Hoofdstuk 17 in Handboek Werken in de Wijk. 17.1 Inleiding 17.2 Wat is de invloed van schulden op het dagelijks leven? 17.3 Welke mogelijkheden zijn er om financiële problemen aan te pakken? 17.4 Noodzakelijke kennis 17.5 Kansen en risico’s 17.6 Tot slot
LINK
Jaarlijks keren circa 30.000 justitiabelen terug naar de samenleving. De reclassering houdt op een deel van hen toezicht, met als doel recidivekansen verminderen en maatschappelijke re-integratie bevorderen. Reclasseringswerkers boeken in de praktijk met hun cliënten veelal vooruitgang op domeinen zoals wonen, werk en relaties. Deze wordt echter vaak tenietgedaan door complexe schuldsituaties waarin cliënten verkeren; hetzij direct doordat cliënten bijvoorbeeld stelen om te kunnen leven, hetzij indirect doordat financiële problematiek cliënten zo in beslag neemt dat er geen ‘ruimte’ is voor werken aan gedragsverandering. Kortom, financiële problematiek is een belangrijk probleem. Reclasseringswerkers missen echter handvaten om cliënten te begeleiden bij financiële problematiek, en bij gebrek aan eenduidige methodische aanpakken zoeken zij hun eigen weg.1 Ook vanuit de literatuur is financiële problematiek bekend als criminogene factor, maar is weinig bekend over de interactie tussen schulden en criminaliteit en de factoren die daarbij een rol spelen. Zowel de praktijk als de theorie vraagt dus om onderzoek dat meer inzicht biedt in de complexiteit van financiële problematiek onder reclasseringscliënten en dat werkers bovendien concrete handvaten kan bieden om cliënten beter te begeleiden bij financiële problematiek.
Om ouders meer te betrekken bij deze stadsdeelbrede pedagogische aanpak heeft Westerpark het lectoraat School en omgeving in de grote stad van de Hogeschool van Amsterdam gevraagd een onderzoek te verrichten naar de manier waarop ouders hun kind(eren) opvoeden, naar hun opvattingen over de opvoeding. en hoe zij in de opvoeding (willen) samenwerken met organisaties binnen het stadsdeel. De volgende onderzoeksvraag stond hierbij centraal: ‘Welke opvattingen, vragen en behoeften hebben ouders/verzorgers over de opvoeding van hun kinderen en over de bijdrage die lokale, bij de kinderen betrokken, instellingen hieraan, al dan niet in partnerschap, kunnen leveren?’ Het onderzoek werd uitgevoerd door zes studenten van de hbo-opleiding Pedagogiek van de HvA en bestond uit drie fasen. Na het houden van individuele interviews met vertegenwoordigers van maatschappelijke instellingen en de zeven basisscholen in het stadsdeel is een schriftelijke vragenlijst afgenomen onder groepen ouders in Westerpark met kinderen in de basisschoolleeftijd. Waar in deze rapportage wordt gesproken over ‘het stadsdeel’ gaat het over het ‘Stadsdeel Amsterdam Westerpark’. Ieder van de zes studenten heeft een vertegenwoordiger van een maatschappelijke instelling en van een basisschool geïnterviewd. De leidraad van deze interviews, evenals de vragen uit de enquête, zijn tot stand gekomen op basis van inbreng van de studenten vanuit ieders unieke onderzoeksonderwerp. Op deze manier hebben de zes studenten aan elke fase van het onderzoek een bijdrage geleverd en is hiermee door de groep als geheel data verzameld voor de individuele deelonderzoeken