolgens wordt ingegaan op het toepassen van EBP en PBE in de praktijk. Dit gebeurt met behulp van de begrippen normativiteit en contextualiteit. Tot slot worden, in het licht van het voorafgaande, de rollen beschreven die de professional kan innemen ten aanzien van het verbeteren en ontwikkelen van zijn handelen. Aan bod komen de 'reflective practitioner', de 'evidence based practitioner' en de 'scientist practitioner'.
DOCUMENT
Om goede en verantwoorde zorg te kunnen bieden, streeft de paramedicus naar evidence-based practice. Evidence-based practice is het zorgvuldig, expliciet en oordeelkundig gebruik van het huidige beste bewijsmateriaal en evidence om beslissingen te nemen met individuele patiënten om de zorgverlening te verbeteren. De praktijk van evidence-based practice impliceert het integreren van individuele professionele kennis van de paramedicus met de wens en voorkeur van de patiënt en het beste externe bewijsmateriaal dat vanuit systematisch onderzoek beschikbaar is. De voorkeuren, wensen en verwachtingen van de patiënt spelen bij de besluitvorming een centrale rol.
DOCUMENT
Om goede en verantwoorde zorg te kunnen bieden, streeft de paramedicus naar evidence-based practice. Evidence-based practice is het zorgvuldig, expliciet en oordeelkundig gebruik van het huidige beste bewijsmateriaal en evidence om beslissingen te nemen met individuele patiënten om de zorgverlening te verbeteren. De praktijk van evidence-based practice impliceert het integreren van individuele professionele kennis van de paramedicus met de wens en voorkeur van de patiënt en het beste externe bewijsmateriaal dat vanuit systematisch onderzoek beschikbaar is. De voorkeuren, wensen en verwachtingen van de patiënt spelen bij de besluitvorming een centrale rol.
DOCUMENT
Horse riding falls under the “Sport for Life” disciplines, where a long-term equestrian development can provide a clear pathway of developmental stages to help individuals, inclusive of those with a disability, to pursue their goals in sport and physical activity, providing long-term health benefits. However, the biomechanical interaction between horse and (disabled) rider is not wholly understood, leaving challenges and opportunities for the horse riding sport. Therefore, the purpose of this KIEM project is to start an interdisciplinary collaboration between parties interested in integrating existing knowledge on horse and (disabled) rider interaction with any novel insights to be gained from analysing recently collected sensor data using the EquiMoves™ system. EquiMoves is based on the state-of-the-art inertial- and orientational-sensor system ProMove-mini from Inertia Technology B.V., a partner in this proposal. On the basis of analysing previously collected data, machine learning algorithms will be selected for implementation in existing or modified EquiMoves sensor hardware and software solutions. Target applications and follow-ups include: - Improving horse and (disabled) rider interaction for riders of all skill levels; - Objective evidence-based classification system for competitive grading of disabled riders in Para Dressage events; - Identifying biomechanical irregularities for detecting and/or preventing injuries of horses. Topic-wise, the project is connected to “Smart Technologies and Materials”, “High Tech Systems & Materials” and “Digital key technologies”. The core consortium of Saxion University of Applied Sciences, Rosmark Consultancy and Inertia Technology will receive feedback to project progress and outcomes from a panel of international experts (Utrecht University, Sport Horse Health Plan, University of Central Lancashire, Swedish University of Agricultural Sciences), combining a strong mix of expertise on horse and rider biomechanics, veterinary medicine, sensor hardware, data analysis and AI/machine learning algorithm development and implementation, all together presenting a solid collaborative base for derived RAAK-mkb, -publiek and/or -PRO follow-up projects.
Afasie is een ingrijpend gevolg van een beroerte. Iemand met afasie kan niet meer zeggen wat hij wil of bedoelt, en heeft ook vaak moeite met het begrijpen van wat iemand anders zegt. Dit heeft een grote impact op het dagelijks leven van de persoon zelf en zijn naasten. Het onvermogen te spreken leidt tot arbeidsongeschiktheid, vereenzaming en depressie. Het levert ook ingewikkelde situaties op in de communicatie met zorgprofessionals. Personen met een afasie (PMA) hebben door miscommunicatie een verhoogde kans op het ontvangen van ongepaste of inadequate zorg; dit leidt zelfs tot een verhoogde kans op overlijden. Zorgprofessionals geven aan dat zij onzeker zijn over de communicatie met de PMA, en dat zij zich onvoldoende vaardigheden hebben om vertrouwelijk en effectieve communicatie mogelijk te maken. Betrokkenheid van de patiënt staat centraal in huidige visies omtrent gezondheidszorg (Kaljouw & van Vliet, 2015) en Evidence-based Medicine, maar er wordt nauwelijks aandacht besteed aan hoe deze communicatie vormgegeven kan worden, zeker wanneer de patiënt een communicatiestoornis heeft. Internationaal onderzoek laat zien dat communicatie tussen zorgprofessional, PMA en naasten kan worden verbeterd, wanneer gesprekspartners van PMA getraind zijn. In Nederland wordt deze communicatietraining nog niet toegepast. De eerste pilotstudie lijkt veelbelovend, en heeft geleid tot dit projectvoorstel waarin de interventie ‘CommuniCare’ ontwikkeld, toegepast en geëvalueerd in een groot aantal CVA zorginstellingen. De doelstelling van het consortium is om communicatie tussen PMA, zorgprofessional en naasten te verbeteren. Na afronding van dit project, is de geprotocolleerde en op effectiviteit getoetste interventie CommuniCare klaar om landelijk uitgerold te worden, op basis van een implementatieplan met aanbevelingen voor adaptieve strategieën voor succesvolle implementatie in de CVA-zorg.
Verloskundigen willen graag ‘evidence-based’ werken bij het aanbieden van zorg op maat en gezamenlijke besluitvorming (shared decision making of SDM), en bij het multidisciplinaire overleg over regionale of lokale zorgafspraken. Daarbij ervaren zij belemmeringen. Ten eerste is er een tekort aan landelijke richtlijnen waarin de zorg aan gezonde zwangeren centraal staat. De meeste beschikbare richtlijnen zijn specifiek gericht op een populatie met een verhoogd risicoprofiel (Zorgstandaard Integrale Geboortezorg, 2016). Deze richtlijnen zijn gebaseerd op internationaal onderzoek, wat vaak onvoldoende generaliseerbaar is naar de populatie zwangere vrouwen die zorg krijgen in de Nederlandse eerstelijns verloskundigenpraktijk. Dit kan ongunstige gevolgen hebben, zoals overbehandeling. Ook zijn er zeer relevante onderwerpen binnen de huidige verloskundige zorg, waarvoor geen landelijke richtlijnen beschikbaar zijn. Met andere woorden: er is bij verloskundigen behoefte aan meer bruikbare kennis over het beloop van de gezonde zwangerschap en baring. Ten tweede heeft de huidige generatie verloskundigen behoefte aan ondersteuning bij het werken volgens Evidence Based Medicine (EBM). Het voorhanden zijn van richtlijnen en factsheets impliceert niet automatisch dat optimale zorg wordt verleend. Het is noodzakelijk bevindingen uit wetenschappelijk onderzoek te interpreteren en vertalen naar dagelijks handelen en te gebruiken in multidisciplinaire zorgafspraken. De verloskunde academies willen middels dit gezamenlijk project krachten bundelen en in samenwerking met de KNOV een duurzame kennisinfrastructuur ontwikkelen ter ondersteuning van verloskundigen bij het evidence-based handelen. Deze kennisinfrastructuur heeft twee speerpunten: 1) Beschikbare wetenschappelijke literatuur over verloskundige onderwerpen aanvullen met up-to-date kennis uit de verloskundige praktijk en het resultaat beschikbaar stellen. 2) Het ondersteunen van verloskundigen bij evidence-based handelen met Blended Practice Communities.