De schuldenproblematiek in Nederland is nog steeds groeiende. De impact op de schuldenaar, maar ook op de samenleving, is groot. Financiële problemen zijn voor een groot deel een gedragsvraagstuk. In deze dissertatie staat het gedrag van de groep consumenten met een financiële achterstand centraal. Uit de analyses blijkt dat het niet één specifieke gedraging is die leidt tot financiële problemen, maar een combinatie van verschillende gedragingen die het risico op financiële problemen vergroten. Zo spelen niet bijhouden van de administratie, post en niet vooruit plannen een rol. Analyses naar de oorzaken van deze gedragingen laten bovendien zien dat er verschillende factoren en processen zijn die samenhang vertonen met het financiële gedrag. Onder meer de rol van self-efficacy, self-control en sociale steun, is onderzocht en blijken een samenhang te hebben. Financiële problemen kennen een eigen dynamiek. Eenmaal geconfronteerd met financiële problemen, verandert het gedrag van de consument. Deze verandering wordt deels veroorzaakt, doordat hij zich moet aanpassen en bijvoorbeeld meer gaat bezuinigen. Maar de verandering van gedrag is ook het gevolg van processen zoals schaarste en een veranderende houding ten opzichte van schulden.
DOCUMENT
Mensen in een lage sociaaleconomische positie geven de voorkeur aan ondernemend sport- en beweegaanbod ten opzichte van verenigingsaanbod. Uit interviews met sleutelfiguren en in straatinterviews met wijkbewoners blijkt dat er verschillende redenen zijn om voor dit ondernemende aanbod te kiezen, zoals flexibiliteit in tijd en intensiteit, beweegschaamte, gemak en toegankelijkheid. Het onderzoek biedt ook inzichten over het verschil tussen commerciële en sociale ondernemende aanbieders, de invloed van taal en aandacht voor mensen in de meest kwetsbare positie. Het onderzoek biedt inzichten voor beleidsmakers en sportaanbieders om hun aanbod toegankelijk te maken voor mensen in een lage sep. Het verkennende kwalitatieve onderzoek is uitgevoerd in opdracht van het Kenniscentrum Sport en Bewegen en is uitgevoerd in de aandachtswijken Poelenburg in Zaanstad en in Haarlem-oost.
MULTIFILE
Uit verschillende onderzoeken blijkt dat jongeren regelmatig schulden of betalingsachterstanden hebben. In hoeverre heeft financiële opvoeding invloed op hun financiële gedrag? Voor de gemeente Rotterdam is het aanpakken van schulden en het voorkomen van betalingsproblemen bij jongeren een belangrijk speerpunt. Daarom vroeg de gemeente de onderzoekers van Dynamiek van de Stad om hier onderzoek naar te doen, onder én door studenten. De bevindingen uit het onderzoek bieden goede aanknopingspunten voor beleid, de gemeente neemt de aanbevelingen dan ook graag over.
MULTIFILE
In 30 jaar tijd is het aantal huishoudens met problematische schulden met een factor drie toegenomen. Het gaat nu om meer dan 720.000 huishoudens, bijna 9 procent van de bevolking. Voor hulpverleners is het steeds moeilijker geworden om mensen uit de schulden te helpen, ondanks alle inspanningen. Schulden hebben tal van oorzaken die veelal buiten de invloedssfeer liggen van de individuele professional. De onderzoekers zien dat de wet- en regelgeving burgers onvoldoende beschermt tegen het opbouwen van schulden. Het belang van de schuldeiser staat voorop en niet dat van de consument. Daarbij treedt de overheid vaak op als de grootste schuldeiser. Daarnaast zien de onderzoekers nog drie andere oorzaken voor de toename van schulden over de afgelopen dertig jaar.Een groep burgers is in de knel gekomen door maatschappelijke verschuivingen, zoals de digitalisering, de opkomst van de participatiemaatschappij met de verwachting dat mensen zelfredzaam zijn en de toename van eenpersoonshuishoudens. Ook hierdoor heeft de schuldenproblematiek zich verspreid en verdiept.Daarnaast hebben de economische ontwikkelingen gezorgd voor meer schulden. De financiële crises van 2008 en 2022, een steeds flexibelere arbeidsmarkt en het achterblijven van het bestaansminimum hebben burgers met lage inkomens onder druk gezet. En ten slotte is de schuldhulpverlening zelf onvoldoende in staat gebleken om de herhaaldelijke aanbevelingen voor een integraal beleid en voor verbeteringen in (vroeg)signalering, preventie en nazorg in te voeren en structureel onderdeel te maken van de dienstverlening. SysteemingrepenDit alles maakt duidelijk dat schuldenproblematiek grotendeels een systemisch probleem is, dat vraagt om systeemingrepen die het ontstaan en oplopen van schulden terugdringen. Hier horen bij:•Een hoger en betrouwbaarder inkomen voor mensen met een krappe beurs•Sterkere bescherming tegen het maken van schulden•Een rechtvaardiger systeem van incasso•De aanbevelingen aan de schuldhulpverlening die sinds 1994 worden gedaan echt ten uitvoer te brengen
MULTIFILE
Een samengesteld magazine over de moeilijke positie van hulpvragers en hulpverleners in de energiecrisis.
LINK
Is de controller een boekhouder of een businesspartner? Waaruit het vak van een controller bestaat, is allerminst duidelijk. Zelfs controllers kunnen vaak niet onder woorden brengen wat hun functie precies inhoudt. De auteurs van dit artikel pleiten ervoor dat de controller zich weer geheel ten dienste stelt aan de doelstellingen die ‘zijn’ organisatie nastreeft. Het zal de effectiviteit van de functie ten goede komen.
DOCUMENT
Een onderzoek naar de invloed van de financiële opvoeding op het financiële gedrag van studenten van Hogeschool Inholland. Dit onderzoeksrapport is een uitgave van het lectoraat Dynamiek van de Stad van Hogeschool Inholland in opdracht van de gemeente Rotterdam.
MULTIFILE
Om de opwarming van de aarde onder de 1,5 graden te houden en ernstige gevolgen van klimaatverandering zoveel mogelijk te voorkomen, moeten we naar nul uitstoot in 2050 (Net Zero). Welvarenden kunnen hierin een sleutelrol vervullen. Mensen met een hoge sociaaleconomische positie (SEP) consumeren namelijk relatief veel en hebben een grote ecologische voetafdruk. Daarnaast heeft de hoge SEP groep grote invloed op de voetafdruk van anderen via hun sociale netwerk en financiële middelen, ook wel de ‘handafdruk’ genoemd. Aansturen op minder consumptie en veranderen van de sociale norm ten aanzien van duurzame keuzes, met name bij én door mensen met een hoge SEP, is tot dusverre nog relatief onderbelicht in onderzoek, beleid en uitvoering. In dit rapport delen we de resultaten van de 55 vragen die we deelnemers hebben gesteld verdeeld over vijf thema's: 1. Zorgen over klimaatverandering; 2. Percepties van rol(len); 3. Huidig gedrag, descriptieve norm, samenlevingsnorm; 4. Veranderbereidheid - vrijwillig en via regulerend beleid; 5. Kennis van klimaatimpact van gedrag.
DOCUMENT
In het kunsten- en erfgoeddecreet werd een aparte categorie ‘Instellingen van de Vlaamse Gemeenschap’ opgenomen. Zij zouden een symboolfunctie en een sensibiliserende rol voor de artistieke gemeenschap en de gehele Vlaamse bevolking moeten vervullen. Bovendien moeten ze internationale topkwaliteit aanbieden. Door een gebrekkige collectieve opdrachtomschrijving weten deze Gemeenschapsinstellingen echter niet welke service van hen wordt verwacht en dit zowel naar de artistieke gemeenschap als de bredere samenleving toe. De vage taakomschrijving stelt de instellingen met dit uitzonderlijke statuut bovendien voor een distinctieprobleem. Waarin onderscheiden ze zich van andere kunstorganisaties in Vlaanderen die op een reguliere basis tijdelijk worden gesubsidieerd? Ten slotte signaleren de Gemeenschapsinstellingen een internationaal verifieerbare discrepantie tussen een symbolische en een economische, subsidiale erkenning. Door dit alles blijft hun positie vaag tot zelfs ambivalent. Met deze vaststellingen in het achterhoofd werd een essayopdracht geformuleerd. De centrale vragen die daarin gesteld werden luiden: wat is de opdracht, taak en positie van nationale kunstinstellingen? Hoe kunnen ze ideaaltypisch functioneren en hoe doen ze dat in het buitenland? Via een interpretatieve cultuursociologische weg, geschraagd met de inzichten van de kritische theorie werd een antwoord op het voorgelegde vraagstuk gezocht. Het opstel betreft dus geen benchmarking of kunstkritisch betoog. Wel werd via diepte-interviews met beleidsverantwoordelijken en vooral stafmedewerkers van voorbeeldorganisaties in Duitsland, Engeland, Finland, Nederland en Portugal naar mogelijke pistes gekeken.
DOCUMENT
In de periode januari – juli 2020 heeft een onafhankelijke externe commissie, in opdracht van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO), het Nationaal Regieorgaan Praktijkgericht Onderzoek SIA (Regieorgaan SIA) geëvalueerd. De evaluatie richt zich op de vraag in hoeverre Regieorgaan SIA de doelstellingen zoals verwoord in het Convenant bereikt, dan wel in hoeverre het aannemelijk is dat Regieorgaan SIA de doelstellingen binnen de convenantsperiode1 zal bereiken. Een laatste evaluatie staatgepland eind 2022. Ter beantwoording van deze vraag heeft de commissie kennisgenomen van de zelfevaluatie en een reeks van rapporten, gesproken met stakeholders en met bestuur en medewerkers van het regieorgaan.De commissie heeft veel waardering ontmoet voor het werk van Regieorgaan SIA en oordeelt zelf ook positief. Tegelijkertijd stelt de commissie vast dat er nog veel te doen is voordat het praktijkgericht onderzoek in Nederland een volwaardige positie heeft in de kennisketen. De evaluatiecommissie acht het noodzakelijk dat Regieorgaan SIA vanuit een einddoel duidelijkemijlpalen formuleert en deze vervolgens operationaliseert. Pas dan kan bepaald worden hoe en met welk instrumentarium scherp gestuurd kan worden op het behalen van deze mijlpalen. Op basis van de evaluatievragen komt de commissie met de volgende aanbevelingen:• De aanbeveling uit 2017 omtrent inhoudelijke sturing blijft geldig en verdient continue strategische aandacht en een kritische zelfblik van organisatie en management. Een scherpere operationalisering van het einddoel is vereist om krachtig te kunnen sturen op de realisatie ervan.• Bevorder het leereffect bij aanvragers. Verbind de criteria waarop wordt beoordeeld helder aan de doelstellingen van het regieorgaan.• Maak een helder onderscheid tussen het verbeteren van de efficiëntie van de eigen organisatie (interne verbetertrajecten) versus het in beeld brengen van de impact van de activiteiten van Regieorgaan SIA op het verbeteren van de positie van het praktijkgericht onderzoek (externe verbetertrajecten).• Formuleer heldere mijlpalen die de stappen markeren naar het beoogde einddoel: het structureel inbedden van het praktijkgericht onderzoek in de publieke kennisinfrastructuur en het creëren van een volwaardige tweede geldstroom voor praktijkgericht onderzoek. Zorg daarnaast dat zowel resultaat als impact van projecten tastbaar en zichtbaar worden.Het einddoel ligt niet binnen de convenantsperiode, de mijlpalen liggen zowel hierbinnen als hierna.• Definieer de beoogde impact en kies voor een instrumentarium dat sterk stuurt op de structurele inbedding en een volwaardige positie van het praktijkgericht onderzoek binnen hogescholen en de kennisketen.• Richt het bestuur in op basis van de gewenste achtergrond en capaciteiten vanbestuursleden, met een persoonlijk profiel en competenties passend bij de overkoepelende visie (ook voorbij de huidige convenantsperiode) van Regieorgaan SIA. Neem een afgevaardigde van het NWO-bestuur op in de bestuurlijke organisatie van Regieorgaan SIA om bestuurlijke wrijving weg te nemen. Kies een voorzitter die fungeert als boegbeeldvoor het praktijkgericht onderzoek.• Houd het projectmatig werken vast en vertaal dit door naar externe processen.• Formuleer een meerjarenstrategie met een einddoel en duidelijke mijlpalen. Stuur en monitor van daaruit op meetbare resultaten op projectniveau.Daarnaast heeft de commissie een viertal aanbevelingen op grond van de bevindingen tijdens de evaluatie:• De naam Regieorgaan SIA verwijst naar de regierol die aan deze organisatie is toegekend. Wees helder over hoe deze rol wordt ingevuld en op welk vlak, en waar niet.• Stem in het kader van het leereffect waar mogelijk de procedures af op de Europese procedures.• Overweeg de rol van het mbo in de kennisketen bij het vormgeven van het vervolg na de convenantsperiode.• Gebruik succesverhalen om de toegevoegde waarde van praktijkgericht onderzoek te laten zien en positief af te laten stralen op zowel het hbo als Regieorgaan SIA.
MULTIFILE