Binnen de nieuwe opleiding Social Work van de Hogeschool Utrecht is gehoor gegeven aan de toenemende wens van studenten om meer te doen met eigen ervaringen met psychische kwetsbaarheid. Deze wens is onder meer vertaald in een peersupportgroep voor studenten, die in de periode maart t/m juni in 2018 en 2019 liep. Veel studenten beschikken over een behoorlijk potentieel aan ervaringskennis wat door middel van peer support in een veilige setting kan worden verkend. Deelnemers worden zich bewust van dit potentieel door hierop met elkaar reflecteren en (verder) te ontwikkelen. Een peer support groep werkt taboedoorbrekend en biedt ondersteuning aan studenten met een psychische kwetsbaarheid. Peer support ondersteunt ook aankomend professionals gebruik te maken van eigen kwetsbaarheid. Voor veel (aankomend) hulpverleners was het tot voor kort ongebruikelijk om dit te doen. Intussen worden de verhoudingen tussen cliënt en hulpverlener anders gedefinieerd en richt de (herstelgerichte) zorg zich steeds nadrukkelijker op destigmatisering, de inzet van ervaringsdeskundigheid, gelijkwaardigheid en openheid in de begeleidingsrelatie. Peer support-programma’s worden steeds vaker geïmplementeerd in (zorg)organisaties om mensen te helpen omgaan met problemen, maar spelen ook in de beroepsontwikkeling van aankomend sociaal werkers een belangrijke rol. Deze rapportage is een samenvoeging van een eerdere interne rapportage van de peer supportgroep uit 2018 (Leunen; Lamers & Van Slagmaat, 2018) en een evaluatie van de peer supportgroep in 2019.
DOCUMENT
De Peer Support Group Kwalitatief Onderzoek van de HU is een groeiende, zelfsturende, HU-brede groep die is ontstaan uit de behoefte van onderzoekers en docenten om als ‘peers’ onderling kennis en ervaring te delen met betrekking tot kwalitatief onderzoek. De logistiek en organisatie van deze groep heeft een zeer fluïde karakter. Zij vormt zich naar de inhoudelijke en organisatorische behoeften van de groep. Deze behoeften zijn continu in beweging door onder andere veranderingen binnen de organisatie van de HU en de verschillende werkvelden en onderzoeksdomeinen waaruit de deelnemers afkomstig zijn. Maar ook door de ontwikkelingen die plaatsvinden op het terrein van kwalitatief onderzoek, binnen de eigen Peer Support Group (PSG) zelf en van de individuen die deel uitmaken van de PSG. In deze bijdrage zal ik nader uiteenzetten hoe complexiteit een rol speelt in het ontstaan en functioneren van de PSG.
DOCUMENT
In de vorige masterclass legde Jean Pierre Wilken een stevig fundament voor de support benadering, hij bouwde al bijna een klaar en af huis. Voor de metafoor van ontwikkelingskracht zijn we nog niet zover. Ik heb wel geprobeerd elementen en dilemma's bij elkaar te leggen. Startpunt is de wet op de maatschappelijke ontwikkeling waarbij gemeentes de opdracht krijgen om zorg te dragen voor die ontwikkeling. We zullen de komende tijd hard moeten werken dat idee van maatschappelijke ontwikkeling kracht te geven en daarbij intensief gebruik maken van onze creatief agogische wortels. In de tweede stelling ging ik op zoek naar de legitimering van onze professie. Als ontwikkelingskracht de kern is zijn bureaucratisering en zuivere marktwerking (vraagsturing) niet zulke geschikte strategieën. Ontwikkelingskracht gedijt op het sociale terrein beter in het voice model. Voor ontwikkelingskracht is het heel belangrijk dat er bruggen tussen de verschillende talen geslagen worden. Sociale professionals moeten meesters zijn in logica's van verschillende professies en logica's van wetenschap, beleid, management en uitvoering met elkaar te verbinden. We moeten zeer waakzaam zijn voor academisering. We zijn op zoek naar een wetenschappelijk en beleidsmatig gefundeerde verdere professionalisering. Bij de stelling over perspectieven kan veel kracht gevonden worden in het zoeken naar de meest vruchtbare combinaties van presentie, vakmethodiek en instrumenten. Daar kunnen we als opleiding nog een slag maken. De setting naar doelgroep, naar werksoort, naar frontlinie of backoffice, naar generalist of specialist moet in de opleiding niet doorslaggevend zijn. Onze professionals zijn in staat zich snel naar een setting te zetten. Het is wel noodzakelijk dat ze doorzien en doorvoelen hoe verschillend settings kunnen zijn en hoe belangrijk het is om te investeren in het leren kennen van een setting. Gedurende de opleiding en trouwens ook gedurende de professionele loopbaan zullen social workers voortdurend pendelen tussen het versterken van de corebusiness en het opzoeken van de randen. De meeste dynamiek en ontwikkelingskracht zit over het algemeen aan de randen, niet in de kern. En we zullen support en ontwikkelingskracht moeten gaan vertalen in competenties en in nieuwe manieren om die competenties je eigen te maken.
DOCUMENT
Demografische ontwikkeling stellen de zorg voor grote uitdagingen. Het personeelstekort neemt toe en de zorgvraag zal sterk blijven stijgen. Er is groeiende noodzaak voor automatisering die de zorgprofessional ondersteunt, zoals robots voor logistieke taken in ziekenhuizen (vervoer van bedden/medicijnen/lab-samples,…). Die robots moeten vlot en veilig tussen professionals, zieken en bezoekers door kunnen navigeren. Ze moeten begrijpbaar, geaccepteerd en veilig gedrag vertonen terwijl tegelijkertijd de performance (lees: bezorgtijd) daar niet onder mag lijden. Autonome voertuigen en mobiele robots kunnen al goed functioneren in gestructureerde omgevingen zoals autosnelwegen en afgesloten magazijnen. Het wordt uitdagender bij interactie met mensen die onverwacht gedrag kunnen vertonen. Autonome voertuigen hebben bijvoorbeeld moeite met stadscentra waar voetgangers en fietsers grootschalig verkeerregels overtreden. De automotive sector heeft de SOTIF (Safety-Of-The-Intended-Functionality) standaard geadopteerd. SOTIF onderscheidt ‘safe/unsafe’ en ‘known/unknown’ gebruiksscenario’s en promoot een proces van geautomatiseerd virtueel testen, waarbij een groeiende scenariodatabase zich richt op minimalisatie van unknown en/of unsafe scenario’s. Deze benadering stimuleert continue verbetering van performance en veiligheid en zou ook de interactie van mobiele zorgrobots met mensen sterk kunnen verbeteren. De software tools hiervoor zijn echter duur en momenteel sterk automotive georiënteerd. HAN gebruikt in diverse onderzoeksprojecten de open-source CARLA verkeersimulator. CARLA kan voetgangers simuleren, inclusief de nodige voertuig/robotsensoren voor perceptie van deze voetgangers. Daarbij heeft CARLA support voor OpenSCENARIO, een standaard om gebruiksscenario’s te beschrijven, en een interface met ROS (Robot Operating System), dat door Ambee en HAN wordt gebruikt voor ontwikkeling van robotbesturing. Cybertest onderzoekt bruikbaarheid van CARLA voor indoor zorgtoepassingen, middels creatie van een proof-of-concept van een scenariogebaseerde virtuele verificatie&validatie omgeving, gebruikmakend van CARLA en OpenSCENARIO. Het open-source karakter van CARLA biedt flexibiliteit voor aanpassing richting indoor omgevingen, biedt betaalbaarheid voor het MKB en laat zich flexibel inzetten in het onderwijs.
De vraag naar intelligentie in voertuigsystemen stijgt, mogelijk gemaakt door de toenemende rekenkracht van low-cost, robuuste controllers. Hiermee verschuift ook het gebruikte operating systeem voor de software in deze controllers steeds vaker naar Linux. Dit uit zich onder andere in de opkomst van initiatieven als Automotive Grade Linux (https://www.automotivelinux.org/), maar ook kleinere partijen maken in toenemende mate gebruik van moderne, krachtige microcontrollers met Linux als operating system. Het verhoogt de herbruikbaarheid van de in-house software en tegelijk kan er gebruik gemaakt worden van een snelgroeiende Linux georiënteerde (open-source) code base en support van een wereldwijde community van Linux gebruikers en ontwikkelaars. HAN heeft in diverse RAAK-mkb projecten (Fast&Curious, SMARTcode en COMBINE) tools ontwikkeld voor het modelgebaseerd ontwikkelen van software voor automotive regelsystemen, zie ook www.openMBD.com. Deze tools zijn reeds jaren in gebruik in onderwijs, onderzoek en bij een aantal marktpartijen en maken nog gebruik van een compact, ‘real-time’ operating systeem. Met MODAL willen we in een klein, slagvaardig consortium voorsorteren op het brede gebruik van Linux door support voor Linux toe te voegen en tegelijkertijd ook features in te bouwen voor remote connectie en data-georiënteerde toepassingen, die van toenemend belang zijn in de markt. De resulterende upgrade zal net als bestaande versies weer als open source oplossing worden gepubliceerd, waarmee we onderwijs, onderzoek en beroepspraktijk versterken. De ontwikkeling de huidige tools creëerde veel spin-off in praktijkgericht onderzoek en een verschuiving naar modelgebaseerde ontwikkeling bij marktpartijen in een diversiteit aan automotive en industriële toepassingen. Linux-gebruik creëert meer standaardisatie resulterend in een brede inzetbaarheid van de tools. De MODAL resultaten worden daarom gezien als startpunt voor veel vervolgonderzoek, enerzijds in toepassingen en anderzijds in verdere ontwikkeling van features in de tools. De resultaten zullen dan ook expliciet worden gedissemineerd in onderwijs, onderzoek en beroepspraktijk.